7 oktober 2015
Door Derrick Bergman
‘Er zal toch een doorbraak moeten komen op een of andere manier’
Lees het exclusieve interview met ‘modelteler’ John uit Bierum dat deze maand in Highlife magazine is verschenen. “Het is afwachten nu. Meer kunnen we niet doen.”
Voor John en Ines, de ‘modelkwekers’ uit Bierum was 9 september een cruciale dag. Het Hof Leeuwarden wees vonnis in het hoger beroep tegen het stel, dat eerder door de rechtbank was veroordeeld tot schuldigverklaring zonder strafoplegging. Helaas volgde het Hof dit baanbrekende vonnis niet, maar koos voor een symbolische straf van 3 maanden voorwaardelijk. Toch houden John en Ines moed. ‘We kunnen nog in cassatie. En dat gaan we ook doen.’
Nederland maakt in april 2014 kennis met John en Ines, via een grote reportage in NRC/Handelsblad. ‘John is de man van de achterdeur‘ luidt de kop en de intro vat de kwestie bondig samen: ‘Wiet roken mag. Wiet kopen mag. En dan is wiet telen verboden? ‘Modelkwekers’ John en Ines staan deze zomer voor de rechter.’ In de krant vertellen ze het hele verhaal. John komt uit Tilburg en kweekt al bijna een kwart eeuw cannabis; de plant is zijn lust en zijn leven. Ines komt uit Tirol en is econome. Een jaar of zeven geleden besloten ze samen te beginnen aan een riskante, maar potentieel historische missie. Ze zouden verhuizen naar een afgelegen plek in het noorden van Nederland om daar in volledige openheid en transparantie een professionele wietkwekerij te gaan runnen. Doel: een uitspraak forceren in een proefproces over de achterdeur van de coffeeshop.
De redenering is simpel: als coffeeshops wettelijk toegestaan cannabis mogen verkopen, dan zal iemand die cannabis moeten produceren. En als dat iemand is die in alle opzichten transparant, veilig en verantwoord te werk gaat, dan is dat een bijdrage aan het coffeeshopbeleid van de overheid. In juridische termen: dan ontbreekt materiële wederrechtelijkheid. Dit geldt in onze rechtspraak als ‘rechtvaardigingsgrond‘, zoals bijvoorbeeld ook noodweer of overmacht door noodtoestand dat zijn. Als er volgens de rechter sprake is van zo’n rechtvaardigingsgrond, dan is iemand niet strafbaar, ook al is er wel een strafbaar feit gepleegd.
Materiële wederrechtelijkheid ontbreekt als je een strafbaar feit pleegt, maar door het feit te plegen een onderliggend rechtsgoed van een strafbepaling wordt bereikt, zodat je niet strafbaar kan worden gesteld. Dat onderliggende rechtsgoed is in dit geval het gedoogbeleid voor coffeeshops. Ook in de rechtszaak tegen de Friese kweker Doede de Jong voert de verdediging aan dat materiële wederrechtelijkheid ontbreekt.
De rechtbank in Groningen sprak zich op 16 oktober 2014 uit over de zaak. In een sensationeel vonnis bepaalde de rechter dat John en Ines weliswaar schuldig waren aan de ten laste gelegde feiten, maar daarvoor geen enkele straf verdienen. Ze handelden immers binnen de doelstellingen van het gedoogbeleid en deden dat op verantwoorde, veilige en transparante wijze. Citaat uit het vonnis: ‘Nu de verkoop van softdrugs uit deze coffeeshops gedoogd wordt, impliceert dit ook dat de coffeeshops bevoorraad worden en mitsdien dat ten behoeve van die aanvoer, ook geteeld wordt. Over de vraag hoe die bevoorrading dan plaats moet vinden laat het beleid zich niet uit.’
Het vonnis sloeg in als een bom. Zou het dan eindelijk zover zijn? Zou dit dé zaak worden die de achterdeur open zet? Sommige passages uit het vonnis lijken wel een handleiding gereguleerd cannabis kweken. Kort samengevat constateerde de rechtbank over de werkwijze van John en Ines:
Ze hebben steeds openheid van zaken gegeven, tegenover politie, OM en Belastingdienst
Ze hebben de benodigde elektriciteit verantwoord en veilig afgenomen en alle rekeningen betaald
Ze ontvingen geen uitkering
Ze hebben van de inkomsten een administratie bijgehouden, deze inkomsten opgegeven aan de Belastingdienst en hier belasting over betaald
Ze hebben bij de teelt geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt
Er is bij de kwekerij geen sprake van een brandgevaarlijke situatie
Er is geen overlast veroorzaakt
De cannabis is uitsluitend geleverd aan gedoogde coffeeshops
Er is geen sprake ‘grensoverschrijdende verkoop’
En dus, concludeert de rechter, hebben John en Ines ‘gehandeld binnen de belangrijkste doelstellingen van het door de overheid ontwikkelde softdrugsbeleid, te weten het belang van de volksgezondheid en het handhaven van de openbare orde.’
Dit voorjaar was ik een middag te gast bij John en Ines in Bierum. Hun boerderij lijkt aan het einde van de wereld te liggen. Een oase in een vervreemdend vlak landschap van windmolens. In de grote tuin en in de gezellige boerderij hangt de geur van vrijheid en onafhankelijkheid. En van cannabis… We rookten Cheese en Silver Haze. Eigen teelt, dat spreekt. De kwaliteit was zo superieur dat ik later bij de rondleiding door de kwekerij niet verbaasd was over de perfecte opzet. De planten stonden er gezond en gelukkig bij; een zee van groen, badend in het oranje licht van zo’n twintig HPS lampen.
In de grote tuin praatten we die middag over de missie en de kans op succes. De zes invallen in vijf jaar tijd; de impact die dat elke keer heeft. John liet me de brief lezen die ze in 2012 naar de Belastingdienst, het Openbaar Ministerie en de politie hebben gestuurd. Het is een prachtig document; moedig en eerlijk. Als de missie van John en Ines slaagt, komt de brief in de geschiedenisboeken terecht.
Er stond dus heel wat op het spel bij het hoger beroep, dat op 26 augustus diende voor het Hof in Leeuwarden. Bij de zitting waren zo’n dertig sympathisanten en geïnteresseerden aanwezig, onder wie Doede de Jong.
Twee weken later bleek dat de virtuoze pleidooien van Sidney Smeets en Tim Vis van Spong Advocaten het Hof niet hebben kunnen overtuigen. Op 9 september veroordeelde het Hof John en Ines tot een voorwaardelijke celstraf van drie maanden. Sidney Smeets tweette zijn frustratie meteen na de uitspraak van zich af:
Als ik John de volgende dag spreek is hij allesbehalve uit het veld geslagen. ‘We kunnen nog in cassatie. En dat gaan we ook doen. Onze advocaten zijn het absoluut niet eens met de motivatie van het vonnis, vooral waar het gaat om het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid. Er zijn wel drie, vier punten in de motivatie die makkelijk weerlegd kunnen worden.’ Meteen na het vonnis heeft hij met Ines alles leeg gehaald en opgeruimd; elk spoor van plantjes is nu verdwenen. Dat is pijnlijk, erkent John; ‘iedereen zit te springen om wiet’. Maar het is niet anders. ‘We moeten het gewoon uitzingen. Hoe lang dat gaat duren hangt ook af van de Hoge Raad. Spong doet zelf altijd de cassatiezaken, dus ook die van ons.’
Hij zoekt een wat hem betreft cruciale passage uit het vonnis op en leest die voor. ‘Van het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid zou kunnen worden gesproken -kort gezegd- als er zich een situatie voordoet, waarvan kan worden gezegd dat de maatschappelijke ontwikkelingen over de strafwaardigheid van een strafbaar gesteld feit zodanig zijn veranderd dat het niet meer als een strafbaar feit wordt beleefd en dien ten gevolge strafoplegging door de samenleving in brede zin als onrechtvaardig wordt ervaren.’ Volgens het Hof is dat niet zo en is er dus geen sprake van het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid. Tot verbazing van John. Denk aan de recente Motivaction peiling waaruit blijkt dat zeventig procent van de Nederlanders vóór regulering is. Of aan het Joint Regulation manifest vóór regulering, dat inmiddels door liefst 59 gemeenten wordt gesteund, met samen bijna tachtig procent van alle coffeeshops in Nederland.
Kortom: het is wel degelijk zo, dat het straffen van telers die op een nette manier coffeeshops bevoorraden ‘door de samenleving in brede zin als onrechtvaardig wordt gezien’. John: ‘Daar moeten we verder op in gaan, ik denk dat daar de insteek zit. Bij ons advocatenkantoor zien ze dat ook zo. Tim Vis zei ook meteen: het is helemaal verkeerd uitgelegd, het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid staat heel anders in de boeken dan dat zij het vertellen. Dus ik ben benieuwd. Het is afwachten nu. Meer kunnen we niet doen.’
Natuurlijk, dit vonnis is een domper. Maar de missie gaat gewoon door. John: ‘Ik ben blij dat ik weer buiten ben natuurlijk, dat het achter de rug is. En ik hoop dat ze er bij de Hoge Raad wat mee gaan doen. Ik ben benieuwd hoe ze het gaan brengen, allemaal. Er zal toch een doorbraak moeten komen op een of andere manier. Dit kan natuurlijk niet, ons hele coffeeshopbeleid is te gek voor woorden. En we zitten niet te wachten op gemeentelijke plantages, neem ik aan. Het zou van de gekken zijn als we vijf soortjes wiet krijgen.’
Het belang van diversiteit; daar hamerde John ook op tijdens het hoger beroep. Diversiteit, kwaliteit, veiligheid en controle: de voordelen van regulering in een notendop. John en Ines zijn er van overtuigd dat de rede zal zegevieren. John: ‘Het is nog niet opgegeven. We zien genoeg dingen in het vonnis die aanknopingspunten bieden. Ik ben sowieso overtuigd van het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid, dat zag ik zelf altijd als ingang. Niet dat andere, de niet ontvankelijkheidsverklaring. Dat heb ik eigenlijk nooit zo gezien. Want dan is het echt over. Als ze dat hadden uitgesproken, dan kon iedereen aan de gang gaan. Zo simpel is het. En dat gaan ze niet doen. Het zou mooi zijn, maar dat gaan ze absoluut niet doen.’
Wat hoop geeft voor de cassatie is het feit dat Ybo Buruma sinds 2011 raadsheer is bij de Hoge Raad. Buruma publiceerde in 2010 een analyse over de ruimte die de internationale drugsverdragen Nederland bieden om de teelt van cannabis te reguleren. En internationaal zet de trend richting regulering en legalisering van cannabis onverminderd door. Maar zelfs als het goed zou gaan bij de Hoge Raad, dan nog is de weg lang en lastig. John: ‘Dan zal het terug gestuurd worden naar de rechtbank, waar het dan opnieuw behandeld gaat worden. Dat is wat de Hoge Raad zou doen, die zal niet zelf tot een beslissing komen. Maar we houden de moed erin. We zullen het zien. Ik wens iedereen veel sterkte, ook Doede natuurlijk. Ik kom zeker naar Leeuwarden voor zijn hoger beroep op 15 oktober.’
‘Ik geloof in ons coffeeshopbeleid’
‘Het is een stuk van ons leven. Ik geloof in ons coffeeshopbeleid en het is mijn lust en mijn leven om met dat plantje te werken en uiteindelijk de diversiteit aan de coffeeshop te kunnen leveren. Mijn redenering was: die coffeeshop, die zal toch bevoorraad moeten worden. En waarom zouden wij daarvan niet ons werk mogen maken? Dat was mijn motivatie.’
‘Als het Openbaar Ministerie hier vandaag met opgeheven hoofd de zaal wil verlaten zal het slechts twee keuzes hebben: ofwel het rekwireert bij nader inzien tot haar eigen niet-ontvankelijkheid dan wel het toepassen van artikel 9a; ofwel het geeft nu eens en voor altijd het antwoord op de ultieme vraag: als het niet zo mag hoe moet het dan wél? Waar komt de wiet vandaan?
U merkt hierin zijdens de verdediging terecht een zekere vorm van ‘j’accuse…!’ richting het openbaar ministerie, maar die is hier dan ook bij uitstek op zijn plaats. Het antwoord blijft immers uit in alle talen.
Want wat is de boodschap van een veroordeling en zeker van een strafoplegging in deze zaak? De enige boodschap is dan dat linksom of rechtsom alle vormen van teelt bestraft worden. En als dat zo is, dan zou je wel gek zijn als je als kweker niet kiest voor de snelle en gevaarlijke teelt op zolderkamers waarbij de pakkans gering is en de opbrengst maximaal. Maar die teelt gaat gepaard met een erbarmelijke kwaliteit en harde criminaliteit. Kennelijk is dat waar het openbaar ministerie dus de voorkeur aan geeft, want de coffeeshops blijven open en de verkoop blijft gedoogd.’