Maandag 6 november 2006, Europees Parlement Brussel.
Conferentie: The road to Vienna 2008: European alternatives in drug policies.
Inleiding Jan Lonink, burgemeester Terneuzen (speech is op persoonlijke titel)
Cannabis: is regulering een mogelijkheid?
Ik heb gewoond en woon nu nog in een grensregio (Twente, Drenthe, Zeeland) waar ik, of ik het wil of niet, geconfronteerd werd en word met drugs. Of er nu een nul-beleid of een gedoogbeleid gevoerd wordt, dat maakt niet uit. Ik wil pleiten voor een verstandig drugsbeleid, gebaseerd op feiten en niet op morele oordelen. En niet alleen vanuit strafrechtelijk oogpunt maar ook vanuit een oogpunt vanuit volksgezondheid en welzijn. Niet alleen aandacht voor repressie, maar ook voor preventie. Geen moralistische “war on drugs”.
Nederland hanteert een in mijn ogen succesvolle scheiding tussen harddrugs en softdrugs. Nederlands drugsbeleid is pragmatisch en richt zich op preventie en de beheersing van het risico van drugsgebruik. Het succesvolle nationale beleid veroorzaakt echter op lokaal niveau problemen in de vorm van overlast, het veroorzaakt problemen voor de lokale politiemensen, voor het justitieel apparaat en het veroorzaakt ongewenst drugstoerisme. Het drugsgebruik in Nederland behoort tot de laagste in West- Europa.
Het is in elk geval lager dan in de meeste van de ons omringende landen. In Duitsland ligt het iets lager, in België, Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten ligt het hoger. de vrije verkoop in coffeeshops resulteert niet in een grotere gebruikersgroep (aldus wetenschappelijk onderzoek) dan in andere landen. Dat geldt evenzeer voor methadon- en heroineprogramma’s.
Als onderdeel van het gedoogbeleid kent Nederland ruim 700 gedoogde verkooppunten van softdrugs. Ook Terneuzen gedoogt sinds 1996 twee coffeeshops aan de rand van de binnenstad van Terneuzen. Daarnaast wordt er in de regio een preventief en repressief beleid gevoerd in een samenwerking tussen gemeente, politie en justitie. Dat is het project Houdgreep met wettelijke middelen om illegale panden van waaruit gedeald wordt te sluiten op grond van de wet Damocles en de wet Victoria.
Ook is er een convenant tussen gemeenten, politie, justitie, belastingdienst, woningcorporaties, verzekeringsmaatschappij en energiemaatschappij en om hennepteelt aan te pakken. Dat is zo effectief dat de productie een probleem wordt en zich ook verschuift, bijvoorbeeld naar België. Dirk Korf van de universiteit van Amsterdam concludeert overigens dat zonder toegang tot coffeeshops cannabisgebruikers kennelijk redelijk gemakkelijk aan cannabis komen. Dat blijkt ook uit de hoge gebruikscijfers in landen buiten Nederland. Gedoogde of gelegaliseerde verkoop heeft het voordeel dat de kwaliteit vanuit volksgezondheidsoogpunt te reguleren valt en dat er geen sprake is van vermenging met harddrugs. Bovendien wordt het aantal illegale panden, inclusief de daarbij behorende overlast substantieel teruggebracht. Ook is er sprake van decriminalisering, zie Terneuzen, Venlo en Maastricht.
Als het verboden is te kopen in coffeeshops zie je een verschuiving optreden naar andere aanbieders van drugs, waarbij dan ook kans is op vermenging met verkoop van hard drugs.
Het coffeeshop beleid is primair gericht op de lokale bevolking, echter wij worden geconfronteerd met een grote hoeveelheid buitenlandse bezoekers. Uit onderzoek van de Universiteit van Gent (Tim Surmont, begeleid door professor Bryce de Ruyver, nu in dienst bij de gemeente Terneuzen) is gebleken dat 61,5% de Belgische nationaliteit had, 31,6% de Franse en 6,1 % de Nederlandse. Belgen rijden gemiddeld 61 km. naar Terneuzen, Fransen 203 km. en Nederlanders toch nog 29 km. Het gemiddelde bezoek ligt nu waarschijnlijk tussen de 2000 en 3000 bezoekers per dag, in weekenden en op feestdagen meer. De gemiddelde leeftijd is bijna 27 jaar en bestaat uit meer dan 90% werkenden of studerenden. De belangrijkste reden dat men de gang naar Terneuzen maakt (evenzo in Venlo waar ik vorige week nog was) is de kwaliteit van de cannabis.
Nu is het vooral het volume van deze vorm van toerisme welke overlast veroorzaakt in de vorm van parkeerdruk, wildplassen en a-sociaal (rij-) gedrag. Die problemen trachten wij in Terneuzen aan te pakken via euregionale en lokale oplossingen. Lokaal bijvoorbeeld via een onderzoek naar het ombuigen van de bezoekersstroom van de binnenstad naar het buitengebied, dichterbij de grens van België. Ik vind dat gerechtvaardigd vanwege de buiten proportionele vraag vanuit het buitenland. Een vraag die er is en niet verdwijnt door het beleid dat de Europese landen voeren. Maar dat ontbrekende beleid beperkt wel mijn lokale beïnvloedingsmogelijkheden en handhavingsmogelijkheden op het drugsbeleid, zowel op repressief als op preventief gebied.
Op de buitenlandse stroom heb ik geen invloed (nul-beleid leidt tot illegaliteit en criminaliteit), ook niet op het denken van vele buitenlanders dat het in Nederland legaal en toegestaan is. In Nederland komt 69% van de gebruikers aan cannabis via een coffeeshop hetgeen uit oogpunt van volksgezondheid, transparantie, controleerbaarheid en bestrijding van criminaliteit goed is. In 1995 nog hadden we ongeveer 90 illegale verkooppunten met alle daarbij behorende problematiek. De coffeeshops veroorzaken dus niet het probleem, coffeeshops zorgen voor minder illegale verkoop in Terneuzen en omgeving. Zij zijn dus eerder deel van de oplossing. Echter met lokaal beleid kan ik de overlast problematiek en het drugstoerisme niet voldoende tegengaan. Nationaal en internationaal beleid zal nodig zijn.
Nederland gedoogt aan de voordeur de verkoop. België gedoogt het bezit op beperkte schaal. Frankrijk effectueert boetes niet die in andere landen worden opgelegd. Bij politiecontrole blijkt dat gecontroleerden begrip hebben voor controles maar dat ze tegelijkertijd de wetgeving van andere landen onvoldoende kennen. Overigens blijkt uit onderzoek in Terneuzen (ook politiegegevens zijn gebruikt) dat de coffeeshop gèen crimineel profiel hebben. Er worden in minder dan 1 % van de gevallen bij aanhouding harddrugs aangetroffen. 95% van de bezoekers kent geen illegale verkooppunten, 55% gebruikt geen andere verdovende middelen of alcohol, 90% behoort tot werkenden of studerenden, 6% wordt aangetroffen met meer dan 1 o gram in het bezit.
Voor het lokale handhavingsbeleid heb ik de volgende middelen:
stringente aanpak van illegale verkooppunten en aanscherping daarvan;
handhaving op AHOJG-criteria van coffeeshops;
toepassing van verblijfsontzegging;
terugdringen via preventie en voorlichtingsbeleid;
doorlichting van horecazaken en coffeeshops via BIBOB-beleid;
het aanpakken van illegale hennepteelt via een convenant;
maatregelen tegen overlast;
aanpak van achterliggende criminele organisaties;
project Houdgreep;
Hazeldonk overeenkomst (tussen Nederland, België en Frankrijk);
EuregionaaI de problematiek bespreken, zoals recent het symposium in Gent.
Ik wil pleiten voor een aantal zaken:
1. Het lokale beleid moet gericht zijn op de lokale markt; dat betekent dat ik streef naar beperking of zo mogelijk uitsluiting van verkoop aan niet-ingezetenen, mits dat niet tot illegaliteit of criminaliteit leidt. Dat is niet mogelijk ingevolge artikel 1 van de Grondwet en het vrij personen verkeer in de Europese Unie. Evenals Maastricht steun ik van harte een pilot-project om te kijken of er toch een weg is om dit te bereiken. Harmonisatie van wetgeving kan leiden tot harmonisatie van praktijk en beleid.
2. De overige EU landen kunnen er niet omheen het grote gebruik (bij jongeren meer dan 25% ) te onderkennen en de onwerkzaamheid van een sterk prohibitief regime ten einde te brengen. Er zullen stappen in de richting van een meer afgestemd EU beleid moeten worden gezet, in ieder geval in grensoverschrijdende regio’s.
3. Een euregionaaI beleid (ziet de EU de grensregio’s wel als een kans voor Europese integratie?) met beleidsconvergentie en beleidsafstemming is nodig, alsmede afstemming van politioneel en justitioneel optreden.
4. Tegengaan van criminalisering als gevolg van de achterdeurproblematiek (levering grote hoeveelheden). Eigenaars van coffeeshops worden nu vrijwel gedwongen tot crimineel gedrag bij de inkoop. Er ontstaan vrijplaatsen en de criminaliteit dringt binnen in achterstandswijken en plattelandsgebieden. De winstgevendheid van het telen en verhandelen van cannabis is natuurlijk de grote oorzaak van de interesse van de georganiseerde criminaliteit. Het risico van het binnendringen van die georganiseerde misdaad scène in deze sector is hoog. Dat baart mij grote zorg. Dat risico moet worden geminimaliseerd. Een experiment met gedoogde teelt (aansluitend op de wetgeving voor alcohol en tabak) zou bij kunnen dragen aan de oplossing, evenals een discussie over vormen van legalisering, waarbij drugsgebruik dat ongewenste gevolgen heeft voor anderen hard wordt aangepakt.
Het falen van de Amerikaanse verbodswetgeving op alcohol in de jaren twintig van de vorige eeuw heeft ons er al op gewezen dat er een veel hogere criminaliteit
ontstond, zonder dat het alcoholgebruik teruggedrongen werd.
In ieder geval is regulering van de achterdeur op een of ander manier nodig, alleen al door het hypocriete dat wat aan de voordeur aan de klant geleverd mag worden er aan de achterdeur eigenlijk niet in mag. Dat staat nog los van het sterk criminaliserende effect ervan. Reguleringsprojecten of proeven zijn nodig om inzicht te krijgen of wijziging van drugswetgeving en drugsverdragen zinvol is.