Op 25 augustus 2010 publiceerde de Los Angeles Times een open opiniestuk geschreven door 6 voormalige Amerikaanse drugtsaren waarbij verwezen werd naar het cannabisbeleid in Nederland.
Op 2 september 2010, stuurde ENCOD voorzitter Fredrick Polak volgend antwoord naar de LA Times.
Aan de redactie van the Los Angeles Times:
Het recente opiniestuk geschreven door de huidige en voormalige Amerikaanse drugtsaren misbruikte de Nederlandse ervaring met cannabis ‘koffieshops’ opnieuw als een waarschuwing aan het Amerikaanse volk voor wat er zou gebeuren als cannabis van de zwarte markt wordt gehaald.
Eerst verwijzen ze naar de Amsterdamse cannabisverkoop in koffieshops. Koffieshops vind je echter niet alleen in Amsterdam. Lokale overheden hebben het recht te beslissen of ze koffieshops toestaan en er zijn dan ook koffieshops in meer dan 50 steden en gemeenten in het hele land, en niet alleen in de toeristische centra, zoals de hoofdstad. Sommige koffieshops werden zelfs opgericht door lokale overheden omdat de situatie zonder gereguleerde beschikbaarheid van cannabis voor volwassenen gewoon erger was.
Op het ogenblik is enkel de kleinhandelverkoop van 5 gram getolereerd zodat de zwarte marktproductie nog steeds problematisch is, net zoals in de VS. De burgemeesters van de meerderheid van de steden met koffieshops vragen de nationale overheid om ook de productie, groothandel en transport (de aanbodzijde) uit de strafwet te halen.
Eerder dit jaar wees een peiling uit dat 50% van de Nederlanders vindt dat cannabis volledig gelegaliseerd moet worden, terwijl slechts 25% voorstander was van een volledig verbod.
Ten tweede halen ze aan dat het aantal koffieshops verminderde van 2500 stuks op het hoogtepunt naar de meer dan 700 die er nu nog zijn – als dat telt als een “paar honderd”, hebben ze natuurlijk gelijk.
Ten derde blijven de problemen met ‘drugtoeristen’ vooral beperkt tot de steden en kleine gemeenten bij de grenzen met Duitsland en België. Deze problemen, eigenlijk vooral verkeersopstoppingen, zijn minstens evenzeer het gevolg van het absolute cannabisverbod in de buurlanden al van het Nederlandse gedoogbeleid.
Ten vierde zijn de ‘openbare overlastproblemen’ met koffieshops in werkelijkheid minimaal vergeleken met cafés, zoals aangetoond door de zeldzaamheid van politieoproepen voor problemen in en bij koffieshops.
Ten vijfde is het waar dat het ‘ooit-gebruik’ en het gebruik in de afgelopen maand stegen in de jaren 70 en 80, maar de drugtsaren zeggen er niet bij dat er vergelijkbare en grotere stijgingen in cannabisgebruik werden opgetekend in de buurlanden die vasthielden aan het absolute verbod.
Op schandalige wijze vergeten de drugtsaren ook de overbekende en onbetwiste statistieken die aantonen dat het Nederlandse cannabisgebruik slechts de helft bedraagt van het Amerikaanse en vergelijkbaar – of minder – is dan het gebruik in de buurlanden met een repressiever beleid. Bovendien zijn de cijfers voor heroïnegebruik in Nederland minder dan de helft van de Amerikaanse. Wij schrijven dit toe aan wat wij noemen “de scheiding der markten” van harddrugs en softdrugs.
Mijn organisatie, ENCOD, de Europese Coalitie voor een Rechtvaardig en Effectief Drugbeleid, propageert het wetenschappelijk onderbouwde standpunt dat de verbodstheorie (‘zonder absoluut verbod, volgt de chaos’) door de Nederlandse ervaring met cannabis volledig onderuit gehaald wordt.
Het is mijn diepste overtuiging dat het Amerikaans volk, en zeker de inwoners van Californië, de decriminalisatie en regulering van de drugmarkten zou steunen als ze zouden weten dat het drugprobleem in hun land veel erger is dan in landen met een minder repressief beleid. Het probleem is dat Amerikanen wel weten dat hun land met een ernstig drugprobleem kampt, maar ze zijn overtuigd en geloven dat de situatie in Nederland en andere Europese landen nog veel erger is. Dat is namelijk wat hen verteld wordt door hun regeringen en drugtsaren.
VS ambtenaren hebben een traditie van te liegen over deze zaak, vooral als het gaat over Nederland. Een vroegere drugtsaar, Lee Brown meen ik me te herinneren, waarschuwde dat een bezoek aan Amsterdam gelijk stond met een hordeloop over de junkies in het stadscentrum. In 1998, net voor het begin van zijn “onderzoek naar de feiten” bij een werkbezoek aan Nederland, verklaarde de toenmalige VS drugtsaar generaal Barry McCaffrey dat het Nederlandse drugbeleid een ‘regelrechte ramp’ was. Hij beweerde dat de in de VS het aantal moorden minder dan de helft bedroeg van het aantal Nederlandse moorden – 8,22 moorden per 100.000 mensen in 1995, vergeleken met 17,58 per 100.000 in Nederland. “Dat komt door de drugs”, legde hij uit.
Het Nederlandse Centrale Bureau voor Statistiek reageerde met een bijzondere persmededeling waarin uitgelegd werd dat het echte moordcijfer in Nederland neerkwam op 1,8 per 100.000, of minder dan een kwart van het Amerikaanse cijfer.
Het is niet bekend of McCaffrey de gevolgen hiervan begreep voor het verband dat hij suggereerde tussen moord en drugbeleid voor de Amerikaans situatie. (Logischerwijs zou hij moeten concluderen dat een minder repressief drugbeleid resulteert in minder moorden.)
Ik hoop dat het Amerikaanse volk in elk geval beschikt over de juiste informatie als ze beslissen welk cannabisbeleid nu het best werkt. Amerikanen zijn niet dommer of minder pragmatisch geworden. Ze werden gewoon systematisch misleid. Als ze kennis krijgen over de ware toestand van het drugprobleem in eigen land en elders, kan ik me niet voorstellen dat ze het drugverbod zullen blijven steunen.
Dr. Frederik Polak
Amsterdam
Psychiater
Voorzitter van ENCOD, Europese Coalitie voor een Rechtvaardig en Effectief drugbeleid
Adres:
Vossiusstraat 31
1071 AG Amsterdam
The Netherlands
T: +3120 6624024
E: fpolak@planet.nl
—
Korte biografie:
Geboren in Amsterdam in 1942
Medischel studies and psychiatrische specialisatie aan de Universiteit van Amsterdam 1960 – 73.
half-time actief in privépraktijk en half-time in gemeenschapscentra voor geestelijke gezondheidszorg
Van 1990 tot 2003 consultant psychiater bij de Drugafdeling van de Amsterdamse stedelijke gezondheidsdienst
Member of the board of Netherlands Drug Policy Foundation Lid van de raad van de Nederlandse stichting Drugbeleid
Voorzitter van Encod, Europese Coalitie voor een Rechtvaardig en Effectief Drugbeleid.