Op 31 januari 2008 besprak het Comité voor Burgerrechten, Justitie en Binnenlandse Zaken ( European Parliaments Committee on Civil Liberties, Justice and Home Affairs, LIBE) het ontwerp rapport van Europarlementslid Giusto Catania over het ‘Green Paper’ van de Europese Commissie over de rol van de Burgermaatschappij bij het drugbeleid in de Europese Unie. Dit was de basis voor het Burgerforum (Civil Society Forum, CSF ) dat werd gestart in 2007.
Tot 11 februari kunnen Europese parlementsleden nog wijzigingen voorstellen aan de tekst van het rapport. Deze amendementen zullen gestemd worden in het LIBE comité. Hierna zal het eindrapport gestemd worden in de plenaire vergadering van het Europese Parlement.
Het eindrapport is nu beschikbaar in het Nederlands.
Opmerking vooraf: De rol van het rapport in het proces van het Burgerforum is onduidelijk. Net zoals alle andere zaken die te maken hebben met drugbeleid, is de mening van het Europese Parlement op geen enkele manier bindend: de Europese Commissie en de Raad (van lidstaten) kunnen ermee doen wat ze willen. Toch heeft de ondertoon van het rapport een sterke symbolische waarde, want het is de enige democratische stem van het Europese volk door zijn verkozen vertegenwoordigers.
De bespreking duurde een twintigtal minuten. De rapporteur Giusta Catania, begon met te benadrukken dat de burgermaatschappij een essentiële rol speelt in het drugbeleid. De beslissing van de Commissie om het Burgerforum te organiseren, vond hij daarom een juiste beslissing. Hij vatte zijn commentaren samen in 3 delen.
Catania zei dat “elke ideologische kleuring” vermeden moest worden; elke positieve interactie tussen regeringen en NGO’s moet aangemoedigd worden. “Het proces moet ook transparant blijven (de kritiek over het gebrek aan transparantie moet dan ook serieus genomen worden), het doel van het forum zou een versterking van de activiteiten van de Commissie moeten betekenen (d.w.z. dat een nauwe samenwerking met het HDG, de EMCDDA en het Fundamentele Mensenrechten Agentschap sterk wordt aanbevolen).”
Over het “interne” drugbeleid, verklaarde de rapporteur: “Het is vooral belangrijk om de consumentenorganisaties en de organisaties die werken rond preventie en informatie bij dit beleid te betrekken. NGO’s kunnen een belangrijke rol spelen bij het inschatten van de gevolgen en resultaten van het drugbeleid op het straatniveau omdat zij bevoordeelde waarnemers in het veld zijn.”
Over het “externe” drugbeleid zei Catania: “het is van belang om de inspanningen van internationaal opererende NGO’s die werken rond de mogelijk legale verkoop van gewassen, gebruikt voor de illegale markt, zoals opium in Afghanistan en cocabladeren in de Andes, te erkennen. Uiteindelijk zou hun succes de bevoorrading van de illegale markt verminderen.”
Na deze inleiding konden de leden van het LIBE comité reageren. De eerste spreker was Panyiotis DEMETRIOU, , een Griekse christendemocraat: “De oorlog tegen drugs mag niet opgegeven worden omdat er nog altijd drugs zijn, net zoals we de oorlog tegen terrorisme moeten blijven voeren zolang er mensen sterven door terrorisme.” Hij stelde de doelstellingen in vraag van NGO’s die zoeken naar legale verkoop van illegale gewassen omdat hij dacht dat het probleem van het toezicht op deze legale markt moeilijk op te lossen zou zijn. Volgens hem moesten de NGO’s deze vraag afdoend beantwoorden.
De Nederlandse christendemocrate, Esther DE LANGE was het wel eens met de stelling dat de NGO’s een belangrijke rol spelen in de zaak, maar had toch nog haar twijfels. “Het lijkt me erg moeilijk om in een Burgerforum met maar 30 leden, te garanderen dat deze groep echt representatief is. Hoe kan deze kleine groep het hele spectrum van meningen over drugs in de burgermaatschappij vertegenwoordigen? In het zuiden van Nederland zijn de gevolgen van deze diversiteit elke dag zichtbaar in het drugtoerisme komend van België en Duitsland. Het lijkt een goed idee om dit probleem op Europees niveau aan te pakken.”
De derde reactie kwam van Roselyne LEFRANçOIS, , lid van de Franse socialisten, die het wel eens was met de inhoud van het Catania rapport, maar verklaarde dat het nogal laat op de agenda kwam. Het Burgerforum was immers al begonnen op 13 en 14 december 2007 en dus lijkt de mening van het Europees Parlement nogal overbodig. Ze legde ook de nadruk op preventie en beschouwde de kritiek van NGO’s over de transparantie als een normale reactie op het feit dat ze niet geselecteerd werden om deel te nemen. Ook de aandacht voor Afghanistan vond ze overdreven (“er zijn veel andere landen in dezelfde situatie”). Ook de betrokkenheid van consumentenorganisaties stelde ze in vraag (“eigenlijk strijden deze organisaties voor het recht om drugs te gebruiken”).
Marco CAPPATO, vond dat het Burgerforum niet voldoende gestructureerd was om de dialoog te kunnen voeren. “We moeten vermijden dat dit weer een bureaucratische instelling wordt in plaats van een dialooginstrument voor het EU drugbeleid. We moeten het hebben over de resultaten van de verschillende soorten drugbeleid in Europa. Laat de lidstaten elk hun resultaten voorleggen en laat de burgermaatschappij hierover zijn mening geven. Deze discussie moeten we voeren om ons bewust te worden van de zaak.” Cappato drong ook aan op een grotere rol voor de wetenschap bij de totstandkoming van het drugbeleid.
Inger Segelström, lid van de Zweedse sociaaldemocraten betuigde haar steun aan het Burgerforuminitiatief. Zij vond dat we ook moeten zoeken naar oplossingen voor Afghanistan, maar dat leek haar niet de taak van NGO’s. Hun rol zou beperkt blijven tot de organisatie van preventiecampagnes etc… binnen de Europese grenzen.
Alexander ALVARO van de Duitse liberale partij vond dat Europa moest zoeken naar manieren om de mensen in Afghanistan te voorzien van een degelijk inkomen. “Opium voor legale markten zoals de medicijnproductie zou hierin een rol kunnen spelen. Cannabis wordt immers ook toegelaten voor MS patiënten. De burgermaatschappij moet ons vertellen welk beleid echt werkt en welk beleid niet werkt. Het ziet er naar uit dat decennialang repressief drugbeleid niet geleid heeft tot een vermindering van het druggebruik. We hebben een beter preventief beleid nodig en we moeten eens nadenken over de voor- en nadelen van liberalisatie tegenover repressie. Tegenwoordig worden er zeer sterke legale drugs verkocht op voorschrift. Het zou beter zijn de keuze te laten aan de mensen zelf.”
[Claudio FAVA
>http://www.europarl.europa.eu/members/expert/committees/view.do?language=EN&id=4469], , lid van de Italiaanse socialistische fractie vroeg tenslotte waarom het voorstel over de thematische netwerken uiteindelijk niet gebruikt werd om de dialoog te structureren.
Twee vertegenwoordigers van de Europese Commissie gingen daarna in op de opmerkingen van de Europese Parlementsleden. Ze beloofden de komst van een samenvattend verslag over de eerste sessie van het Burgerforum die doorging op 13 en 14 december 2007. Ze verklaarden dat het Burgerforum georganiseerd was met het oog op een maximale deelname van de burgermaatschappij aan de evaluatie van het EU Actieplan 2005-2008 en aan de voorbereiding van het EU Actieplan voor 2009-2012. De bijdragen waren waardevol voor zover ze gebaseerd waren op ervaring opgedaan op het basisniveau. De Commissie haalde ook aan dat de grote thematische netwerken (IREFREA, ERIT en ENCOD werden als voorbeeld genoemd) zoveel mogelijk waren vertegenwoordigd in het Burgerforum. Alle mogelijke inspanningen werden geleverd om te verzekeren dat het forum representatief blijft.
Ter afsluiting beantwoordde Giusto Catania een aantal van de gestelde vragen. Hij maakte duidelijk dat het rapport niet in de eerste plaats ging over drugbeleid op zich, maar over de betrokkenheid van de burgermaatschappij bij dit beleid. Hij stipte het belang van Afghanistan nog eens aan net omdat Europese NGO’s het initiatief namen voor een internationaal project om bij te dragen tot een oplossing in Afghanistan. “We moeten ons richten naar de realiteit: het Burgerforum bestaat en wij als Parlement proberen dit in goede banen te leiden. Als NGO’s publiekelijk het gebrek aan transparantie van de Commissie aan de kaak stellen, dan moeten we dit ernstig nemen. Dit gaat niet in de eerste plaats over een repressiever of vrijer drugbeleid, maar over de essentiële vraag of we het werk van NGO’s kunnen gebruiken bij het toepassen van het Europese drugbeleid.”