RATTENVAL
bron: http://www.walrusmagazine.com, 15 november 2007
Waarom het Canadese drugbeleid verslaving niet controleert.
“Studie suggereert dat Canada’s anti-drug strategie faalt” stond er als titel boven een kort cbc verhaal dat op enkele nieuwsredacties circuleerde vooraleer al snel weer te verdwijnen eerder dit jaar. Het British Columbia Centre for Excellence in hiv/aids heeft net een publicatie uitgegeven waarin onthuld wordt dat bijna ¾ van de $368 miljoen dollar toegewezen aan Canada’s drugstrategie in 2004-2005 uitgegeven werd aan politionele initiatieven die de drugaanvoer aanpakken. De auteurs wezen erop dat ondanks deze oorlog tegen drugs, het gebruikersaantal groter is dan ooit: in 2002 verklaarde 45% van de Canadezen dat ze ooit in hun leven illegale drugs hadden gebruikt, terwijl dit in 1994 nog 28,5% was.
De studie stelde voor omgeldmiddelen rechtstreeks te besteden aan kost-effectieve preventie, behandeling en schadebeperkingsprogramma’s, de drie andere zuilen van het Canadese drugbeleid waarvan bewezen is dat ze werken. Maar voor Bruce Alexander, een psycholoog die onlangs op pensioen ging na 35 jaar lesgeven aan de Simon Fraser Universiteit van Brits Columbia, is het beleiddebat alleen maar een afleiding. “Er is geen enkel drugbeleid dat veel effect zal hebben op verslaving,” vertelt hij in zijn huis in Vancouver. “Dat lijkt me één van onze stokpaardjes: ‘Als we dat drugbeleid toch maar goed zouden krijgen, dan was ons verslavingsprobleem opgelost’. Ik denk niet dat dat iets zou veranderen. De enige manier om het probleem echt aan te pakken is het ontwikkelen en onderhouden van een levensvatbare cultuur.”
Deze boodschap brengt Alexander al sinds eind jaren 70, toen hij een aantal elegante experimenten deed die hij ‘Rat Park’ noemde en die hem deden concluderen dat drugs – zelfs harddrugs zoals heroïne en cocaïne – niet verantwoordelijk zijn voor verslaving. Verslaving wordt veroorzaakt door het milieu waarin de gebruiker leeft. Dit was een verbijsterend resultaat, ééntje dat wel eens een schokgolf door het drugbeleid zou kunnen sturen. Maar, net als het rapport over Canada’s mislukte drugstrategie, werd ook Alexander’s werk hoofdzakelijk genegeerd.
Toen Richard Nixon de oorlog tegen drugs begon begin jaren 70, werd algemeen aangenomen, zoals vandaag nog, dat drugs de oorzaak zijn van verslaving zo zeker als donder veroorzaakt wordt door de bliksem. Op dat ogenblik gaf Bruce Alexander therapie aan verslaafden in Vancouver’s beruchte Downtown Eastside en hij was daar niet zo zeker van. “Junks zeggen wel eens dat ze wel door de ontwenning heen geraken en dat ze wel kunnen stoppen, maar dat ze niet willen. Eigenlijk mogen we dat niet geloven: wij worden verondersteld te zeggen dat ze dan ontkennen dat de drug hen in hun greep heeft, maar eigenlijk is dat niet zo. Ik geloofde hen op hun woord.”
Zijn vermoedens waren echter weinig waard in de studiepraktijk, waar studenten gewapend werden met de ijzersterke troefkaart: de beroemde Skinner doos experimenten van de jaren 50 en 60. Een Skinner doos is een kooi uitgerust om dierengedrag te conditioneren met beloning en straf. In de doorsnee drugtest wordt een chirurgisch geïmplanteerde catheder vastgemaakt aan een drugvoorraad die het dier zelf kan gebruiken met een hefboom. Honderden proeven toonden aan dat laboratoriumdieren makkelijk de slaaf werden van drugs zoals heroïne, cocaïne en amfetamines. “Van deze testen werd beweerd dat ze bewezen dat deze soorten drugs onweerstaanbaar waren, en dat was het, dat was het einde van hun verslavingsverhaal,” volgens Alexander. Na een bijzonder vruchteloos seminarie in 1976, besloot hij zijn eigen test te doen.
Volgens Alexander en zijn collega-onderzoekers was er een probleem met de ‘doos’ van de Skinner doos experimenten. Om deze hypothese te testen bouwde Alexander een Eden voor ratten. Rat Park was een vezelhouten constructie met de grootte van 200 standaard kooien. Het bevatte houtschaafsel, dozen, blikken om zich in te verstoppen of nesten te maken, klimpalen en veel voedsel. Maar vooral belangrijk was dat er in Rat Park 16 tot 20 dieren van elk geslacht leefden, want ratten leven eigenlijk in kolonies.
De ratten in Rat Park en controledieren in standaard laboratoriumkooien hadden toegang tot twee flessen water: één gevuld met gewoon water en de andere met water gemengd met morfine. De bewoners van Rat Park kozen grotendeels voor gewoon water in plaats van morfine (de statistische resultaten waren 99,9% betrouwbaar). Zelfs toen Alexander zijn ratten probeerde te verleiden door het morfinewater te zoeten, bleek dat de ratten in Rat Park veel minder morfine gebruikten dan de ratten in de ‘dozen’. Pas nadat Alexander naloxone (elemineert de verdovende effecten van morfine) toevoegde, begonnen de ratten in Rat Park van de water-morfine-suiker fles te drinken. Ze wilden het zoete water, maar niet als ze er high van werden.
Bij een variatie van de proef, genaamd “Kicking te habbit” (de gewoonte afleren), gaf Alexander aan beide groepen ratten alleen maar morfinewater gedurende 57 dagen, totdat ze fysiek afhankelijk waren van de drug. Maar zodra ze de keuze kregen tussen gewoon water en morfine, veranderden de dieren in Rat Park veel meer naar gewoon water dan gekooide ratten, zelfs als ze zich daarbij blootstelden aan een lastige ontwenning.
Rat Park toonde aan dat niet de toegankelijkheid tot drugs, maar het milieu van de rat leidt tot afhankelijk. In een natuurlijke omgeving is een verdovend middel een obstakel bij wat ratten normaal doen: vechten, spelen, eten, paren. Een gekooide rat kan deze dingen niet doen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een gestresseerd dier met toegang tot verdovende middelen deze zal gebruiken om de stress te verzachten.
Rat Park overtroefde de Skinner doos troefkaart. Je kon niet langer met uitgestreken gezicht beweren dat ratten bepaalde drugs onweerstaanbaar vonden,” volgens Alexander. Destijds was hij ontgoocheld omdat zijn werk door zowel Science als Nature, 2 van de meest prestigieuze wetenschappelijke tijdschriften, verworpen werd (ook al gebeurt dit met 90% van de ingezonden studies). Lezing door andere wetenschappers kon geen fouten in de methodologie blootleggen; hun bezwaar, herinnert co-auteur Barry Beverstein zich, kwam neer op: “Ik kan niet precies aanwijzen waar jullie in de fout gaan, maar ik weet dat het fout moet zijn.” Uiteindelijk werd het Rat Park onderzoek toch gepubliceerd in andere belangrijke psychofarmacologische tijdschriften, “maar niet in die bladen die een groot publiek bereiken,” aldus Alexander.
Toen het project 3 jaar liep, was het voorziene startkapitaal van de universiteit uitgeput. Alexander probeerde niet om met externe beurzen het onderzoek verder te financieren. De bijna-hysterie over de verslavende kracht van drugs in die tijd (“het is zo goed, dat één keer proberen al gevaarlijk is”), betekende dat fondsen alleen vrijgegeven werden voor wetenschappers die op zoek gingen naar neurochemische in plaats van sociale oorzaken. Met het geld werd gezocht naar medische genezing en niet de sociale. “Ons wetenschapssysteem is natuurlijk objectief op bepaalde niveaus, en dat is ook echt zo, maar op het niveau van de financiering wordt de wetenschap toch zeer ideologisch gestuurd,” vertelt Alexander. Hij heeft Rat Park dan maar gesloten.
“Ik ben blij dat ze me mijn ratten hebben afgenomen,” zegt Alexander nu op overpeinzende toon. “Over honderd jaar gaan mensen terugkijken op de verslavingswetenschap van het begin van de 21ste eeuw, en dan gaan ze merken dat 90% van het onderzoek gebeurde op ratten. Ze gaan hun lol niet opkunnen.
Het is niet wat je zou verwachten te horen van de vader van Rat Park. Maar Alexander’s experiment vertelt iets over het gedrag van ratten, niet over menselijk gedrag. Daarom is hij de afgelopen twintig jaar bezig met het verzamelen van bewijs dat verslaving veroorzaakt door drugs bij mensen ook een mythe is.
Omdat hij geen financiering kon vinden deed Alexander het grootste deel van zijn onderzoek in de bibliotheek, waar hij ondertussen al een berg bewijs vond. Een familieonderzoek in Ontario in 1987 suggereerde dat 95% van de cocaïnegebruikers minder dan één keer per maand gebruikten. Uit een enquête van 1990 in de VS bleek dat crackcocaïne, “de meest verslavende drug op aarde”, slechts 1 gebruiker op honderd verslaafd maakte. “Omdat wetenschappers natuurlijk zeer scrupuleus te werk gaan, heb ik het (morfine) ook eens zelf geprobeerd,” verklaart Alexander. “Eigenlijk is er niet veel aan. Je pijn en angst wordt duidelijk verlicht en dat is eerder aangenaam.” Maar hij kreeg geen behoefte om het nog eens te proberen. “Ik was gewoon niet geïnteresseerd, en dat is eigenlijk de standaard reactie.”
Zo waren er ook nog de duizenden Amerikaanse soldaten die heroïneverslaafden werden tijdens de oorlog in Vietnam. Dit is een onovertroffen voorbeeld van het effect van de omgeving op verslaving: een bevraging uit 1975 toonde aan dat 88% van deze verslaafden gewoon stopten met de drug toen ze vertrokken uit het oorlogsgebied. Hun ervaring werd bevestigd door miljoenen ziekenhuispatiënten die morfine kregen voor ernstige pijnen (en er fysiek afhankelijk van werden). Als opiaten zijn wat er van hen gezegd wordt, dan zou deze werkwijze al legioenen verslaafden hebben voortgebracht. Onderzoekers ontdekten wat er in de plaats gebeurde: éénmaal de patiënten geen lichamelijke ongemakken meer ervaren, willen ze zo snel mogelijk stoppen met de drug, de ontwenningsfase even doorbijten en zo snel mogelijk verder gaan met hun leven. Het is het Rat Park “Kicking the Habit” experiment toegepast op mensen, met hetzelfde resultaat.
Hoe overtuigend deze onderzoeken ook mogen zijn, het blijven randverschijnselen van het hedendaags verslavingsonderzoek dat nog meer dan vroeger zijn voorkeur laat blijken voor neurochemische modellen, dankzij uitmuntende nieuwe machines die genetische structuren ontrafelen en werkende hersenen in beeld brengen. “Er bestaat een heersende stroming die al het onderzoeksgeld naar zich toetrekt, hoofdzakelijk gesponsord door de Amerikaans regering,” beweert Alexander. “Die onderzoekers zijn er echt van overtuigd dat ze te maken hebben met een hersenziekte en dat ze een pil zullen uitvinden die het probleem zal oplossen.”
Maar als je met enkel biologie het verslavingsfenomeen kon verklaren, dan zou het voorkomen van drugverslaving altijd min of meer gelijk blijven. Een bepaald deeltje van om het even welke samenleving zou voorspelbaar ten prooi vallen aan verslaving, zoals voorbestemd door de mankementen in hun moleculen. Alexander’s onderzoek toont echter aan dat verslavingsaantallen laag blijven als samenlevingen stabiel zijn, maar dat ze stijgen in tijden van sociale beroering. “Het extreemste voorbeeld zijn de Aboriginals: eerst bestaat er niets dat ook maar een beetje lijkt op verslaving; totdat je hun cultuur helemaal verknoeit en alcohol een enorm probleem wordt. In de ergste gevallen, kunnen verslavingsaantallen verschuiven van 0 naar dicht bij de 100%.
Zulke pieken duiden erop dat de leefomgeving belangrijker is dan chemie als bepalende factor bij verslaving. Zoals Alexander het stelt: het is waar dat een aantal eieren eerder zullen breken als je een karton eieren onder een hydraulische pers zet, maar het probleem zit niet bij de eieren. Het zit bij die pers.
De jaren die na Rat Park kwamen, hebben van Bruce Alexander een activist gemaakt. Hij heeft boeken en papers geschreven, voordrachten gehouden en getuigd voor de speciale Senaatscommissie over illegale drugs in 2001-2002 (die leidde tot een rapport dat de decriminalisatie van bepaalde aspecten van medisch marihuanagebruik en –productie aanraadde). Zijn boodschap – dat de kernwaarden van het westerse leefpatroon een omgeving creëerde van ontworteling en spirituele armoede die meer en meer mensen leidt naar verslaving – is eigenlijk het Rat Park onderzoek geschreven in het groot. En met verslaving bedoelt Alexander heel wat meer dan enkel illegale drugs. Er zijn de legale drugs, alcohol en tabak. Daarnaast is er ook nog gokken, werken, winkelen, het internet, en anorexia (“verslaving aan verhongering”, zoals Alexander het noemt). Onderzoek toont aan, dat wat de hersens betreft, al deze activiteiten eigenlijk ook drugs zijn, die de waarden van de neurotransmitter dopamine doen stijgen, net als bij alcohol, heroïne en bijna elke andere verslavende stof die we kennen. In deze brede – maar niet losse – betekenis, is verslaving niet het voorrecht van een bende sociaal verworpenen, maar eerder de algemene toestand van de Westerse maatschappij.
Natuurlijk werden deze beschuldigingen hoofdzakelijk niet op gejuich onthaald, maar Alexander is dat gewend. Jaren werkt hij al buiten de algemene wetenschappelijke stroming, zonder financiering, blootgesteld aan spot van vakgenoten. Het verzet, verteld hij, is gebaseerd op een doordringende “matigende mentaliteit” die drugs maakte – vooral alcohol, dan opium, morfine, cocaïne, heroïne en marihuana – en die drugs al eeuwen tot de zondebok maakt voor wat er fout loopt in de samenleving. “Vanaf de kindertijd worden we ondergedompeld in deze propaganda en ze is zó overtuigend,” zegt hij. “Het is veel makkelijker om te geloven dat drugs mensen wegneemt, dan in te zien dat de beschaving waar wij deel van uit maken, het leven van iedereen verziekt.