Bron: Plenaire verslagen
Tweede Kamer, 26e vergadering, woensdag 20 november 2013
Begroting Veiligheid en Justitie
Overzicht van het debat over de wietteelt
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik heb iets gemist in het betoog van de heer Recourt. Misschien stond dat net in het stukje dat hij niet heeft kunnen voorlezen. Aan het einde van dit jaar gaat de minister de experimenten met de gereguleerde wietteelt beoordelen. Volgend jaar zal er dus een besluit moeten volgen. Nu is er een afspraak gemaakt. De Partij van de Arbeid zal dit jaar afwachten. Dat heeft men toegezegd in ruil voor het niet laten invoeren van het ingezetenencriterium in Amsterdam. Althans, daarop wordt geen daadwerkelijk toezicht gehouden. Wat gaat de Partij van de Arbeid doen met de ingediende experimenten?
De heer Recourt (PvdA):
Wij krijgen een brief van de minister die daarover gaat. Daarin wordt antwoord gegeven op de vraag of gereguleerde wietteelt mogelijk is. We hebben gezien dat een overgrote meerderheid van de burgemeesters dit wil. Ik kan zeggen dat de Partij van de Arbeid al sinds jaar en dag pleit voor het reguleren van de wietteelt en het oplossen van het probleem van de achterdeur. Wij pleiten ervoor om dat via legalisering en regulering te doen. Kortom, wij wachten met spanning de brief van de minister af. Wij wachten misschien met nog wel meer spanning het initiatief af dat u hebt aangekondigd in de krant. U hebt een enthousiaste Partij van de Arbeid achter u staan, maar wij zitten ook in een coalitie. Veel meer dan dit kan ik hierover niet zeggen.
[…]
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
[…]
Ik vind het heel openhartig van de heer Recourt dat hij zich zo opstelt. Ik snap best dat hij in een moei-lijk parket zit. Het blijft echter lastig met deze minister van Veiligheid en Justitie. Hij zei nog deze morgen tijdens wat bijna een half uurtje cabaret op de radio was: het zal nooit gebeuren, ik ben er niet voor, ik doe het niet en ik wil het niet. Ik wens de Partij van de Arbeid heel veel succes met haar stellingname.
De heer Recourt (PvdA):
In een democratische rechtsstaat beslist de Kamer. De minister heeft natuurlijk zijn eigen verantwoordelijkheden, maar hij kan niet zeggen dat het nooit zal gebeuren. Uiteindelijk gaat de Kamer daarover. Ik ben dus heel benieuwd naar zijn antwoorden.
[…]
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Voorzitter. De rechtsstaat ligt onder vuur en het oorverdovende wapengekletter komt uit vak-K. De zelfbenoemde crimefighters van dit kabinet schieten het ene na het andere onrechtsstatelijke salvo af op de rechtsstaat, die ons toegang moet bieden tot een onafhankelijke rechter en een eerlijk proces en bijstand door een advocaat biedt. Daarnaast is er de ongebreidelde machtsconcentratie. Die rechtsstaat wordt door deze bewindslieden steeds meer gedegradeerd tot een gatenkaas.
Het is precies die notie waardoor D66 op Veiligheid en Justitie vol oppositie voert. Wij hebben met het Herfstakkoord ingestemd, met een totale rijksbezuiniging van 6 miljard euro. De 1 miljard voor V en J staat, zeg ik tegen de staatssecretaris. Maar de keuze waar de klappen precies vallen binnen V en J, staat niet in het Herfstakkoord. Over keuzes zoals het investeren van 105 miljoen extra in de Nationale Politie in plaats van in het Openbaar Ministerie of ter verzachting van bezuinigingen die mensen diep in hun rechtsbelang raken, verschillen de bewindspersonen en D66 stevig van mening. Dat het beleid van dit kabinet vaak niet de gewenste effecten oplevert, merken de bewoners van de drie zuidelijke provincies. Ondanks of, beter gezegd, door de maatregelen van het kabinet is er aanzienlijk meer drugsoverlast. De bestrijding van georganiseerde hennepteelt faalt. Gemeenten geven aan dat het onhoudbaar is om de verkoop van softdrugs te gedogen terwijl teelt en aanvoer strafbaar blijven. Dit zorgt voor onveiligheid, brandgevaar en tekort aan menskracht bij de politie. Veel burgemeesters hebben plannen ingediend om de wietteelt te reguleren, maar het antwoord van de minister is één grote nee. Wij gaan het gewoon níet doen en er is géén sprake van lokaal maatwerk. De minister geeft geen uitvoering aan de belofte uit het regeerakkoord. Hij zoekt een excuus in internationale verdragen. VN-verdragen belemmeren de gereguleerde wietteelt niet.
Als de minister geen oplossing wil bieden voor het probleem en de kop in het zand blijft steken, zal D66 een initiatiefvoorstel maken om de wietteelt te reguleren. Dit is naar mijn vaste overtuiging en die van een meerderheid in ons land de beste manier om de georganiseerde criminaliteit een slag toe te brengen, politiecapaciteit voor andere prioriteiten in te zetten en de gezondheidsrisico’s voor burgers te beperken.
De heer Van Oosten (VVD):
Mevrouw Berndsen spreekt over regulering van de wietteelt. Accepteert zij dat Nederland met die regulering het risico loopt het drugsland van Europa te worden? Mevrouw Berndsen weet immers ook dat aan het gedoogbeleid het ingezetenencriterium gekoppeld is. Dat maakt nu juist dat alle overlast en andere randverschijnselen die te maken hebben het coffeeshopbeleid kunnen worden ingeperkt.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Dat ingezetenencriterium is natuurlijk een monstrum. Amsterdam hoeft het al niet na te leven en andere gemeenten doen het ook niet. De koppeling tussen het ingezetenencriterium en drugsland worden, zie ik helemaal niet. Ik weet niet zo goed wat de heer Van Oosten hiermee wil zeggen.
De heer Van Oosten (VVD):
Mevrouw Berndsen spreekt over regulering van de wietteelt. Ik stel vast dat het ingezetenencriterium een koppeling heeft met het gedoogbeleid dat wij op dit moment kennen. Mevrouw Berndsen begon haar bijdrage met een verwijzing naar gemeenten in het zuiden van Nederland, gemeenten die juist veel te kampen hadden met overlast van bezoekers uit het buitenland bij die coffeeshops. Vandaar mijn vraag.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Die overlast is vooral gekomen door de invoering van de wietpas. Dat bleek ook wel. Die was heel snel weer van tafel. Dat ingezetenencriterium is wat ruimer, maar ga vragen en kijken in het zuiden van Nederland. De overlast op straat is buitengewoon toegenomen.
[…]
De heer Van der Staaij (SGP):
Mevrouw Berndsen zegt dat D66 regulering van wietteelt wil en dat zij verwacht dat die uiteindelijk leidt tot minder justitie-inzet en minder problemen. Waarop is die verwachting gebaseerd?
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Op dit moment worden 5.500 wietplantages per jaar gerooid. Er zijn er een dikke 30.000. Het aantal van 5.500 ruimingen blijft zo ongeveer stabiel. Er wordt heel veel politiecapaciteit voor ingezet. Wij denken dat je met het reguleren een gesloten systeem krijgt waarbij er controle is op het kweken van cannabis. Daardoor kan volgens ons de politiecapaciteit worden verschoven van het ruimen van wietplantages en het oppakken van kleine wietkwekertjes naar — ik kom daar straks ook nog over te spreken — echt politiewerk en het aanpakken van de zware georganiseerde criminaliteit.
De heer Van der Staaij (SGP):
Wij zullen met vreugde oppositie blijven bedrijven tegen het D66-beleid op het gebied van drugs. Het gaat mij nu om de verwachting dat regulering echt helpt om de inzet van politie en justitie te verminderen. Zagen wij niet dat gokken en prostitutie ondanks alle reguleringsslagen uiteindelijk nog steeds vragen om een ongelooflijke inzet van politie en justitie om alles wat zich buiten die kaders begeeft toch weer de kop in te drukken?
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
De heer Van der Staaij legt nu de relatie met het prostitutiebeleid, maar daarin speelt de mensenhandel een veel belangrijkere rol. Dat staat los van het prostitutiebeleid als zodanig en is nooit de bedoeling geweest van de regulering in het prostitutiebeleid. Die vergelijking kun je dus niet maken.
De heer Segers (ChristenUnie):
Mevrouw Berndsen schermt met een meerderheid van de bevolking die achter haar zou staan. Vooralsnog is er geen meerderheid in de Kamer voor haar plannen en daar ben ik blij mee. Maar ik verbaas mij over de manier waarop D66 dit presenteert, net alsof het over groente en fruit gaat. D66 geeft zich niet of nauwelijks rekenschap van het feit dat het hier om iets ontzettend schadelijks gaat. Het is schadelijk voor de gezondheid en zal leiden tot een toename van verslavingen, die enorme gevolgen hebben voor mensen. Op welke manier geeft D66 zich daar rekenschap van?
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Dat is juist de reden dat wij het willen reguleren, want dan kun je bijvoorbeeld controle houden op het THC-gehalte van cannabis, waardoor de effecten daarvan vele malen kleiner zijn. Nu wordt ongebreideld wiet ingevoerd en het THC-gehalte van met name de geïmporteerde wiet is vele malen hoger dan de toegestane 15%. Juist dat kunnen wij bij regulering heel goed in de hand houden.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik blijf mij erover verbazen dat dit wordt gepresenteerd als iets nobels, als iets wat nagestreefd zou moeten worden, terwijl het om iets ontzettend slechts gaat. Het is slecht voor mensen en leidt tot verslaving. Ik verbaas mij er ook over dat wordt ingebracht dat dit tot doel heeft om de handel vanuit het buitenland naar Nederland tegen te gaan, terwijl het grootste deel van de productie in Nederland naar het buitenland gaat. Ook dat realiseert D66 zich onvoldoende. Althans D66 geeft zich daar geen rekenschap van.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik heb er iets langer over nagedacht dan alleen maar het moment van een interview in de krant. Ik heb mij er goed op georiënteerd. Als wij het reguleren, ervoor zorgen dat er een gesloten circuit is waardoor wij weten hoeveel er wordt geproduceerd en verkocht, en er dan meer productie is, dan weten wij dus ook dat wij die moeten gaan aanpakken. Overigens propageer ik helemaal niet het gebruik van cannabis. Ik ga ervan uit dat het een gegeven is in de maatschappij. En omdat het een gegeven is, denk ik dat het onze taak als volksvertegenwoordigers is om in het kader van de volksgezondheid de beste maatregelen te nemen.
De heer Oskam (CDA):
Ik sluit mij van harte aan bij de woorden van de heer Segers en ben het op één punt ook eens met mevrouw Berndsen. Dat zal haar blij maken. Ik vind namelijk ook dat wiettelers georganiseerde criminelen zijn. Als wij haar plannen volgen, wat gaan die georganiseerde criminelen dan doen?
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Niet alle wiettelers zijn georganiseerde criminelen. Dat weet de heer Oskam als geen ander. Het zijn criminele samenwerkingsverbanden die zich niet alleen toeleggen op de wietteelt. Ze doen dat erbij omdat die buitengewoon profijtelijk is en er heel veel geld in te verdienen is, maar ze houden zich ook met andere georganiseerde criminaliteit bezig. En als je minder politiecapaciteit nodig hebt voor het controleren van coffeeshops en het oprollen van illegale wietplantages, kun je juist die zware georganiseerde criminaliteit heel hard aanpakken. De heer Oskam zal het met mij erover eens zijn dat dat heel goed is.
Voorzitter. Ik wilde mevrouw Helder parafraseren, want zij had een heel mooie uitspraak. Ik wil daar-van maken: als Kamerlid was de staatssecretaris nog voor regulering, maar als staatssecretaris niet meer.
[…]
Mevrouw Kooiman (SP):
[…]
Tot slot de softdrugs, een altijd terugkerend thema bij de behandeling van de begroting. Veel gemeenten dienen nu op verzoek van de minister een plan in voor de oplossing van de softdrugsproblematiek. Zij zien vaak een oplossing in een regeling van de achterdeur. Dit betekent dat bijvoorbeeld het zelf kweken van wiet niet langer strafbaar wordt gesteld. Het is geen geheim dat de SP-fractie dit een goede oplossing vindt. De minister is daar wat minder over te spreken. Ik vraag hem om in ieder geval met een open blik ook naar deze plannen te kijken. Ik heb de indruk dat hij die al bij voorbaat afschiet. Ik krijg vandaag graag de toezegging dat hij dat niet zal doen en dat hij hier goed naar zal kijken.
Minister Opstelten:
[…]
Ik kom op de wietteelt. Daar is over gesproken en hoe kan het ook anders. Wanneer wordt er niet over gesproken? Mevrouw Kooiman, mevrouw Berndsen en mevrouw Van Tongeren zijn erop ingegaan. Laat ik het gewoon zo zeggen. Ik voer allerlei gesprekken binnen het kader van wat wij hier hebben afgesproken. Ik vraag de Kamer om te wachten op waar ik mee kom. Ik heb een positie ingenomen; dat vond ik terecht. Een aantal leden is het daar niet mee eens. Een aantal burgemeesters kunnen zich dat heel goed voorstellen. Zij vinden het prettig om met iemand te spreken van wie ze weten waar hij staat. Ik kom conform afspraak met de brief. Daar staan trouwens niet alleen de plannen van de burgemeester in, maar daar staat ook de juridische positie in die wij hebben ingenomen, de internationale oriëntatie, de punten waarover wij afspraken hebben gemaakt.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
De minister heeft zich ongelooflijk ingegraven in zijn eigen standpunt. Het zal buitengewoon lastig zijn om daarvan af te stappen. Wij hoorden vanmorgen op de radio nog de burgemeester van Venlo, waar het hem werkelijk over de schoenen loopt. Ik vraag de minister om de aangevraagde experimenten met een open mind te beschouwen. Als de minister al van tevoren zegt dat hij dat niet doet, dan ontstaat er echt een heel andere situatie.
Minister Opstelten:
Ik heb duidelijk gezegd waar ik sta. Het kan niet. Dat is de juridische lijn van het kabinet. Je kunt er anders over denken, zegt mevrouw Berndsen, maar ik vind van niet. Ik vind het om allerlei redenen niet wenselijk. Dat moet men weten. Verder hebben wij buitengewoon goede, constructieve gesprekken met elkaar.
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Die tot niks leiden. De minister zegt dat het niet kan, maar ik weet mij in mijn standpunt gesteund door een aantal hoogleraren. Wij hebben de wetenschap hier altijd zeer hoog staan. De minister zegt dat men wel kan komen praten, maar hij moet nu al duidelijk zijn dat hij geen enkel experiment wil toelaten. Dan weet iedereen waar hij aan toe is.
Minister Opstelten:
Dat weten alle burgemeesters. Van degenen die dat ontgaan is, ben ik verbaasd dat zij op hun post zitten. Zij volgen de gesprekken hierover. Ik heb er geen enkele last van gehad, in welk gesprek dan ook. Iedereen weet wat ik gezegd heb en iedereen heeft daar een antwoord op.
De heer Recourt (PvdA):
De burgemeesters die een verzoek doen bij de minister, hebben een reëel probleem met hun coffeeshops, met hun achterdeur, met de georganiseerde criminaliteit die daar achter zit. Wij zien een ideologische discussie in de Kamer, losgezongen van de feiten en de realiteit. Ik vraag de minister of hij er in zijn brief op wil letten dat de ratio de boventoon voert, dat het probleem onderkend wordt en dat er een rationele en geen ideologische benadering komt.
Minister Opstelten:
Dit zijn woorden die mij in het hart raken, want zo zit ik erin. Ik hou niet van ideologische debatten, ook niet in dit verband. Zo’n debat voer ik ook niet. Het gaat om de argumenten. Ook in het debat dat op de brief zal volgen, moeten de argumenten bepalen wat de lijn is.
Mevrouw Kooiman (SP):
Als de argumenten tellen, is dat ontzettend mooi. Als we de wietteelt regelen, lossen we immers het probleem van de criminaliteit op en kunnen we beter toezicht houden.
De minister vraagt burgemeesters en gemeenteraden om ideeën aan te leveren. Als zij vervolgens met het idee komen om de wietteelt te reguleren, diskwalificeert hij deze gemeenteraden en burgemeesters dan niet door hun plannen bij voorbaat in de prullenbak te gooien?
Minister Opstelten:
Nee. We hebben dit nu al vijf keer tegen elkaar gezegd. Ik doe dat helemaal niet. Hieruit spreekt ook onderschatting van het vak van burgemeester, want die heeft een eigen verantwoordelijk en die staat los van wat de minister vindt. Zo horen burgemeesters ook te acteren. Burgemeesters hebben te maken met de problemen in hun stad. Daar hebben we het dan over. Ik heb ook een verantwoordelijkheid en ik zeg waar ik sta.
Mevrouw Kooiman (SP):
De minister weet dat burgemeesters ook de verantwoordelijkheid hebben om naar hun gemeenteraden te luisteren en om oog te hebben voor wat er in hun gemeenten speelt. Als een gemeenteraad aangeeft dat men de wietteelt wil reguleren omdat men daarmee de criminaliteit een slag toebrengt en de volksgezondheid ondersteunt, is het dan niet wenselijk dat de minister zijn oordopjes uitdoet en daar goed naar luistert?
Minister Opstelten:
Ik luister in ieder geval goed, met of zonder oordopjes. Dat is één. Het tweede is dat ik met de burgemeesters spreek, want zij gaan erover. De gemeenteraden gaan er niet over. De burgemeester heeft te maken met de gemeenteraad en ik heb op mijn beurt te maken met het bestuursorgaan dat hierover gaat. Die gesprekken voeren we. De Kamer krijgt een brief. Die komt eraan en daarna hebben we een debat.
De heer Oskam (CDA):
Ik wil de burgemeester …, de minister toch complimenteren met zijn duidelijke lijn voor de experimenten. Komt in de brief ook te staan dat het huidige handhavingsbeleid consistent blijft?
Minister Opstelten:
Jazeker. Dat heb ik ook afgesproken. Ik ga aangeven waar niet en waar wel. De heer Oskam heeft mij dat eerder al gevraagd. Het brengt mij nu wel op de gedachte dat het misschien goed is om aan te geven dat het in het zuiden volgens de burgemeesters goed gaat met het ingezetenencriterium. Dat werkt ook. Het is goed om dat even te memoreren.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Gisteren heb ik herhaaldelijk een punt gemaakt van de democratische rechtsstaat. De minister zei in zijn inleiding dat hij die volledig steunt, maar nu zegt hij dat de gemeenteraad eigenlijk niets te maken heeft met de effecten van het wietbeleid op de stad. De minister is de enige die als een ijzeren hein blijft vasthouden aan zijn standpunt dat er helemaal niets mag en dat de gemeenteraad niet van belang is. Dat kan de minister toch zeker niet bedoeld hebben?
Minister Opstelten:
Nee. Natuurlijk is de gemeenteraad belangrijk, zeker in een democratische rechtsstaat.
Het gaat nu om de vraag met welk bestuursorgaan ik te maken heb. Dat is de burgemeester. Die gaat erover! Ik spreek niet met de gemeenteraad. Ik spreek met de burgemeester.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dat begrijp ik en dat begrijpt iedereen. Als een meerderheid van de gemeenteraden en de burgemeesters, zelfs burgemeesters van VVD-huize, aangeven dat zij grote problemen hebben met een gedoogde voordeur en een niet-gereguleerde achterdeur, dan kan de minister toch niet volstaan met steeds maar weer te herhalen “ik wil het niet, dus we doen het niet, ik wil het niet, dus we doen het niet”?
Minister Opstelten:
We hebben hierover vaker gesproken. Ik wil besturen met de feiten op een rijtje. Daar gaat het om. Wij zetten de feiten op een rijtje. Daar gaat het om. Vervolgens nemen we de maatregelen die nodig zijn. Naar mijn mening zijn dat de maatregelen die ik heb genomen. Ik ga op een rijtje zetten wat de burgemeesters vinden. Zij geven hun reactie op dit en andere punten en daarna krijgt de Kamer een brief, een brief waarover wij vervolgens kunnen debatteren.