Door August De Loor
Stichting Adviesburo Drugs, Amsterdam
Juni 2009
De discussie over het Nederlandse coffeeshopbeleid wordt al jaren overheerst door het onderwerp van de achterdeur van coffeeshops waarbij de verschillende meningen lijnrecht tegenover elkaar staan, uiteenlopend van een starre houding in de regering tot een veelheid aan ideeën over het regelen van de achterdeur tot zelfs staatskwekerijen aan toe.
In mijn visie zou de overheid zich meer bezig moeten houden met de voordeur van coffeeshops van het garanderen van een normale bedrijfsvoering van wat ik de “café/slijterijfunctie” van coffeeshops noem, maar dan voor cannabis.
Een coffeeshop is in mijn visie een, na cafés, tweede uitgaanscircuit voor honderdduizenden gebruikers van cannabis in leeftijd, etniciteit en sociale klasse waarbij zowel de horecafunctie (ontmoetingsfunctie) als de aanschaf van cannabis in een veilige omgeving gegarandeerd moet zijn.
Het is dit evenwicht dat door een veelheid aan oorzaken en gevoerd beleid over de afgelopen 15 jaar steeds meer verstoord wordt, waarbij coffeeshops steeds meer afglijden naar afhaalchinezen voor cannabis met minder sociale controle binnen, dus meer kans op overlast in de omgeving.
De overheid zou er goed aan doen alles in het werk te stellen om het evenwicht van de ‘klassieke’ coffeeshop weer te herstellen.
De speerpunten hierbij zijn:
het stoppen van de Tabakswet voor coffeeshops (zie bijlage);
het stoppen van het scholencriterium (een aanpak van een niet bestaand probleem);
het verhogen van de 500 gram voorraad-regel (gelet op de uitgebreide menukaart aan soorten cannabis een voor coffeeshops onwerkbare regel);
het stoppen van het beleid in de grenssteden van het sluiten van coffeeshops, het ‘wurgbeleid’ van lokale OM’s tegen coffeeshops en het meest bizarre voorstel van de invoering van een wietpas wat alleen maar tot meer problemen zal leiden van een leegloop aan bezoekers van coffeeshops en een verschuiving naar illegale verkoopadressen (waarom wordt er geen onderzoek gedaan naar het fenomeen van drugstoerisme wat zal aantonen dat dit slechts een deel coffeeshoptoerisme betreft!);
– het stoppen van het anti-coffeeshopbeleid van banken, verzekeringsmaatschappijen
heldere afspraken voor het voorraadbeleid van de adressen buiten de coffeeshops (waar nu de Nationale Taskforce zich mee bezighoudt, terwijl zij beweren ver weg van coffeeshops te blijven)
Maar het allerbelangrijkste speerpunt van het Nederlandse coffeeshopbeleid is het streven naar een evenwichtige spreiding van shops over het land. Het is vooral die onevenwichtige spreiding waardoor er zoveel illegale verkooppunten van cannabis zijn ontstaan en sinds de opkomst van nederwiet begin jaren ‘90 alleen maar is toegenomen met in het verlengde een explosieve groei van wietkwekerijen.
Tot zover mijn pleidooi dat de overheid al haar aandacht zou moeten richten op de voordeur van coffeeshops zowel wat betreft het in stand houden van de horecafunctie van coffeeshops als een goed spreidingsbeleid. Dit beleid zou gebaseerd moeten zijn op het erkennen van coffeeshops als instrument van het in goede banen leiden van het, na alcohol tweede genotsmiddel in Nederland. (Vorige week rondde ik een cursus “goed gastheerschap personeel coffeeshops” af en bleek dat slechts 4 van de 26 cursisten thuis vertellen dat ze in een coffeeshop werken. Na 40 jaar coffeeshopbeleid nog steeds zo’n stigma; er is iets volkomen scheef aan het softdrugsbeleid).
Wat betreft de achterdeur wil ik nadrukkelijk stellen dat in de praktijk de problemen anders van aard zijn als algemeen verondersteld wordt als zouden de coffeeshops via de achterdeur in de greep zijn van de georganiseerde drugsmisdaad.
De eerder genoemde uitgebreide menukaart aan soorten cannabis betekent dat coffeeshops zich voor het overgrote deel niet inlaten met de grote handelslijnen van hasj en nederwiet. Een (indirecte) bevestiging van deze constatering is dat tot op heden geen ‘verzwaarde’ wiet in coffeeshops is aangetroffen, een fenomeen dat zich overigens op beperkte schaal hoofdzakelijk in de grote handelslijnen voordoet.
Hierbij gebiedt de logica dat als de overheid zich zo’n zorgen maakt over de mate van georganiseerde drugsmisdaad aan de achterdeur zij alles in het werk had gesteld om het aantal coffeeshops open te houden, in plaats daarvan heeft er vanaf 1992 een golf aan sluitingen van coffeeshops plaatsgevonden.
Het meest schrijnende voorbeeld is de gemeente Terneuzen dat het aantal coffeeshops in de loop der jaren drastisch heeft teruggebracht waarbij de enig overgeblevene nu door de lokale OM vervolgd wordt alszijnde een grootschalige criminele organisatie (.).
Een ander aspect wat steeds weer ter sprake komt bij de discussie over de achterdeur is de beeldvorming als zou nederwiet veel te sterk zijn, waarbij de beschuldigende vinger gewezen wordt naar de kwekerijen als zouden zij steeds sterkere wiet op de markt brengen waardoor het problematisch gebruik van cannabis zou stijgen.
Los van het gegeven dat bij problematisch gebruik hele andere oorzaken spelen van sociaal/economische aard, is er een duidelijke correlatie tussen het bestrijden van wietkwekerijen en het op de markt verschijnen van nederwiet waar de nodige actieve bestanddelen uit verdwenen zijn, die ervoor zorgen dat de wiet als (te) high en niet als stoned (mildere werking) ervaren wordt, vooral bij onregelmatig gebruik.
Desalniettemin blijft de beeldvorming hardnekkig als zou het hoge THC-gehalte in nederwiet voor allerlei problemen onder gebruikers zorgen, terwijl als het THC-gehalte hierbij als maatstaf dient, de geconstateerde problemen al vanaf de jaren 60 tot begin jaren 90 spelen, toen het aanbod van cannabis in Nederland bijna volledig uit hasj bestond, een soort met een vergelijkbaar, zo niet hoger THC-gehalte dan nederwiet.
Kortom, de bewering als zouden de kwekerijen ervoor zorgen dat nederwiet geen softdrug meer is, klopt niet met de feiten.
Tot zover een aantal nuances over de mate van georganiseerde drugsmisdaad aan de achterdeur van coffeeshops wat niet betekent dat ik geen verbetering van de situatie voorsta.
Zoals ik al eerder heb aangegeven zou de overheid er goed aan doen voor een actief spreidingsbeleid te kiezen, met als eventuele consequentie dat er weer meer coffeeshops geopend worden in Nederland. Hoe meer shops, hoe kleiner de druk op de achterdeur, hoe minder het aantal illegale verkoopadressen en kwekerijen van nederwiet. En zolang België, Frankrijk en Duitsland hun kop in het zand steken, adviseer ik een ‘kaal’ afhaalloket vlak bij de grens voor de buitenlandse gebruikers, zodat zij niet lastig gevallen worden door de drugsrunners verder in het land. Een dergelijk afhaalloket inclusief een integraal registratiesysteem tussen de loketten van maximaal 5 gram per dag per gebruiker zodat een groot deel van de kritiek uit de buurlanden weggenomen wordt.
Met een loket voor de buitenlandse gebruikers kunnen de coffeeshops in de grenssteden open blijven voor de lokale gebruikers zonder wietpasje!!
Aanvullend hierop zouden alle coffeeshops in Nederland de mogelijkheid geboden moeten worden hun eigen soorten nederwiet te kweken op basis van de omzet.
Dit is mogelijk omdat, ondanks de nodige onduidelijkheden, de belastingdienst redelijk op de hoogte is wat een coffeeshop aan omzet draait.
Op deze manier is een gesloten systeem van de aanvoer via de achterdeur mogelijk waarbij de belastingdienst in overleg met de eigenaar periodiek de grens kan aangeven over de hoeveelheid te kweken wiet.
Hierbij kunnen de andere diensten van de overheid een toezichthoudende rol spelen in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden voor het personeel, de voorschriften van bedrijfsvoering, milieu-eisen en procesbewaking tot het eindproduct aan toe.
Het belangrijkste voordeel van dit systeem is dat de coffeeshopeigenaar kan voldoen aan de specifieke wensen van zijn klanten in het aanbod van de verschillende soorten wiet. Met een staatskwekerij is dit schier onmogelijk omdat met een aanbod van 1 soort staatswiet de kritische consument zal uitwijken naar het illegale aanbod van meerdere soorten wiet. Dit geldt ook voor de buitenlandse soorten aan hasj en wiet waarbij, als dit aanbod uit de coffeeshop verdwijnt, de consument zijn toevlucht zal zoeken in het illegale circuit.
Want dat is wel het meest opmerkelijke wat ik de laatste jaren constateer in de discussie over de achterdeur, waarbij er nauwelijks vanuit de invalshoek van de consument gedacht wordt welk systeem de voorkeur heeft.
Bij alcohol is het toch ook zo dat de consument de behoefte heeft om uit vele soorten drank te kiezen uit bieren, wijnen of sterke dranken. De moderne consument van cannabis wil ook kiezen tussen een doorsnee Heineken biertje of een exquise Franse cognac, maar dan in het aanbod aan soorten hasj en wiet.
Zolang aan die voorwaarde van diversiteit niet voldaan wordt zullen de voorstellen voor het regelen van de achterdeur verzanden in goedbedoelde, maar naïeve voorstellen.
Bijlage 1
De Tabakswet en coffeeshops
In het kader van de aanpak van de Amsterdamse Wallen en de upgrading van de rest van de binnenstad, waarbij het stadhuis de helft aan coffeeshops wil sluiten, doe ik een onderzoek naar het nut en de noodzaak van coffeeshops om aan te tonen dat zij een hoogwaardige (horeca) functie vervullen en dat coffeeshops bezoekers uit alle lagen van de bevolking uit binnen- en buitenland ontvangen; een diversiteit aan bezoekers als afspiegeling van onze multi-culturele samenleving.
In het kader van dit onderzoek wordt er ook gekeken naar de gevolgen van de Tabakswet voor coffeeshops. Er wordt door de onderzoekers de nodige tijd genomen te bekijken hoe het een en ander toegaat in coffeeshops met rookruimtes, of een dergelijke voorziening bevorderlijk is voor de algemene sfeer en/of het invloed heeft op het rookgedrag van de bezoekers.
De eerste resultaten van de waarnemingen zijn somber te noemen. Zo pleegt een aparte rookruimte een grote aanslag op de indeling, waarbij in veel shops het niet-rookgedeelte als ‘afgeschreven’ beschouwd kan worden; leeg en ongezellig. En omdat in dit gedeelte het personeel niet werkzaam is, gaat dit ten koste van hun werkplezier en betrokkenheid met de dagelijkse gang van zaken i.c. de klantvriendelijkheid. Door de lege niet-rook-ruimte neemt het ‘evenwicht’ tussen het horeca-en loketgedeelte van een shop nog verder af, waarbij de vraag gerechtvaardigd is of coffeeshops met een rookruimte langzamerhand afgegleden zijn naar een soort ‘afhaalchinees’, voor cannabis met alle nadelen vandien.
Door de aparte rookruimte verschraalt ook de relatie tussen het personeel en de klant waarbij de praktijk (net als in cafés) leert dat juist een goede relatie tussen hen van groot belang is voor het in stand houden van de ‘sfeer in huis’. Coffeeshops hebben, meer dan cafés, toch zoiets als een huiskamerfunktie met het personeel als gastheer/gastvrouw.
In coffeeshops met een rookruimte wordt de relatie tussen het personeel en de bezoeker teruggebracht tot louter het bestellen van een consumptie waarbij de bezoeker zich meteen weer terugtrekt in de rookruimte. Kortom, door een aparte rookruimte verschraalt de functie van het gastheerschap van het personeel.
Tenslotte verstoort een aparte rookruimte ook de sociale cohesie tussen de bezoekers onderling omdat, zoals de omschrijving al suggereert, in de rookruimte het roken van cannabis de boventoon voert ten koste van waar het in de horeca om gaat van het na gedane arbeid of anderszins aan verplichtingen aangenaam verpozen van het leggen van kontakten, het uitwisselen van informatie tot discussies over de klimaatverandering, de politiek of de hondenpoep op straat.