Gemeentehuis Maastricht
12 mei 2009
Transcripts: Derrick Bergman
Annemarie Jorritsma, burgemeester Almere en voorzitter Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG):
“(…) Maar we zitten hier niet zonder reden. Wij hebben geconstateerd dat de houdbaarheidsdatum van het coffeeshopbeleid zoals we dat tot nu toe gevoerd hebben toch wel behoorlijk verstreken is. (…) Een flink aantal van de burgemeesters van de ruim honderd gemeenten die een coffeeshop hebben, maar ook een aantal solidaire collega burgemeesters, zijn bij mij in het gemeentehuis bij elkaar geweest om te praten over oplossingen voor de huidige praktijk. (…) Wij hebben daar een aantal afspraken met elkaar gemaakt: een, wij blijven sterk inzetten, want daar begint het allemaal mee, op ontmoedigingsbeleid. Een absoluut verbod op soft drugs is geen oplossing voor dat probleem. De burgemeester wil reguleren en controleren, openbare orde en de volksgezondheid zijn daarbij gebaat. Het tweede: voor wat betreft de voordeur bepleiten wij aanpassing van het beleid, waar het mogelijk door wordt om gereguleerde toegang te organiseren voor die gemeenten die gelet op hun lokale situatie ongewenst drugstoerisme willen bestrijden. Het is noodzakelijk, dat is het derde punt, om over te gaan tot regulering en beheersing van de achterdeur, de productie en de handel, te beginnen met een georganiseerde en gemonitorde pilot. En het vierde, dat we willen dat we op die manier de criminaliteit die we daar aantreffen kunnen aanpakken. Een stevige aanpak door het OM, de politie en de gemeenten van georganiseerde criminaliteit aan wiethandel verbonden, is daarbij absoluut noodzakelijk.
(…)
De inzet van de politie is van het grootste belang om de hier vandaag gepresenteerde pilot succesvol te laten zijn. Als er gewerkt wordt aan een strenge aanpak om overlast te voorkomen, dan kan dat niet anders dan onder begeleiding van heel behoorlijke handhaving. Dus wat we als lokale overheid nodig hebben is dat we de ruimte krijgen om regionale prioriteiten aan te geven en ook gerealiseerd te krijgen voor de politie-inzet. En dat betekent dus dat naast de gemeentelijke activiteiten ook echt de agenten aan het werk moeten om de handhaving van het beleid werkelijk voor elkaar te krijgen. En dat omdat wij de overlast van drugsgebruikers, drugsrunners en het illegale circuit echt niet langer kunnen tolereren.
(…)
En tenslotte zijn de burgemeesters het er over eens dat de soft drugs problematiek natuurlijk eigenlijk om Europese afstemming vraagt, en wij proberen ook steeds het kabinet er toe te brengen, en ze willen wel, maar nu de rest van Europa nog, om een houdbaar, congruent Europees soft drugsbeleid voor elkaar te krijgen. Zolang dat nog niet tot succes heeft geleid is er extra aandacht nodig voor de problemen in een aantal grensgemeenten. [vertelt over landbeginsel, Europese Hof, duurt nog 1,5 jaar] Daar kunnen wij niet op wachten, wij willen nu oplossingen vinden, want de nood is hoog. In Maastricht is er verder gegaan, creatief nadenkend, zo ken ik Gerd Leers ook, met een aanpak die voorlopig ook zonder dat element sluitend is. En dus is het helemaal niet toevallig dat we vandaag bij de founding fathers van die aanpak op bezoek zijn om goede vervolgafspraken aan te kondigen. Op 15 april 2009 had de VNG, vergezeld door collega Leers, met de minister van justitie en BZK constructief overleg, waarin de ministers blijk gaven mee te willen denken over oplossingen voor de problemen die gemeenten ervaren. Wat hebben we daar besproken: een, dat de oorspronkelijke bedoeling van het gedoogbeleid uitgehold is en dat de huidige praktijk ver af staat van het eigen gebruik op kleine schaal, er op kleine schaal geëxperimenteerd zou kunnen worden met maatregelen die recht doen aan het karakter van het gedoogbeleid. En dat zou ook met nadruk gevolgd worden in drie te benoemen pilots. De effecten van die pilots kunnen desgewenst overgenomen worden in het nieuwe beleid, want ook dat wordt natuurlijk ondertussen ontwikkeld. Ik vind dat moedige stappen, want we staan aan de vooravond van een nieuwe drugsnota. Vooruitlopend op deze pilot is de voordeurproblematiek is de voordeurproblematiek aanhangig gemaakt bij de adviescommissie drugsbeleid van van der Donk en zal er in de nieuwe drugsnota rekening gehouden worden met deze problematiek. Op die punten zullen de ministers ongetwijfeld dadelijk ook ingaan. En wij hopen en vertrouwen dat de pilots ook echt succesvol zullen zijn, zodat we er ook echt iets van leren. Nou, aan enthousiasme van de aangemelde pilot zal dat niet liggen, collega van Gijzel stond daags na de wiettop al klaar, weet ik me nog goed te herinneren. En zoals vanmorgen zal blijken staat de regio Limburg écht al helemaal klaar, met een uitgeschreven plan.
(…)
De eerste pilot vindt dus plaats in de Limburgse gemeenten, dat betekent dat Limburg de voordeurproblematiek echt sluitend gaat aanpakken. Wat men wil is overlast bestrijden door de coffeeshop weer terug te brengen naar de oorspronkelijk bedoelde kleinschaligheid. Het plan gaat uit van een gesloten systeem, waarbij aan de voordeur beperkende maatregelen worden opgeworpen, zoals de registratie en het pasjessysteem, de verkoop transparant wordt gemaakt en de coffeeshophouder verantwoordelijk wordt voor zijn eigen teelt. Burgemeester Leers en Bruls zullen heel gedetailleerd ingaan op de reeks maatregelen die daarvoor nodig zijn. De twee overige pilots zijn aangemeld door de gemeenten Eindhoven en Enschede. We weten dat Eindhoven minder grensproblematiek heeft, maar daar zijn vijftien coffeeshops, waardoor Eindhoven eigenlijk een soort centrumfunctie bekleedt, die zij niet gewenst hebben, als het gaat om de verkoop van wiet. Het college verwacht daar het plan snel aan de raad en ook aan het regionaal college voor te kunnen leggen. Enschede, de oostelijke grensstad, heeft de ambitie om binnen deze pilot meer succes te boeken met de verbetering van vooral haar zorg en haar wietteelt als aandachtspunt. Ook in Enschede zal bij de voorbereiding en uitvoering van de pilot de gemeenteraad nadrukkelijk worden betrokken. De gemeenten Eindhoven en Enschede stellen alles in het werk om de komende paar maanden hun pilot nader vorm te geven, met de coffeeshophouders en andere partners.
Als resultaat van de pilots ontstaat er een reeks maatregelen die gemeenten, ook niet grensgemeenten moet ik nadrukkelijk zeggen, kunnen treffen om de specifieke problemen doelgericht aan te pakken. Mij gewordt het nogal eens een keer dat kleinere gemeenten in de buurt van een grote stad ook zelf graag iets zouden willen doen, omdat ze last hebben van overloopproblematiek van die grote stad en mogelijk dat de instrumenten die hier ontwikkeld worden daar ook goed inzetbaar zijn. De VNG zal vervolgens de effecten van de pilots monitoren en breed ter beschikking stellen aan alle overige gemeenten. Laten we dit moment gewoon aangrijpen om ervaringen op te doen die ook in de vormgeving van de nieuwe drugsnota kunnen worden meegenomen. En ik geef nu heel snel het woord aan de heer Leers.”
Gerd Leers, burgemeester Maastricht:
“(…) Ik durf te beweren: een uniek gezelschap. Zoveel burgemeesters, alle acht Limburgse burgemeesters, daarnaast beide bewindslieden, de VNG-voorzitter, de gouverneur, allemaal met hetzelfde doel en dezelfde inzet om de aanpak van de overlast en de problematiek die de cannabisproblematiek veroorzaakt, om die ook daadwerkelijk op te lossen. En ik moet u zeggen, daar ben ik ongelofelijk trots op dat wij dat hier in Maastricht samen met alle collega’s mogen organiseren. U ziet het staan: Limburg trekt z’n grens, dat wordt ons logo, dat wordt de aanpak zoals wij die vanaf 1 januari 2010 in heel Limburg, en dat is uniek, gezamenlijk willen in gaan zetten.
(…)
Vele Duitsers, maar ook Belgen en Fransen, zijn op zoek naar een veilige haven, naar een veilige plek voor hun cannabisbehoefte. En die vinden ze in hun eigen land niet, die vinden ze wel in de gedoogde coffeeshops in Nederland. En daarom komen al die mensen hier naar toe. Met als gevolg dat ons gedoogbeleid uit zijn voegen is gegroeid, het kraakt. Ons gedoogbeleid, oorspronkelijk bedoeld voor de lokale behoefte, dreigt op deze manier aan zijn eigen succes ten onder te gaan. En ik denk dat we dat gewoon ronduit moeten constateren. De kleinschalige voorziening van destijds is inmiddels uitgegroeid tot big business. En van die big business willen velen profiteren, dat zal duidelijk zijn, niet alleen die coffeeshops, maar ook vele, vele illegale handelaren, verkopers, en natuurlijk ook de drugsrunners, die hier allemaal een graantje komen meepikken, vaak aangestuurd door criminele organisaties. Het zal u duidelijk zijn dat dat een gigantische overlast met zich meebrengt, vooral ook onveiligheid. Niet alleen onveiligheidsgevoelens, maar ook daadwerkelijke incidenten, criminele feiten.
(…)
Het zal u duidelijk zijn: dat kun je niet volhouden. Je kunt blijven dweilen, maar die kraan moet dicht. De kraan moet dicht, willen wij daadwerkelijk een keer de politiemensen inzetten waarvoor ze bedoeld zijn: in de wijken, gewoon om te zorgen dat het rustig is op straat. En niet om de hele dag achter die idioten aan te rennen. En dus hebben wij gezegd: die kraan moet dicht en gaat dicht. Natuurlijk sta je dan voor een lastige afweging. En ik zeg u: alle burgemeesters van Limburg, alle burgemeesters met een coffeeshop zijn van mening dat sluiten geen reëel alternatief is. De behoefte aan cannabis blijft en je verjaagt de drugsklanten gewoon naar de illegaliteit. Daar schieten we dus niks mee op. Wel is het zinvol om de aantrekkelijkheid van onze voorzieningen en met name de aanzuigende werking op de buitenlanden eens stevig aan te pakken en te beperken. Ik zeg het maar in mijn eigen woorden: Limburg hoeft niet per definitie de engelbewaarder te zijn van de buitenlandse cannabistoeristen, zeker niet als het buitenland het zelf laat zitten. Die buitenlandse drugstoeristen zijn op zoek naar een veilige voorziening, dat blijkt ook uit onderzoek. Negentig procent van de Belgen komt hier omdat het hier veilig is. En dat zou op zich gezien rechtvaardigen dat die voorzieningen er zijn. Maar moet Limburg daar dan de voorziening voor creëeren? Zeker als dat betekent dat we met zoveel duivelse overlast worden geconfronteerd? Nee. En dus is de maat vol en trekt Limburg z’n grens.
Wij zouden die grens het liefst getrokken hebben via het woonlandbeginsel, Annemarie Jorritsma sprak daar al over, maar dat kan nog niet. Nog niet. Er is nog een Europese procedure te lopen, er is aan het Europees Hof via de Raad van State een prejudiciële vraag gesteld, en wij hopen op langere termijn dat het wel kan. Maar we gaan hier niet in die tussentijd, die nog zeker anderhalf jaar zal duren, met de armen over elkaar zitten. Dat doen veel gemeenten niet en iedereen is op zoek naar een oplossing. Alleen het probleem is vaak bij de gemeenten dat de oplossing voor de een het probleem voor de ander is. U kent het waterbed-effect: de een sluit of neemt andere maatregelen en dan gaat het, hup, over de schuttting naar de andere gemeenten. En dat willen wij niet. Dat was ook de aanleiding voor de VNG, en ik prijs ze daar ook voor, om die wiettop in Almere te houden, waar grote eensgezindheid was onder de burgemeesters rond het ontmoedigen en de beheersing van de achterdeur. En die wiettop in Almere was voor ons hier in Limburg aanleiding om te zeggen: nu gaan we ook alle burgemeesters vervolgens bij elkaar halen en ook hier hebben we onze wiettop gehad. En daar hebben we gezegd: preventie, we moeten de jeugd ontmoedigen, we moeten handhaven in de illegaliteit en die aanpakken, maar vooral, en daar zit de kern: het weer beheersbaar maken van de gedoogsituatie. Terug naar waar de coffeeshops voor bedoeld waren, en dat heeft ons Limburgse burgemeesters, van zowel coffeeshopgemeenten als ook niet-coffeeshopgemeenten en ik hecht daaraan, u ziet ze hier alle acht zitten, alle acht burgemeesters van coffeeshopgemeenten, maar ze worden in de rug gesteund door burgemeesters van de niet-coffeeshopgemeenten, gezegd: wij gaan een alternatieve aanpak met elkaar ontwikkelen en die ligt nu op tafel.
En wat houdt die in? Vijf kenmerken houd ik u voor. Een, de introductie van een uniform coffeeshopbeleid in heel Limburg. Dus heel Limburg heeft straks dezelfde wijze van benaderen rond die coffeeshops. Dat doen we door de introductie van een samenhangend pakket van beperkende maatregelen. En bedoeld is natuurlijk dat die maatregelen een ontmoedigend effect hebben op de massaliteit van het drugstoerisme. Wij hopen en verwachten dat straks het drugstoerisme nog maar dertig procent is van de oorspronkelijke bedoelingen. Nou, gevoegd bij de eigen behoefte die er sowieso is en waarvoor die coffeeshop er moet zijn, rekenen we straks op in ieder geval het terugbrengen van een derde tot de helft van de huidige omvang. Kern daarbij is dat we de coffeeshops gaan omvormen van een open inrichting, waar iedereen lukraak naar toe kan, zomaar, als je hier op straat loopt en u gaat naar een coffeeshop, dan kunt u daar naar toe. En wij willen daarmee ophouden. We gaan ze omvormen van een open inrichting naar een gesloten inrichting. Dat wil dus zeggen: we gaan pasjes invoeren, u moet lid worden, u kunt niet zomaar bij een coffeeshop terecht. Dat pasjessysteem willen we straks als het kan handhaven via identificatie en wat ons betreft via een vingerafdruk. Je zult je gewoon straks moeten identificeren. Waarbij als belangrijke randvoorwaarde geldt dat een verdere integrale aanpak en effectieve handhaving plaatsvindt. Want ook dat realiseren we ons, daar zit natuurlijk het zwakke punt: als je een coffeeshop, die veilige voorziening, gaat beperken, dan is de neiging natuurlijk groot om naar die illegaliteit te gaan. En dat willen we aanpakken, daar willen we een stokje voor steken. In ieder geval de komende jaren, zodat Belgen, Duitsers en Fransen uiteindelijk denken: ja, nu kan ik maar beter thuis blijven. Om hier naar die illegaliteit te gaan of thuis, dan kan ik het net zo goed thuis doen. Met andere woorden: een keiharde aanpak van die illegaliteit.
En tenslotte, ik noemde het reeds: ingangsdatum 1 januari 2010, waarin we de periode tussen nu en 2010 gebruiken om een verdere uitwerking en onderbouwing te geven en ook draagvlak te krijgen bij de raad en de provincies. Hier zitten burgemeesters en die zeggen: wij zetten onze kop daar onder, we gaan dit doen. Natuurlijk hebben die burgemeesters al, als ze verstandig zijn, met hun raden overlegd, en er is al met de raad gesproken. De uitwerking die plaats gaat vinden zal de komende maanden geconcretiseerd moeten worden en zal natuurlijk de raad erbij betrokken moeten worden, ik denk dat dat vanzelfsprekend.
Per 1 januari 2010 een gesloten systeem, met veertien mogelijke maatregelen, u vind ze in die bijlage, varieërend van giraal betalen tot en met zeg maar bancaire relaties afwikkelen, ook voor de coffeeshops zelf tot en met registratie en noem het maar allemaal op. Die veertien maatregelen, daarvan zijn er op dit moment zes door de gemeente zelfstandig in te voeren, daar hebben we in principe de bevoegdheden toe. Maar de overige acht zijn ook van belang. En die overige acht, daar gaan we met de beide ministers voor aan tafel zitten, om te kijken of de zogenaamde AHOJ-G criteria, de toelatingscriteria of wij daar extra maatregelen in kunnen nemen. Bijvoorbeeld de legitimatie. Dat moet verplicht worden, dat kunnen we nu vrijwillig regelen, een coffeeshophouder kan dat vrijwillig doen, maar wij vinden dat dat verplicht moet worden. Daar kunnen we met het ministerie afspraken over maken. Die maatregelen gaan we invoeren per 1 januari 2010 en natuurlijk kijken we naar effectiviteit, we gaan geen maatregelen invoeren die een contraproductieve werking hebben, dat zal duidelijk zijn. En ik zeg u: wij betrekken daar ook coffeeshophouders bij. Dat mag gek klinken, maar ik vind: ze hebben de expertise en vaak ook de bereidheid. En coffeeshophouders zal het ook iets waard moeten zijn om van een illegale organisatie, die aan de rand van de criminele wereld opereert, om gewoon straks een normale voorziening te worden, waar het gaat om een normale activiteit. Dus wil ik ook graag hebben dat zij weten dat zij ook een verantwoordelijkheid op dit punt hebben.
Tenslotte: u zult in de stukken zien dat de burgemeesters, en mevrouw Jorritsma sprak daar ook over, de achterdeur regelen een belangrijk aspect vinden. Het zou zo fantastisch zijn als we de toelevering aan die coffeeshops uit de criminele wereld zouden kunnen krijgen. Dat zou een enorme slag toebrengen aan die hele illegale productie van wiet en ook die kleinschalige huis- tuin- en keukenjongens, die nu allemaal met hun vingers tussen de deur zitten. Hele wijken die daarmee geconfronteerd worden. Daarom bevelen wij van harte aan om hier goed naar te kijken en ook om de commissie van der Donk ons voorstel van een gesloten systeem te betrekken bij die overweging. We snappen dat daar politiek en bestuurlijk gezien nog heel wat water door de Maas heen moet, dat snappen we. Maar we vragen met nadruk om dat goed te bekijken, omdat dat een essentieel onderdeel is van het geheel. Je kunt naar onze overtuiging als je die voordeur sluit ook die achterdeur regelen, en dan hebben we een enorme stap gemaakt. Daar laten we graag ook de ministers hun verantwoordelijk in nemen en we verwachten dat dat straks gebeurt.
Tenslotte, ik heb u gezegd: tussen nu en 1 januari gebruiken we de tijd om het wettelijk kader te voorzien. Er gaat een regiegroep van start onder voorzitterschap van de beide burgemeesters, Hubert zal dadelijk daar wellicht nog iets over zeggen, onder voorzitterschap van de beide driehoeken, zal ik maar zeggen, want dat is denk ik ook essentieel. Het project zal ook wetenschappelijk worden begeleid, we moeten nog een goede professor erbij bedenken die dat project ook straks voorziet van wetenschappelijke begeleiding. Zodat we er ook landelijk wat aan hebben, straks als het doorgezet wordt in andere delen van het land. Wij denken dat het de moeite waard is om dit nu zo goed op te pakken, dat wellicht dit model een Nederlands model zou kunnen worden, een nationaal model, en wellicht misschien zelfs internationaal. U ziet: we hebben grote ambities. En tenslotte, het moge duidelijk zijn dat de invoering van het plan alleen realiseerbaar is met steun van rijk en provincies en daarom eindig ik met te zeggen dat ik het ongelofelijk te waarderen vindt, dat beide ministers hier zijn en dat ze hun steun hebben toegezegd, evenals mevrouw Jorritsma, onze VNG-voorzitter. Ik wil ook mijn dank uitspreken richting onze commisaris, want die heeft ook op andere terreinen zijn nek uitgestoken om dit project ook vanuit een andere invalshoek, denk aan het rapport van de Reuver en Fijnaut. De provincie heeft ons van het begin af aan steun gegeven om bij te staan in preventie en voorlichting. Dames en heren, Limburg trekt z’n grens. U kunt in onze mooie provincie eindeloos blijven genieten, op één uitzondering na. Dank u wel.”
(…)
Ernst Hirsch Ballin, minister van justitie:
“Dames en heren. Deze bijeenkomst is van groot belang voor de ontwikkeling van het drugsbeleid in Nederland. Het drugsbeleid in Nederland is in beweging en wel in de goede richting. Zoals burgemeester Leers net zei: Limburg trekt z’n grens is een samenhangend pakket beperkende maatregelen, het pakket levert ook naar onze overtuiging een bijdrage aan het verminderen van de problematiek die onze burgers en die van onze buurlanden ondervinden door het grootschalige drugstoerisme, door allerlei vormen van misbruik die zich rondom de verkrijgbaarheid van drugs hebben ontwikkeld. Het Nederlandse drugsbeleid is in ontwikkeling, in de goede richting, naar mijn overtuiging en gedragen, dat blijkt bij deze bijeenkomst, door een brede consensus van betrokkenen. Ik wil graag hier ook samen met mijn collega, mevrouw ter Horst aanwezig, met wie ik samen met collega Klink de verantwoordelijk deel voor de ontwikkeling van het drugsbeleid in Nederland onze waardering uitspreken voor dit Limburgse initiatief, voor de rol die burgemeester Leers samen met de andere burgemeesters uit Limburg hierin heeft gespeeld, voor gouverneur Frissen en ik vermeld hierbij ook degoede afstemming die daarover heeft plaats gevonden met justitie in de richting van ontwikkeling van het drugsbeleid. Ik herinner mij een gesprek met de hoofdofficier van justitie, ook aanwezig, eind vorig jaar waarbij onze gedachten zich in wezen in dezelfde richting ontwikkelden als wat nu is neergelegd in Limburg trekt z’n grens, een samenhangend pakket beperkende maatregelen.
Dat is van belang, ook in het licht van de ontwikkeling die het drugsbeleid heeft doorgemaakt. Want zoals mevrouw Jorritsma, voorzitter van de VNG, net terecht zei: eigenlijk is wat hier nu wordt voorgesteld een terug gaan naar het uitgangspunt, dat er ooit is geweest bij het gedogen van beperkte verkrijgbaarheid van soft drugs. Namelijk dat het in een beperkte kring, in beperkte hoeveelheden en onder goed toezicht zou moeten gebeuren. En het grootschalige drugstoerisme, de commercialisering die zich daar omheen heeft afgespeeld en de criminalisering die hebben die uitgangspunten, die ooit ten grondslag hebben gelegen aan dat beleid, aangetast. We gaan dus terug naar dat uitgangspunt van beperkte verkrijgbaarheid in beperkte en te controleren kring. Samen met mijn collega’s Klink en mevrouw ter Horst hebben we een commissie ingesteld onder voorzitterschap van professor van den Donk, de voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, die ons gaat adviseren over de verdere ontwikkeling van het drugsbeleid in Nederland. En we verwachten medio dit jaar het advies van die commissie en zullen dan ons standpunt daarover bepalen.
Van belang in de aanpak die nu is gekozen is het pasjessysteem, omdat dat het mogelijk maakt om weer te overzien en vast te leggen, vast te houden, wie gebruik maken van de gedoogde mogelijkheid tot het verkrijgen van soft drugs. En ook dat dat niet in te grote hoeveelheden gaat, beperking tot drie gram als maximum per consument per dag. Ook wanneer betrokkene probeert om in meer coffeeshops aan zijn waren te komen. Registratie, legitimatie en het tegen gaan van het drugstoerisme dat zo’n groot probleem is gebleken, niet alleen voor onze buurlanden maar ook voor onze eigen burgers, hier in Maastricht en in andere Limburgse gemeenten en op andere plaatsen. Vandaar dat we nu kunnen zeggen: we hebben niet, zoals in het verleden wel in het geval is geweest, de illusie dat het Nederlandse drugsbeleid ons exportproduct voor de rest van de wereld zal zijn en wat we al helemaal niet willen is dat de drugs ons exportproduct voor de rest van de wereld zijn. En dat wordt met dit pakket beperkende maatregelen, en dat past geheel in het kabinetsbeleid, bestreden.
Er zijn andere positieve ontwikkelingen te noemen, zoals gemeenten die zich afvragen of ze er goed aan doen om coffeeshops te hebben, zoals het met succes vervolgen van eigenaren van grote coffeeshops wegens banden met de georganiseerde misdaad en bestrijding van de georganiseerde hennepteelt. Deze pilot die per 1 januari met onze medewerking, collega ter Horst zal dadelijk spreken over de beschikbaarheid van politiecapaciteit daarbij, en met medewerking van het Openbaar Ministerie van start zal kunnen gaan, zal het mogelijk maken de drempel te verhogen, de ongecontroleerde verspreiding van grote hoeveelheden drugs tegen te gaan en de neveneffecten, de criminalisering en commercialisering en overlast voor onze burgers een halt toe te roepen.
Wat betreft de achterdeur wil ik helder zijn dat het niet onze bedoeling is om nu ook een gedoogde hennepteelt in Nederland een plaats te geven via het openzetten van de achterdeur. Die achterdeur gaat straks vanzelf verder dicht, als die voordeur minder wijd open staat. En ook dat is een goede zaak. En wat betreft de problematiek die er verder aan vast zit, wachten wij het advies af van de commissie van der Donk en zulen dan daarover ons standpunt nader bepalen. Wij zijn dus bereid, van de kant van de centrale overheid, om deze pilot zeer waarderend te ondersteunen, het Openbaar Ministerie zal nagaan welke aanpassingen in het gedoogbeleid nodig zijn om dit samenhangend pakket van beperkende maatregelen gestalte te geven en ik wil graag afsluiten met onze waardering en ook ons vertrouwen uit te spreken voor dit belangrijke initiatief.”
(…)
Guusje ter Horst, minister van binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties:
“(…) De kern van het voorstel is het systeem van pasjes: zonder een pasje kom je geen coffeeshop meer in. Het is natuurlijk heel interessant wat daar het effect van is, ik begrijp dat u dat ook allemaal gaat onderzoeken, dat is mooi, maar je kan natuurlijk van tevoren bedenken, zoals Leers ook al zei, dat het twee effecten kan hebben. Namelijk het eerste effect is dat er meer drugs verhandeld zal worden in de illegaliteit. Het tweede effect dat het zou kunnen hebben, wat Bruls noemde, dat is het waterbed-effect, dat buitenlanders niet meer komen naar de coffeeshops in de Limburgse gemeenten, maar naar een andere gemeente gaan. Wat dat eerste betreft, de illegaliteit, dat is voornamelijk overlast in de vorm van drugstransacties en ook drusgrunners. Het tweede, het waterbed-effect, waarbij de overlast vooral het grootste is door verkeersoverlast, als de toestroom naar coffeeshops die dat eigenlijk helemaal niet aankunnen zal worden vergroot.
Als je aan die overlast, in beide vormen, iets zou willen doen en dat is natuurlijk ook jullie inzet, dan zal je prioriteit moeten geven in de driehoeken aan handhaving op dit punt. Laat ik maar meteen duidelijk zijn: ik vind niet dat als we deze pilot gaan uitvoeren, dat zou betekenen dat er extra politie moet komen, want die hebben we niet. Wat wel zou moeten gebeuren is dat in de verschillende driehoeken in de gemeenten die het betreft afgesproken zal moeten worden, en dat geldt zowel voor politie-inzet als voor justitie-inzet, dat deze mogelijk ontstane situatie van meer overlast dat die prioriteit krijgt. (…) ”