Recreatief harddrugsgebruik – verslag van het symposium op 11 mei 2007
Secretariaat Damhertlaan 129 3972 DD Driebergen tel. 0343-512491
E-mail: info@drugsbeleid.nl
Op 11 mei organiseerde de Stichting Drugsbeleid in Utrecht een symposium over recreatief harddrugsgebruik. Hieraan werd door ca. 60 personen deelgenomen. De voorzitter was mr. Erik Jurgens, Eerste Kamerlid voor de PvdA. Aan het einde van de bijeenkomst werd door de aanwezigen vrijwel unaniem een verklaring aangenomen, die aan dit verslag is toegevoegd.
De bijeenkomst werd geopend door mr. Raimond Dufour, voorzitter van de Stichting Drugsbeleid. Hij ging in op het doel van het symposium.
Recreatieve gebruikers zijn gebruikers die goed met hun gebruik weten om te gaan, zonder noemenswaardige problemen op het gebied van gezondheid of maatschappelijk functioneren.
De volgende punten komen aan de orde.
Om welke en hoeveel personen gaat het?
Hoe staat het met de farmacologie?
Wat is de invloed van de recente verharding van het beleid?
Zijn er mogelijkheden tot regulering?
Prof. dr. Dike van de Mheen, directeur van het IVO en hoogleraar aan de EUR in Rotterdam, sprak vervolgens over de omvang van het gebruik. Zij maakte daarbij gebruik van de resultaten van het Nationaal Prevalentie Onderzoek 2005, en vergeleek die met de resultaten van vergelijkbare onderzoeken in 1997 en 2001. Bij dit onderzoek zijn personen van 15 t/m 64 jaar ondervraagd. De respons was 63% en de resultaten zijn betrouwbaar. De geënquêteerde harddrugs gebruikers kunnen als recreatieve gebruikers worden gekenmerkt, omdat de harddrugsverslaafden door de wijze van onderzoek niet worden bereikt.
Voor deze laatste groep van ca. 40.000 personen gelden andere methoden van onderzoek.
De prevalentie van het gebruik (verder aangeduid als “het gebruik”) van harddrugs is tussen 1997 en 2005 niet toegenomen. Sinds 1997 ligt het gebruik in het afgelopen jaar op 1.5% en het gebruik in de afgelopen maand op 0.5%. Dit geldt zowel voor het totaal van alle harddrugs als voor de afzonderlijke middelen. Een uitzondering is XTC, waarvan het gebruik iets steeg; het “jaar” gebruik steeg van 0.8% in 1997 naar 1.2% in 2005. Dit laatste percentage komt overeen met 136.000 personen.
In totaal hadden 175.000 personen in het afgelopen jaar harddrugs gebruikt. Daarbij kan het gaan om één soort middel of om verschillende soorten middelen.
Het (recreatieve) harddrugsgebruik speelt zich vooral af in de leeftijdscategorie tussen 25 en 44 jaar en is in stedelijke gebieden groter dan in de landelijke gebieden.
Drs. Ton Nabben, werkzaam bij het Bonger Instituut in Amsterdam, ging met name in op de culturele aspecten van het recreatief harddrugsgebruik, mede in historisch perspectief.
Hij gaf aan dat het gebruik van roesmiddelen heel oud is en b.v. in de Griekse mythologie al wordt genoemd.
In ons land ontstaat in de 19e eeuw een gebruikscultuur (opium, cocaïne) met een daarmee samenhangende acceptatie. Elke generatie beleeft roesmiddelen op zijn eigen manier, waardoor er golfbewegingen kunnen ontstaan. Wij spreken nu van een “chemische generatie”.
Daarbij zijn er ook nu verschillen tussen groepen van gebruikers, die vaak samenhangen met de verscheidenheid van de culturele context.
Eind jaren 80 ontstond een behoefte aan een “beleving van de roes”; voorbeelden waren de creatieve groepen. Het verbruik is sindsdien verbreed naar praktisch alle beroepscategorieën. Het komt individueel voor, in kleinere kring of in partyverband. Bij dit laatste heeft de soort muziek invloed op het middelengebruik.
Eind jaren 90 komt XTC op de markt, een middel met een nieuwe combinatie van effecten. Het krijgt speciale aandacht van de onderzoekers, mede in verband met berichten over mogelijke (blijvende) neurotoxische gevolgen. Daarnaast blijft cocaïne een veel gebruikt middel. Er zijn ook gebruikers die beide middelen gebruiken.
De resultaten van het onderzoek door Jellinek Preventie in Amsterdam verschijnen elk jaar in “Antenne”. Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van panels van deskundigen en wordt in het bijzonder naar het gebruik van jeugdigen gekeken. Daardoor is het mogelijk een beeld op te bouwen van de ontwikkelingen in het gebruik.
Op dit moment lijkt er sprake te zijn van verzadiging. Er treedt bij de gebruikers een “nieuwe nuchterheid” op. Tegelijker tijd is in de politiek in toenemende mate sprake van “morele paniek”.
Drs. Roel Kerssemakers, onderzoeker bij het Amsterdam Institute of Addiction Research (AIAR), hield een inleiding over de gezondheidsrisico’s van het gebruik van hard drugs.
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de verslavingspotentie, de lichamelijke risico’s en de kans op maatschappelijk disfunctioneren.
Bij alle drie facetten spelen persoonlijke en omgevingsfactoren naast het roesmiddel zelf een rol. De conditie (waaronder de leeftijd) en de genetisch bepaalde aanleg kunnen een rol spelen, evenals de maatschappelijke omgeving (vriendenkring).
De vraag is ook in hoeverre al schade optreedt bij gering of matig gebruik. Het is moeilijk om algemene regels op te stellen, zoals b.v over de toelaatbare doses. Er zijn alcoholgebruikers die tot op hoge leeftijd kunnen consumeren, terwijl bij anderen leverproblemen optreden. Ook is de frequentie van het gebruik van belang. Het dagelijks (matig) gebruik van alcohol kan verantwoord zijn, terwijl dit bij cocaïne in het algemeen niet het geval is.
Het gebruik van cocaïne kan leiden tot problemen met het neusslijmvlies en tot hart- en vaatproblemen (verhoogde bloedruk). Dat speelt vooral bij iets oudere gebruikers. Het kan verslavend zijn, maar bij een beperkte gebruiksfrequentie – zoals gebruikelijk is bij recreatieve gebruikers – is de kans op verslaving gering.
Amfetamine kan leiden tot knarsetanden, met kans op gebitsbeschadiging, en tot een “kater”. De “kick” kan leiden tot problemen bij autorijden.
Voor beide middelen geldt dat maatschappelijke problemen bij gering of matig gebruik niet te verwachten zijn. Dat geldt wèl bij véél gebruik.
XTC heeft een geringe verslavingspotentie en leidt ook niet tot maatschappelijke problemen.
Bij af en toe gebruik is beschadiging van serotonerge zenuwen niet aangetoond, wel een veranderde doorbloeding van de hersenen; het is echter onduidelijk wat dit betekent. Verder kan men ook met dit middel een “kater” krijgen.
Bij veel gebruik (meer dan 50 pillen) kan zenuwbeschadiging optreden en dit kan gevolgen hebben voor het geheugen. Uit dieronderzoek blijkt dat de omgevingstemperatuur daarbij belangrijk is. Ook kan bij veel gebruik oververhitting optreden.
Er bestaat een groot verschil in consumptiepatroon tussen alcohol enerzijds en cocaïne, amfetamine en XTC anderzijds. Alcohol kan dagelijks en eventueel tot op hoge leeftijd recreatief worden gebruikt, terwijl het recreatief gebruik van de genoemde harddrugs wordt gekenmerkt door een beperkte frequentie en een bepaald leeftijdsinterval (zie de voordracht van van de Mheen).
Bij de discussie wordt de vraag gesteld of het bericht juist is dat mensen die gedurende twee tot drie jaar veel XTC hebben gebruikt na 10 jaar opeens hersenproblemen krijgen. Roel Kerssemakers antwoordt dat hem dit verschijnsel niet bekend is.
Drs. Jan Krul, consultant/onderzoeker medische zorg rond dance events, spreekt over “Gezondheid en repressie”.
Hij gaat in op de resultaten van tien jaar onderzoek door Educare Groningen op dance parties, waaraan in totaal ruim drie miljoen bezoekers hebben deelgenomen. Het onderzoek spitste zich vooral toe op de ervaringen bij de Eerste Hulp stations op de feesten zelf. Daarbij is ook gelet op het gebruik van drugs, alcohol en energizers, terwijl ook de invloed is onderzocht van repressie door politie en justitie.
De vraag is wat er nu precies aan de hand is, op welke manier persoonlijke en omgevingsfactoren een rol spelen en hoe kan worden gezorgd voor een goede gezondheidszorg en een veilige omgeving.
Een en ander gebeurt in samenwerking met de gezondheidszorg van de party organisatoren, de veiligheidsbedrijven en b.v. Unity (Jellinek).
Op de drie miljoen bezoekers hebben zich in totaal 30.000 gemeld met een gezondheidsklacht. Over de jaren is dat gemiddeld dus 1%, maar dit percentage is in de loop der jaren sterk gedaald, n.l. van 1.4% in 1996 tot 0.8% nu.
De klacht kan gaan om een blaar of verstuikte enkel, maar ook om een probleem dat verband houdt met middelengebruik. Dat laatste is bij ca. 2% van de klachten het geval.
Van de 30.000 klachten waren er 18 van ernstige aard, waaronder twee sterfgevallen waren – waarvan één suïcidaal.
In het algemeen mag men stellen dat door een samenloop van factoren de officieel georganiseerde dance parties als zeer veilig zijn aan te merken en gekenmerkt worden door een ontspannen sfeer, terwijl het geheel toch goed in de gaten wordt gehouden. Dit heeft te maken met een hoog kwaliteitsniveau van de organisatie, een goede voorbereiding van de feestganger – waaronder een goede voorlichting – en de bestaande cultuur van “gedogen” van het – zeer beperkt – gebruik van drugs. Dit laatste is op dit moment aan het veranderen. Men constateert dat politie en justitie steeds repressiever gaan optreden tegen het gebruik van drugs en dat ook het meenemen van drugs voor eigen gebruik wordt bestreden. Daarbij wordt met veel vertoon – zoals het gebruik van honden – opgetreden.
Er zijn aanwijzingen dat dit leidt tot een toename van de gezondheidsproblemen en dat het zeker niet ten goede komt aan de zo noodzakelijk ontspannen sfeer. Het grote gemiddelde uitgaanspubliek is daar de dupe van.
Ben van Stijn, jongerenwerker op Goeree-Overflakkee, gaat vervolgens in gesprek met Tjibbe Reitsma, bestuurslid van de Stichting Drugsbeleid. Hij wijst erop dat het drugsgebruik ook in de rurale gebieden voorkomt. Goeree-Overflakkee omvat 4 gemeenten met 14 woonkernen van 1500 tot 2000 inwoners. De werkgelegenheid ligt vooral in en rond de visserij en landbouw. Iedereen kent elkaar en veel mensen zijn orthodox protestant.
Er zijn zeer weinig voorzieningen voor jongeren: voor het hele eiland wordt 40 uur jongerenwerk gesubsidieerd.
Op de vissersboten wordt doordeweeks cocaïne en amfetamine gebruikt om de lange en zware werkdagen mogelijk te maken. In het weekend zorgt de alcohol voor de ontspanning. De jeugd maakt dat thuis mee en heeft haar eigen gebruik opgezet. Kinderen van 10 jaar zijn soms al stomdronken. Van 13 tot 17 jaar gebruikt 18 – 19% overmatig veel alcohol. In deze leeftijdscategorie komt ook gebruik van speed (amfetamine) voor, naar verhouding meer dan in de leeftijdscategorie 17 tot 25.
De harddrugs worden door snelle koeriers uit Rotterdam gehaald en zijn sneller te krijgen dan een pizza!
Om dit aan te pakken is 4 jaar geleden het project “Het geheim van Goeree-Overflakkee” opgezet. Het komt echter moeizaam van de grond, omdat de problemen worden ontkend en in het openbaar niet bespreekbaar zijn. Ouders die op bijeenkomsten verschijnen worden nagewezen. Daarom worden gesprekken gevoerd in kleine besloten kring bij de mensen thuis: de Tupperware methode.
Mensen die verslavingsproblemen krijgen verdwijnen naar de grote stad om daar te worden behandeld, of het probleem wordt verstopt.
Voorlichting op scholen wordt bemoeilijkt vanwege de weerstand om erover te spreken. Bij sportverenigingen is alcoholgebruik sterk ingeburgerd en daarom ook moeilijk bespreekbaar.
Mr. Raimond Dufour, voorzitter van de Stichting Drugsbeleid, gaat tenslotte in op de effecten van legalisering.
Er is voldoende bekend over omvang en aard van het recreatief harddrugsgebruik en over de effecten op de volksgezondheid. Het huidige verbodsbeleid kan het gebruik niet verhinderen en werkt ongunstig uit voor de volksgezondheid. Het is zeer criminogeen: meer dan de helft van onze inspanningen op het gebied van politie en justitie heeft te maken met de handhaving van de Opiumwet, terwijl slechts 5 – 10% van de drugs wordt opgespoord. De drugsmaffia is zeer rijk en heeft veel macht.
De tegenstanders van regulering stellen dat door regulering het gebruik uit de hand zou lopen. Maar het gedogen van de verkoop van cannabis door coffeeshops heeft niet geleid tot een toename van het gebruik, dat ligt in Nederland n.l. op hetzelfde niveau als in de ons omringende landen. Er is een beperkte groep die behoefte heeft aan deze middelen en de anderen hebben die behoefte duidelijk niet.
Regulering is dus geen open deur voor een toename van het gebruik. Verder kan ook binnen de internationale verdragen drugsregulering worden gerealiseerd.
Daarom stelt de SDB voor om experimenten op te zetten voor productie en distributie van harddrugs t.b.v. het recreatieve gebruik en wil zij in de komende tijd samen met geïnteresseerden daarvoor modellen opzetten.
Tijdens de zaaldiscussie blijkt dat de meeste aanwezigen het met zijn visie eens zijn.
Er wordt gewezen op de gunstige ervaringen met de regulering van roulette d.m.v. de Wet op de Kansspelen.
Door regulering wordt de kans sterk verkleind dat drugs terecht komen bij kwetsbare groepen zoals jeugdigen en randjongeren.
Ook kun je dan beter inspelen op de vraag hoe je kunt voorkomen dat recreatieve gebruikers last krijgen van verslavingsproblemen.
Over de ouder-kind relaties bij middelenverslaving is intussen ook veel bekend. In Mainline is hier recent aandacht aan besteed.
De vraag is waarom een ander drugsbeleid geen politiek issue is? Moet het initiatief hiervoor niet juist vanuit de hoek van de gezondheidszorg komen?
Het is in ieder geval van groot belang dat het Nederlandse drugsbeleid aangestuurd wordt door de Minister van VWS.
Tot slot wordt met vrijwel algemene stemmen de volgende verklaring aangenomen.
VERKLARING, aangenomen op 11 mei 2007 op het symposium over recreatief harddrugsgebruik, georganiseerd door de Stichting Drugsbeleid:
“Het overgrote deel van het harddrugsgebruik gebeurt niet door verslaafden, maar door consumenten uit alle lagen van de bevolking die door dat gebruik helemaal niet in de problemen raken.
Het illegale karakter van drugs veroorzaakt echter wèl een ramp: niet minder dan de helft van de totale criminaliteit in ons land!
Terwijl politie en justitie de helft van al hun tijd verdoen met inspanningen om drugs uit de maatschappij weg te houden, krijgen ze niet meer dan 5-10% te pakken.
Het overige deel wordt aangeleverd door misdaadgroeperingen, die daardoor schathemelrijk en machtig worden.
Die zijn maar voor één ding echt benauwd: regulering.
Iedereen die uitroept dat er harder moet worden opgetreden tegen drugshandel maakt zich in feite tot maatje van de maffia!
De 30-jarige ervaring met coffeeshops toont aan dat de wijdverspreide angst voor wat er na regulering zou kunnen gebeuren onnodig is. Het cannabisgebruik ligt in ons land zelfs lager dan in landen met strengere vervolging.
De grote gemeenten en een ruime Kamermeerderheid dringen al tijden aan op regulering van de kweek.
Juist omdat het gebruik van harddrugs risico’s met zich meebrengt, wordt het hoog tijd om ook deze op een veilige manier te produceren en te verkopen aan recreatieve gebruikers.
Proefprojecten kunnen uitwijzen wat de beste manier voor een zo gering en veilig mogelijk gebruik. Wij roepen de regering op, daartoe experimenten te starten.”
R.T. Steinbuch, 29 juni 2007