Bron: Vrij Nederland
19 december 2013
Door Harry Lensink / Sophie Derkzen
Ivo Opstelten ziet niets in de regulering van wietteelt, liet hij vandaag de Tweede Kamer weten. Dat is kortzichtig. Volgens diverse drugsexperts is reguleren geen probleem. Zelfs in de VS is een doorbraak gaande.
In zijn afwijzing van gereguleerde wietteelt steunt minister Opstelten op internationale verdragen. Slap excuus, menen drugsexperts.
Protesteert François Hollande? Foetert Merkel? Of kan premier Rutte rekenen op een verontrust telefoontje van de Amerikaanse president? Kortom, wie tikt Nederland op de vingers als we, naast de verkoop in coffeeshops, nu eindelijk ook de teelt en aanvoer van wiet zouden reguleren? ‘Vermoedelijk blijft het stil,’ zegt Franz Trautmann, internationaal drugsexpert van het Trimbos-instituut. ‘De grootste voorvechter van internationale verdragen tegen drugs was altijd de VS. En in dat land is de situatie drastisch gewijzigd.’
Trautmann wijst op de staten Colorado en Washington. Die hebben teelt, toelevering en verkoop van wiet gelegaliseerd en zijn druk bezig regels op te stellen voor de hele cannabisketen. Tot op heden zetten de Amerikanen de toon in de internationale War on Drugs. Maar in de VS is een doorbraak gaande, zegt ook de Tilburgse criminoloog Jan van Dijk. De internationaal geprezen professor is net terug uit Amerika. ‘De staat Maine gaat ook reguleren. En er staan nog meer staten op het punt om dat te doen. In totaal acht.’
De tijd is rijp om de aanvoer en teelt van wiet ook in Nederland te reguleren, meent Van Dijk. ‘Natuurlijk blijven er beperkingen nodig: geen verkoop aan minderjarigen of in de buurt van scholen. Maar als we dit op bedachtzame wijze regelen, kunnen we een prachtig model opzetten.’
De criminoloog pleit voor een proef in drie grote gemeenten. ‘Dan laten we die vervolgens evalueren door een groepje hoogleraren, zoals we dat ook met ons voordeurbeleid hebben gedaan. Zo’n wetenschappelijke framing, daar is men internationaal gevoelig voor. Dan protesteert vermoedelijk niemand.’
Uruguay is overstag
De roep om regulering van de cannabisketen klinkt steeds luider. Zesentwintig van de achtendertig grootste Nederlandse gemeenten willen dat de wietteelt gereguleerd wordt, bleek onlangs uit een rondgang van de NOS. Terwijl verkoop aan de voordeur al jaren wordt gedoogd, zijn kweek en toelevering van wiet (de zogenaamde ‘achterdeur’) nog steeds verboden. Lokale bestuurders zijn ontevreden met dat tweeslachtige beleid: het werkt volgens hen de georganiseerde misdaad, de toeleverancier van die achterdeur, alleen maar in de hand. Verschillende gemeenten lanceerden inmiddels plannen voor een andere aanpak. Zo wil het collegebestuur van Utrecht een social cannabis club beginnen, waar naar onder meer Spaans en Belgisch voorbeeld de leden zelf hun wiet kweken. Acht Limburgse gemeenten willen dat een gecertificeerd bedrijf wiet gaat leveren aan hun coffeeshops.
Minister van Justitie Ivo Opstelten houdt intussen zijn poot stijf. Regulering of legalisering is in strijd met internationale verdragen, laat hij keer op keer weten. ‘Er is geen ruimte voor gemeentelijke initiatieven die daarvan afwijken.’ Volgens voorstanders van regulering zou de VVD-bewindsman de internationale afspraken gebruiken om zijn politieke standpunten te stutten. ‘Het is gek dat Opstelten zo vasthoudt aan die strikte lijn,’ zegt Jan Brouwer, hoogleraar Algemene Rechtswetenschap in Groningen. ‘Internationaal zie je bewegingen richting een veel minder strenge wetgeving.’
De voorstanders komen allen met dezelfde voorbeelden. De Amerikanen die veel verder zijn; Europese landen als België en Spanje waar de social cannabis clubs door rechters worden toegestaan; het Zuid-Amerikaanse Uruguay dat helemaal overstag is en de teelt, handel en gebruik van wiet heeft gelegaliseerd. Ze willen maar zeggen: het eens zo tolerante en vooruitstrevende Nederland wordt aan alle kanten ingehaald.
‘In het buitenland, zelfs in de VS, gaan ze nu verder dan wij met ons coffeeshopbeleid’
Toch heeft Opstelten een punt. De belangrijkste internationale afspraak, het Enkelvoudige Verdrag inzake verdovende middelen uit 1961, laat weinig aan interpretatie over: de consumptie van wiet is gevaarlijk en moet worden bestreden. Alleen voor medische doeleinden is een uitzondering gemaakt. ‘De verdragen verplichten ons inderdaad tot het expliciet strafbaar stellen van teelt, bezit en verkoop,’ weet ook hoogleraar Brouwer. ‘Maar de internationale afspraken laten ruimte voor eigen beleid: het OM heeft de keus om wel of niet te vervolgen.’ Criminoloog Van Dijk: ‘Zo werkt ook ons voordeurbeleid. De verkoop is niet gelegaliseerd, maar wordt gedoogd. Dat zou je ook met de achterdeur kunnen doen.’
De rechter is er klaar mee
In het tumult rond de strafbaarstelling van de teelt en toevoer lijken nu ook de rechters een statement te maken. In Den Bosch oordeelde de rechtbank onlangs over twee bevoorraders van een coffeeshop. Ze hadden in een bedrijfspand veel meer dan de gedoogde handelsvoorraad aan drugs liggen. Het OM eiste forse sancties: een gevangenisstraf van een jaar en een boete van 50.000 euro. De rechters oordeelden dat de verdachten zich inderdaad schuldig hadden gemaakt aan overtreding van de Opiumwet, maar legden geen straf op. Eind 2012 sprak de rechtbank in Den Haag een soortgelijk vonnis uit.
De uitspraken creëren jurisprudentie, maar scheppen het tegenovergestelde van rechtszekerheid. De wet is duidelijk: het mag niet. De rechter kan er slechts voor kiezen om niet te straffen. En het is uiteindelijk niet aan de rechter, maar aan de wetgever om een fundamentele keuze te maken. Toch lijken de vonnissen een signaal dat ook de rechterlijke macht klaar is met de dure, tijdrovende gevolgen van de door willekeur gestuurde Nederlandse softdrugsbestrijding. Trautmann: ‘De rechterlijke macht is zich bewust van het probleem, maar moet natuurlijk handelen op basis van de wetgeving.’
Inmiddels roert de politiek zich. Vorige week kwam D66-Kamerlid Magda Berndsen met een initiatiefwetsvoorstel om gereguleerde wietteelt mogelijk te maken.
Al eerder vlakbij
Het mag revolutionair klinken – en legalisering of zelfs slechts gedogen van de achterdeur zou dat ook zeker zijn – maar Nederland is er eerder al vlakbij geweest. Althans, binnen het ministerie van Justitie bestonden midden jaren negentig plannen om de wietteelt onder overheidstoezicht te brengen. D66-bewindslieden als Winnie Sorgdrager (Justitie), Els Borst (Volksgezondheid, Welzijn, Sport) en Jacob Kohnstamm (Binnenlandse Zaken) waren ook toen al voorstander van regulering. Criminoloog Jan van Dijk was directeur strategie op het ministerie van Justitie. ‘Ik tastte de mogelijkheden af. Er lag een plan van VWS om de wietteelt helemaal te legaliseren, maar dat was te radicaal. Een vorm van gedoogbeleid, misschien niet eens officieel, leek haalbaar. Het College van procureurs-generaal ging ginnegappend akkoord.’
De plannen waren in een vergevorderd stadium, vertellen betrokkenen. Regeringsadviseurs hadden zelfs contact met potentiële ‘staatstelers’. ‘Ik zat in een denktank met advocaten, accountants en drugsbaronnen,’ zegt Carl Steinmetz, een van de toenmalige onderzoekers. ‘De politie deed in die tijd veel invallen in coffeeshops. Toen de wiet daar vaak niet schoon bleek, werd de denktank in het leven geroepen.’ Steinmetz schetst hoe hij ‘in een geblindeerde auto’ op het Leidseplein werd afgehaald voor afspraken met drugscriminelen. ‘We hadden bedacht dat Amsterdam zou beginnen met een gereguleerde achterdeur. Aan de IJ-oevers zouden we een groot gebouw gebruiken voor de teelt van wiet met een laag THC-gehalte. Om de softdrugsscene in kaart te brengen, voerde ik gesprekken met de grote baronnen.’
Arthur Docters van Leeuwen, indertijd ‘super-PG’, herinnert zich de discussie. ‘Er werden binnen het college veel grappen over gemaakt. Dat we als Openbaar Ministerie een plantage zouden beginnen, als bijverdienste. We zijn gepolst door het ministerie en stonden welwillend tegenover de plannen. Door de illegale handel bij de achterdeur kwam veel geld terecht in het criminele circuit. We wisten ook dat we niet onder de internationale verdragen uit konden. Maar regulering over de hele linie, van kweken tot verkoop, leek een optie. Het OM zou dan pas vervolgen als men zich niet aan de regels hield. Zoals we nu ook doen met de coffeeshops.’
Indertijd bleken de plannen te vergaand. Toen de ideeën uitlekten, protesteerde het buitenland. ‘In mijn herinnering is er een tête-à-tête geweest tussen de Franse president Jacques Chirac en premier Wim Kok,’ zegt Jan van Dijk. ‘Daar hebben de Fransen laten weten dat ze het niet zouden accepteren.’ Nederland dreigde te worden weggezet als narcostaat, dus koos Den Haag eieren voor haar geld. Volgens Van Dijk veegden Kok, D66-minister van Buitenlandse Zaken Hans van Mierlo en topambtenaar Joris Demmink, de toenmalige invloedrijke directeur-generaal op Justitie, de plannen van tafel.
Te laat
Nu is die internationale context heel anders, benadrukt hoogleraar Brouwer nog maar eens. ‘In het buitenland, zelfs in de VS, gaan ze nu verder dan wij met ons coffeeshopbeleid.’ Hij wijst ook op de vonnissen van de rechtbanken in Breda en Den Haag en heeft hoge verwachtingen van de rechtspraak, mochten straks de initiatiefnemers van de Utrechtse social cannabis club worden aangepakt. ‘Ik denk dat rechters net als in Spanje en België zullen zeggen: ook die social clubs gaan we niet veroordelen.’
Brouwer zou het liefst zien dat de gemeenten de wietteelt uitbesteden aan een commercieel bedrijf en daarbij zelf de kwaliteit controleren. ‘Dat neemt de georganiseerde misdaad de wind uit de zeilen. ’
Of regulering de georganiseerde misdaad inderdaad een hak zet, is intussen nog de vraag. Criminoloog Jan van Dijk denkt dat het daarvoor te laat is. ‘Twintig jaar gedoogbeleid heeft de georganiseerde misdaad geweldig doen groeien. Als je nu reguleert, ontneem je de professionals slechts tien tot vijftien procent van hun markt. Veel van de drugs zijn bedoeld voor de export.’
Ook Trimbos-onderzoeker Franz Trautmann onderkent de beperkte invloed op de onderwereld. ‘Natuurlijk kun je de georganiseerde misdaad niet laten verdwijnen. Maar dat is geen argument om het niet te doen. Ook als je maar tien tot vijftien procent van de georganiseerde misdaad laat verdwijnen, is dat mooi. Daar zou elke criminaliteitsbestrijder bij in z’n handen wrijven.’
Het lijkt duidelijk, de voorstanders van legalisering ruiken de overwinning. ‘Ik denk dat Opstelten uiteindelijk om zal gaan,’ zegt Jan Brouwer. ‘Er is nu zoveel druk vanuit de gemeenten en de burgemeesters. Dit gaat Opstelten verliezen. Ik voorzie dat hij moet meebuigen als wuivend koren.’