Encod verklaring aan de 55ste zitting van de VN Commissie voor Verdovende Middelen (CND)
5 maart 2012
ENCOD houdt de Verenigde Naties en de regeringen van de wereld (met een klein aantal uitzonderingen) verantwoordelijk voor geweld, ziekte en dood veroorzaakt door het drugverbod.
De Commissie Verdovende Middelen(CND) doet er niet meer toe bij het drugbeleid en is een giftige bedrijfstak geworden.
Ter gelegenheid van de komende zitting van de VN Commissie Verdovende Middelen (12-16 maart 2012), beschuldigt ENCOD de CND van criminele nalatigheid bij haar aanpak van het wereldwijde drugprobleem door aanhoudend te weigeren alternatieven voor het drugbeleid, niet gebaseerd op het verbod en criminalisatie ernstig te onderzoeken en te overwegen. (Bij het schrijven van dit artikel was ons nog niet bekend dat de kwestie van een alternatief drugbeleid werd opgenomen op de agenda van de CND-vergadering van 2012.)
In juni 2011 schreef de Global Commission on Drug Policy in haar rapport ‘War on Drugs’ over de volledige negatie van ideeën rond een alternatief beleid bij de VN beleidsmakers. Voormalig secretaris-generaal van de VN, Kofi Anan, en een rist van voormalige (uitgezonderd de Griekse eerste minister Papandreou) toppolitici en –ambtenaren noemde deze houding ‘afstand nemen van verantwoordelijkheid’. De opvattingen van deze mensen zijn dus blijkbaar 180° gedraaid en nu vertellen ze dat het allemaal een grote mislukking is en nog schadelijk bovendien. Hun rapport is het voorlopig laatste in een groeiende lijst van rapporten die onderstrepen dat het wereldwijde drugbeleid toe is aan een radicale wijziging.
Tot onlangs kwam alternatief beleid nooit op de tafel bij de nationale regeringen, met volgende uitzonderingen:
In 2011 vroeg Bolivia een verandering in de lijst van schadelijke stoffen voor het cocablad, omdat het traditionele, culturele gebruik van het cocablad onterecht gecriminaliseerd werd in de oorspronkelijke Conventie. De belangrijkste reden voor UNODC en een relatief klein aantal machtige landen om dit verzoek te weigeren, was dat dit ‘de integriteit van de conventie zou ondermijnen’. De Conventie verbeteren, is dus blijkbaar hetzelfde als de Conventie ‘ondermijnen’?
Heel recent nog riep President Otto Perez Molina van Guatemala op om met andere landen de discussie rond wettelijke regulering van drugs te beginnen. Onmiddellijk kwam de reflexmatige VS-veroordeling met dezelfde voorbijgestreefde en ongegronde argumenten en een intimiterend bezoek van de Amerikaanse minister van binnenlandse veiligheid. Gelukkig is de machtspositie van deVS in Zuid-Amerika niet meer wat ze vroeger was.
In het VK is het Comité Binnenlandse Zaken onlangs begonnen met een herziening van het drugbeleid. Een eerdere poging eindigde met de aanbeveling (gesteund door Mr. Cameron, de huidige eerste minister) om alternatief beleid, inclusief een wettelijke regulering, minstens te bestuderen. De toenmalige regering was echter niet geïnteresseerd.
Honderd jaar na de eerste internationale drugsconferentie en vijftig jaar na de Enkelvoudige Conventie heeft het verbod en de ‘strijd tegen drugs’ geleid tot een gigantische, wereldwijde illegale drugmarkt.
In dezelfde tijdspanne verhoogde het drugverbod de gezondheidsrisico’s verbonden aan druggebruik aanzienlijk. Gebruik en misbruik van drugs heeft zich verveelvoudigd en daarmee ook het aantal slachtoffers van geweld, inherent verbonden met de drugdeals op de illegale markt en slachtoffers van vermijdbare overdoses en andere ziektebeelden die niet eens noodzakelijk gebonden zijn aan het druggebruik op zich.
De inventaris van de schade die het directe gevolg is van het drugverbod is lang, maar hoeft hier niet meer herhaald te worden. De VN heeft immers al officieel toegegeven dat die schadelijke ‘onbedoelde gevolgen’ (Costa, 2009) bestaan. Maar hoe lang na deze vaststelling blijven ze nog ‘onbedoeld’? UNODC presenteert dit tragisch, maar voorspelbaar (en voorspelde) mislukken als een probleempje dat wel even verholpen kan worden door hier en daar iets te wijzigen.
In de echte wereld blijft het verbodsbeleid ondertussen landen destabiliseren, onnodige doden veroorzaken en gevangenissen vullen (vooral in de VS met één van de strengste antidrugwetgevingen ter wereld). Daar bovenop blijft de financiering van criminele en terroristische groeperingen onaangetast door het drugverbod.
Maar ook als het wereldwijde verbod positieve resultaten zou kunnen voorleggen, zou het toch van goed bestuur getuigen om alternatieven toch minstens in overweging te nemen? Hoe kunnen politici hun weigering om alleen nog maar na te denken over regulering blijven verdedigen?
Uit een voorbeeld van deze houding, waarbij ik persoonlijk betrokken ben, blijkt deze typische houding van UNODC. Voormalig UNODC Directeur Costa hield zich niet aan zijn belofte om een discussietekst te maken over het Nederlandse cannabisbeleid, waarschijnlijk omdat de Nederlandse regering het niet eens was met Costa’s standpunt.
Tijdens de CND van vorig jaar hield de nieuwe Directeur Fedotov een vraag en antwoordsessie voor de NGO’s waar ik de vraag naar deze tekst opnieuw stelde. Hij beloofde toen de nalatigheid van zijn voorganger goed te maken.
Een jaar later is er nog altijd geen tekst verschenen.
De basisveronderstelling van het verbod, nl. dat het verbod en criminalisatie de enige effectieve manier zijn om de individuele en volks-gezondheid te beschermen tegen drugs, is onwaar gebleken tegen het licht van het bewijsmateriaal dat zich de laatste 3 decennia opstapelde. Dit bewijs toont aan dat decriminalisatie van druggebruik niet noodzakelijk leid tot meer druggebruik en meer drugproblemen.
In Nederland is cannabis al 30 jaar vrij verkrijgbaar voor volwassenen en toch is het gebruiksniveau eerder gemiddeld binnen de Europese Unie.
Portugal en de Tsjechische Republiek werkten met decriminalisatie van gebruik en bezit voor persoonlijk gebruik van illegale drugs zonder de verschrikkelijke gevolgen die werden voorspeld door tegenstanders. Problemen door drugsgerelateerde criminaliteit die nog overblijven in deze landen, hebben te maken met de stukken van de drugmarkt die nog volledig illegaal zijn vanwege het onvolledige karakter van de decriminalisatie.
Al jaren vragen ENCOD en vele andere organisaties een herziening van de internationale drugconventies en een open en goed geïnformeerd debat over de beste manier om drugs te reguleren. Toch verschijnt deze vraag, waarvan de hoogdringendheid wereldwijd wordt erkend, nooit op de agenda’s van de VN vergaderingen of van de nationale regeringen.
Het is moeilijk te begrijpen waarom regeringen geen open en geïnformeerd debat over het drugbeleid willen. Ze kunnen niet veinzen dat ze zich niet bewust zijn van het waarschijnlijke resultaat van dit debat, nl. dat het verbod moet worden stopgezet en vervangen door een regulering. Ze vinden het niet leuk dat ze hiermee ook moeten toegeven dat ze verantwoordelijk zijn voor het in stand houden van wat wel eens het schadelijkste overheidsbeleid van de laatste eeuw wordt genoemd.
VN lidstaten houden elkaar in een ijzeren greep. Ze blijven volharden in meer van het zelfde terwijl ze zich verschuilen achter ‘gedeelde verantwoordelijkheid’. ‘Gedeelde verantwoordelijkheid’ bij drugbestrijding is een cynische benaming voor gedwongen medeplichtigheid voor VN lidstaten die afstand moeten nemen van de eigen verantwoordelijkheid in wat er echt en onmiddellijk nodig is: een effectieve wettelijke regulering van psychoactieve drugs in overeenstemming met de plaatselijke geschiedenis en cultuur.
ENCOD ziet de internationale ‘drugbestrijding’ als deel van een immoreel, mislukt en schadelijk internationaal drugcontrole apparaat dat erin geslaagd is beslissende invloed uit te oefenen in de internationale politiek door het creëren van de wereldwijde illegale drugmarkt en daaraan verbonden enorme financiële belangen. Daarna wordt het geweld en de dodelijke slachtoffers die deze markt veroorzaakt bestempeld als internationale bedreiging waarvoor een superregering in het leven wordt geroepen, bestaand uit een beperkt aantal oorlogskabinetten. De stempel van ‘veiligheidsprobleem’ zorgt ervoor dat alternatieve beleidsopties en geslaagde beleidsexperimenten uitgesloten worden bij het beslissingsproces in de cruciale VN organen, dezelfde instellingen en regeringen verantwoordelijk voor het uitvoeren van de eenzijdige, militaristische en mislukte drugcontrole conventies en hun verschrikkelijk tragische gevolgen.
De hulpverlening wordt ondertussen gedegradeerd tot een oplapdienst voor de slachtoffers.
De volgehouden weigering om de alternatieven ook maar te overwegen kan enkel maar beschouwd worden als criminele nalatigheid (niet in strikt legalistische zin, maar toch zeker moreel) nu de schadelijke gevolgen van het huidige beleid gekend zijn en ook als zodanig erkend worden.
Er kan maar één definitieve conclusie getrokken worden uit de werkzaamheden van de CND en UNODC. Ze negeren systematisch alle data die aantonen dat drugbeleidsmodellen met minder verbod en meer regulering een positief effect hebben op druggebruik en de risico’s. CND en UNODC zijn de voortrekkers van een bedrijfstak met zijn eigen doelen en opbrengsten. Hun waarden en conclusies hebben niets meer te maken met wat er echt gebeurd in de wereld van het druggebruik. Hun doel schiet het drugbeleid voorbij naar een onbekende bestemming ten voordele van grote en groeiende controlesystemen die niet alleen 100% niks verbeteren aan de situatie, maar erger nog, de drugproblemen verveelvoudigen overal waar ze ingrijpen.
Dus wat staat er echt op de agenda bij het UNODC en de CND?
We roepen iedereen die betrokken is bij het internationale drugbeleid op om de hoogdringendheid van een onderzoek naar drugregulering te erkennen en te doen wat nodig is om dit onderwerp op de agenda te krijgen van de regeringen van de lidstaten, de CND en het UNODC.
Frederik Polak
Voorzitter van ENCOD