ENCOD SPEECH OP SYPOSIUM TGV. 30 JAAR MDHG
AMSTERDAM, 30 AUGUSTUS 2007
DRUGS STRAKS
Er zal ooit een eind komen aan het internationale verbod op drugs, en het is goed mogelijk dat Amsterdam en Europa hier een voortrekkersrol in zullen spelen. Iedereen weet dat het drugsverbod er is gekomen op aandrang van de regering van de VS. Die heeft een wereldwijde politieke patstelling veroorzaakt waarin geen enkele rationele oplossing mogelijk is voor een probleem dat alsmaar groter en veelzijdiger wordt. Vroeg of laat moet deze vaststelling leiden tot een scheuring tussen Europa en de VS op dit onderwerp. Dat die er nog niet is gekomen heeft niets te maken met het drugsbeleid, doch met andere aspecten van geopolitieke aard.
De huidige verstarring in het Nederlandse drugsbeleid is dan ook niet meer dan een laatste krampachtige stuiptrekking van een stervend lichaam. De gedachtegang dat door iets wat mensen graag willen en nodig hebben maar wat mogelijk schadelijk voor ze kan zijn te verbieden je deze schade elimineert, krijgt iets krampachtigs, iets irrationeels, op het moment dat duidelijk is gebleken dat het grootste deel van die schade juist het gevolg is van het verbod zelf.
Het is dit krampachtige vasthouden, dat ons brengt bij de suggestie dat de oorsprong van het drugsverbod een post-traumatisch karakter heeft. Het drugsverbod is in wezen een instinctmatige reactie op het vreemde, het andere, het onbekende dat onmiddellijk als inferieur en gevaarlijk wordt bestempeld, op dezelfde manier waarop men vroeger naar mensen met een andere huidskleur of cultuur keek. En zoals dat gaat met trauma’s: men probeert ze zolang mogelijk te verbergen, maar pas als men ze onder ogen durft te zien, is genezing mogelijk.
Amsterdam is natuurlijk een voorloper in het Europese drugsbeleid. Dankzij de coffeeshops hebben we een beeld gekregen van wat er met mensen gebeurt als ze blowen. De meeste buitenlanders die een coffeeshop bezoeken verliezen onmiddellijk hun angst en vooroordelen ten opzichte van cannabis. Onderzoekers, journalisten en overheden uit heel de wereld kunnen hier met eigen ogen zien dat als je op een professionele manier met druggebruik en gebruikers omgaat, je de schade tot een aanvaardbaar minimum kan beperken en je eigenlijk de vraag kan stellen waar het probleem zit. Wat de volksgezondheid betreft werkt het cofeeshopmodel, dat is zo klaar als een klontje. Het is niet toevallig dat waar Engeland, Frankrijk en Duitsland op dit moment overspoeld worden door berichten over vervuilde wiet, Amsterdam hiervan gevrijwaard is gebleven.
Echter, de stap naar volledige regulering van cannabis en andere middelen die nu nog verboden zijn is ook in Amsterdam niet mogelijk zonder een drastische wijziging in het nationale en internationale drugsbeleid.
Op dit moment is dat beleid een aaneenschakeling van onderling tegenstrijdige maatregelen: het gebruik op zich is geen misdaad, maar alles wat je ervoor moet doen is dat wel.
In de toekomst zal het vooral coherenter, effectiever en duurzamer moeten worden.
Zolang de noodzaak bestaat drugs te verbieden (vastgelegd in de VN-verdragen waaraan voorlopig geen enkele regering zich durft te wagen, uit angst voor represailles uit Washington) zullen politici, ambtenaren maar ook de experts die met hen samenwerken niet eens toekomen aan een voorzichtige schets van hoe een toekomstig drugsbeleid er uit zou kunnen zien.
Het is aan ons, gewone burgers zonder rang of stand, om deze ideeen uit te werken en er een concrete invulling aan te geven.
Het toekomstig drugsbeleid zal twee noodzakelijke bestanddelen moet hebben:
Het eerste is het garanderen van rechtszekerheid voor degene die drugs wil consumeren, produceren of verhandelen binnen een wettelijk kader. Er moet sprake zijn van een duidelijke, transparante wetgeving die de aanpak van overlast en criminele activiteiten garandeert. Deze wetgeving moet logisch zijn, gebaseerd op een rationele gedachtengang en toepasbaar voor alle betrokkenen.
Het tweede is de noodzaak om controle uit te oefenen op de verantwoordelijkheid van producenten en distributeurs van drugs om de gezondheids- en veiligheidsaspecten van de handel in drugs in het oog te houden, en tevens om ongewenste zaken te voorkomen, zoals bijvoorbeeld gebruik door jongeren.
Basisprincipe van het nieuwe model is dat het voor volwassen burgers mogelijk wordt om zonder de wet te overtreden aan hun persoonlijke dosis drugs te komen. Dat basisprincipe kan dan in elk land of zelfs elke gemeente worden aangepast aan locale tradities en omstandigheden.
In het drugsbeleid van de toekomst zal in ieder geval onderscheid zijn tussen de aanpak van de verbouw van planten voor eigen gebruik, de verbouw van deze planten voor commerciële doeleinden, de verwerking tot andere middelen, de distributie en de consumptie van deze middelen evenals eender welk ander synthetisch produkt dat als psycho-actief kan worden gekenmerkt.
Verbouw voor eigen gebruik
Het telen van planten voor eigen gebruik van de teler, bijvoorbeeld om geld te sparen of minder afhankelijk te zijn van een handelaar, zou volledig vrij moeten zijn. Net zoals mensen hun eigen groenten of druiven mogen verbouwen, zouden zij ook hun eigen cannabis, cocabladeren of opium mogen telen. Hier wordt geen enkele schade toegebracht aan de omgeving, dus het ingrijpen van de overheid is hier op niets gebaseerd.
Verbouw voor commerciële doeleinden
Wat betreft de verbouw van planten met het oog op verkoop (al of niet na verwerking tot produkten) kan er met een systeem van vergunningen worden gewerkt. Dit systeem maakt het mogelijk overzicht te houden op de omvang van de drugsmarkt, het kan de herkomst van de aangeboden produkten gemakkelijk traceerbaar maken en bovendien de naleving van een aantal basisregels garanderen, zoals bijvoorbeeld het respecteren van normen in verband met gezondheid en veiligheid, alsook het garanderen van de duurzaamheid van de handel. Al was het alleen maar om er voor te zorgen dat de prijs gehandhaafd blijft binnen marges die een waardig bestaan voor producenten in de ontwikkelingslanden garanderen en aldus de kans verkleinen dat zij hun oogst aan de illegale markt verkopen.
Verwerking en distributie
Wat de verwerking tot industriële produkten betreft (zoals cocaïne en heroïne) kan dit plaatsvinden door commerciële bedrijven die verantwoording moeten afleggen aan publieke instanties. De overheid moet controle kunnen uitoefenen op de handelwijze van deze bedrijven, die ervoor zorg moeten dragen dat het gehele proces van verwerking en distributie volgens bepaalde regels verloopt. Doel van deze regels is de kwaliteit van de middelen te waarborgen, optimale contrôle op elke stap in dit proces mogelijk te maken om doorsluizing van middelen naar de illegale markt te verminderen, en een eerlijke prijs te garanderen aan producent en consument. Verkoop aan minderjarigen zou streng verboden moeten zijn, in gelegenheden waar de produkten worden aangeboden zou een actief preventiebeleid van onverantwoord en problematisch gebruik gevoerd moeten worden.
Consumptie
Elke volwassene die dit zou willen zou drugs moeten kunnen consumeren. Verkoop zonder recept kan plaatsvinden in gelegenheden die vergelijkbaar zijn met cafés of bars, ofwel bij de apotheek of medische instanties. Voor verschillende soorten middelen kunnen verschillende soorten gelegenheden worden gecreëerd, op basis van vergunningen. Of dat een openbaar toegankelijke en commerciele gelegenheid dan wel een verenigingslokaal dat alleen voor leden toegankelijk is, zal moeten afhangen van de wetgeving in elk land.
Het is normaal dat er in het beginstadium zeer grote nerveuziteit zal zijn over de gevolgen als dit soort gelegenheden open zullen gaan. Met name een plek waar cocaïne wordt verhandeld en openlijk gebruikt wordt zal door velen met grote argusogen worden bekeken. Het actief tegengaan van overmatig en onverantwoord gebruik zal een voorwaarde zijn zonder welke geen enkel model ooit door de politiek zal worden geaccepteerd. Daarom zullen strenge regels nodig zijn en gerespecteerd moeten worden: geen verkoop aan minderjarigen, aanwezigheid van medisch en sociaal personeel om de zaken in het oog te houden.
Juist dat laatste element, het tegengaan van problemen, bindt ons allemaal. Organisaties van gebruikers spelen een cruciale rol in de preventie van onverantwoord gebruik, vooral bij hen die pas met het gebruik aanvangen. In het nieuwe model zal er dus plaats zijn voor vele MDHGs, organisaties van gebruikers die niet langer als belangenvereniging opereren maar als een soort adviesbureau, waar kennis over drugs en minder schadelijke vormen van druggebruik wordt verzameld en doorgegeven aan gebruikers.
Er zijn ongetwijfeld vele variaties van dit model mogelijk op locaal niveau. Van groot belang is dat overheid en de betrokken burgers voortdurend over de exacte en wetenschappelijke informatie beschikken met betrekking tot de evolutie van het model tijdens de introductie en toepassing ervan. Dit zal nodig zijn om het risico te vermijden dat elke negatieve ontwikkeling, waarvan zeker enkele voorbeelden zouden plaatsvinden, wordt uitgebuit door de voorstanders van het internationaal drugsverbod om te pleiten voor een onmiddellijke stopzetting van het experiment. De leefbaarheid van het model hangt af van het vertrouwen van de politiek om het de kans te geven zijn effectiviteit te bewijzen.
Effectief zal dit model zeker zijn. In de eerste plaats kan veel geld bespaard worden op de aanzienlijke uitgaven aan drugbestrijding door politie en justitie die zich in dit model alleen maar hoeven te concentreren op grootschalige produktie en handel zonder vergunning. Er kan belasting worden geheven op de handel, die kan worden gebruikt om sociale programma’s uit te voeren om negatieve effecten van druggebruik tegen te gaan.
In de tweede plaats zal dit model een gevoelige vermindering betekenen van de overlast rond het verschijnsel druggebruik. De persoonlijke situatie van de meeste gebruikers zal stabieler worden, de manier waarop mensen met drugs omgaan zal verbeteren, hun mogelijkheden om trauma’s, tegenslagen, stress en frustraties op een positieve manier te verwerken zullen toenemen.
En tenslotte zal dit model tot een daadwerkelijke vermindering van de illegale markt leiden. Geen volledige uitschakeling – er zal altijd een zwarte markt blijven bestaan in landen waar men aan het drugsverbod blijft vasthouden, maar wel een gevoelige vermindering.
Amsterdam is uiteraard de aangewezen plek om dit nieuwe drugsbeleid als eerste in praktijk te brengen. Dat kan echter alleen gebeuren als er een einde komt aan het wereldwijde verbod dat is geregeld in een VN-verdrag uit 1961. Wanneer dat zover is is onmogelijk te voorspellen. Als er iets ten goede verandert, zal dat onder andere zijn vanwege de inspanningen die mensen nu, vandaag de dag doen. Uiteindelijk zal de politiek de knoop door moeten hakken, en dit zal pas gebeuren als er een politicus is die tegen de stroom in durft te zwemmen, en er zijn of haar tanden inzet.
In maart volgend jaar komt de VN Commissie over Verdovende Middelen samen in Wenen. Tien jaar na de speciale Algemene Vergadering van de VN (UNGASS 1998), waarop een drugsvrije wereld werd aangekondigd voor 2008, zal deze Commissie de huidige situatie evalueren.
ENCOD roept alle geëngageerde burgers en mensen die een eind willen aan het drugsverbod op om deze gelegenheid te gebruiken om in Wenen een krachtige stem te laten horen, en te pleiten voor een definitieve koerswijziging.
Daarom: een beter drugsbeleid in Amsterdam begint in Wenen in 2008. Er zijn al mensen bezig bussen te huren. Ik hoop jullie daar allemaal te zien.
Joep Oomen