Bron: Advocatenblad 13
23 september 2011
Door Hedy Jak
Juridisch laakbaar, praktisch onuitvoerbaar
Mocht de wietpas er komen dan kunnen coffeeshops alleen nog maar Nederlanders toelaten. Buitenlandse toeristen zien hun jointje in rook opgaan. Deskundigen en advocaten gespecialiseerd in de cannabisbranche, hebben kritiek.
Het is warm in de kleine coffeeshop Stix aan de Utrechtsestraat in Amsterdam. Medewerkster Rose staat achter de counter een klant te helpen. Wanneer ze klaar is met afrekenen, kijkt ze me afwachtend aan. Met enige voorzichtigheid vraag ik haar hoe ze tegen de kabinetsplannen aankijkt om de wietpas in te voeren. ‘Zoiets gebeurt niet in deze stad,’ zegt ze gelaten. Rose vertelt dat ze al twaalf jaar in de coffeeshop werkt en dat als het plan erdoorheen komt, ze er niet aan meewerkt. ‘Dat ik de rest van de wereld moet discrimineren gaat er bij mij
niet in.’
Als het aan minister Ivo Opstelten van Veiligheid en Justitie ligt, zijn coffeeshops straks ‘besloten clubs’ en alleen nog toegankelijk voor meerderjarige inwoners van Nederland die over een lidmaatschapskaart beschikken. Deze club- of
wietpas ontvangen ze als ze minimaal één jaar lid worden van een coffeeshop en per coffeeshop wordt een maximum ledenaantal bepaald. Met deze maatregel denkt de minister overlast en het drugstoerisme tegen te gaan. Naast een golf van verontwaardiging vanuit verschillende disciplines over deze clubpas, betwijfelen advocaten de juridische haalbaarheid en vinden ze de gevolgen laakbaar.
Buurlanden
Maastricht kampte al jaren met drugstoeristen uit naburige landen die voor verkeersoverlast zorgden. In 2005 startte de toenmalige minster van Justitie Piet Hein Donner, de zogenaamde ‘Pilot Donner’: er werd een ingezetenencriterium opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Maastricht dat regelde dat coffeeshophouders niet-ingezetenen (oftewel buitenlanders) moesten weren. De Maastrichtse coffeeshophouder Marc Josemans hield zich hier destijds niet aan en moest de deuren voor drie maanden sluiten. Hij startte met zijn advocaat André Beckers (Beckers & Bergmans Advocaten in Maastricht) een procedure en de rechtbank van Maastricht oordeelde de APV-bepaling onverbindend, omdat onderscheid naar ingezetenschap in strijd zou zijn met het gelijkheidsbeginsel uit de grondwet. De gemeente had de coffee-shop niet mogen sluiten.
In hoger beroep oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eind juni dat het ingezetenencriterium niet in strijd is met het EU-recht en de Nederlandse grondwet. De Raad van State had vragen aan het Europees Hof van Justitie in Luxemburg voorgelegd en deze acht het maken van onderscheid op basis van nationaliteit toelaatbaar, redenerend dat de handel in cannabis onder een Europees verhandelingsverbod valt. Ook
is het ingezetenencriterium te billijken omdat drugstoeristen veel overlast geven waardoor er ‘objectieve en redelijke gronden’ voor discriminatie bestaan. Wel oordeelde de afdeling dat de APV-bepaling in strijd was met de Opiumwet en om die reden bleef de onverbindendverklaring in hoger beroep in stand. Enfin, tot zover de laatste ontwikkelingen – in a nutshell.
Ondertussen komen coffeeshop-eigenaren in Maastricht uit eigen beweging tegemoet aan klachten over met name
verkeersoverlast. Zo geldt vanaf 1 oktober in Maastricht het buurland-criterium, waardoor alleen nog aan inwoners van aangrenzende landen cannabis wordt verkocht. Met posters en flyers worden Fransen en andere buitenlanders op de hoogte gebracht.
Beckers is sceptisch over de uitvoerbaarheid van de wietpas. ‘Lokale wetgeving als aanvulling op de Opiumwet is verboden, dus de vraag wie de wietpas moet gaan afgeven, is interessant. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zou zo’n pas alleen kunnen afgeven vanuit medische of wetenschappelijke doeleinden. En de burgemeester heeft de bevoegdheid niet om een dergelijke pas toe te kennen. Passen verstrekken is formeel in strijd met de wet.’ Volgens Beckers is dat ook precies de reden waarom de minister van een clubpas spreekt. ‘De coffeeshop wordt een besloten club, maar dat is helemaal niet haalbaar omdat het dan een vereniging moet worden. En een vereniging wordt bestuurd door leden, dat lijkt me in dezen geen gezonde gedachte.’
Rijp voor prullenbak
Gerrit Jan ten Bloemendal, vicevoorzitter van Platform Cannabisondernemingen Nederland en coffeeshophouder in Leeuwarden is ‘ongelukkig’ met de plannen voor de clubpas. ‘Ik vind het een kwalijke ontwikkeling dat coffeeshops straks een maximumaantal leden moeten hanteren. Want wie maak je lid? Uit economische overwegingen kies je iemand die met enige regelmaat langskomt. Je moet op een vreemde manier gaan selecteren en met die ontwikkeling wordt geen rekening gehouden.’ Volgens Ten Bloemendal is vooral de export van in Nederlandse coffeeshops gekochte cannabis een doorn in het oog van bewindvoerders. ‘De EU heeft open grenzen, maar alleen in Nederland zijn coffeeshops en daar komen mensen op af. Ik begrijp dat de regering daar vanaf wil, maar niet op deze manier. In mijn ogen is de wietpas een paardenmiddel. In Friesland kennen we de toeristische problemen van Maastricht niet en ook in Amsterdam is er geen overlast. Daar zijn wel toeristen, maar die roken rustig in een shop. Voor een lokaal probleem wordt ten onrechte een landelijk beleid bedacht. Ik heb weleens tegen collega’s geopperd om een tijd dicht te gaan. Dat zal resulteren in overlast, hetgeen nu juist door coffeeshops wordt voorkomen.’
Dat de overlast van coffeeshops plaatsgebonden is, benadrukte ook de Amsterdamse burgermeester Eberhard van der Laan in een brief naar minister Opstelten, waarin hij stelt dat Amsterdamse coffee-shops weliswaar veel toeristen trekken, maar niet de overlast veroorzaken zoals wordt ervaren in de grensstreek. Advocaat Maurice Veldman (Vink Veldman & Swier Advocaten in Amsterdam) is er daarom ook van overtuigd dat de wietpas ‘rijp is voor de prullenbak.’ Hij behartigt de belangen van de Bond van Cannabisdetaillisten waarbij 70 van de ongeveer
220 Amsterdamse coffeeshops zijn aangesloten. ‘De burgemeester is de enige bevoegde autoriteit die een coffeeshop wegens overlast kan sluiten. Een minister heeft daar niets over te zeggen. Bij het invoeren van de wietpas zal hij moeten bepalen of er objectieve en redelijke gronden zijn om toeristen te discrimineren. En die zijn er niet, dat heeft hij in zijn brief naar de minister al laten weten.’
De praktische uitvoerbaarheid is volgens Veldman een andere belemmering. ‘Stel, een coffeeshop wordt gesloten
omdat niet-ingezetenen zijn toegelaten. Dan zal de rechter moeten toetsen of deze coffeeshop ernstige overlast heeft veroorzaakt dat als objectieve en redelijke grond kan gelden om inbreuk te maken op het discriminatieverbod. Dat is immers het criterium om een onderscheid te maken tussen ingezetenen en niet-ingezetenen. Het zal niet meevallen om aan te tonen dat er concrete bezwaren tegen buitenlanders zijn. De rechter zal de bestuursdwang kritisch beoordelen, omdat er sprake is van een inbreuk op grondrechten. De kans is groot dat deze de rechterlijke toets niet zal doorstaan.’
Straathandel
Nicole Maalsté is senior-onderzoeker aan de Tilburgse School voor Politiek en Bestuur en doet al twintig jaar onderzoek naar coffeeshopbeleid. Ze vindt het ‘volstrekt overbodig’ om een wietpas in te voeren om de toegang voor buitenlanders te ontzeggen. ‘Je kunt mensen dan net zo goed naar hun paspoort of identiteitskaart vragen.’ Ze verwacht dat met de invoering van de pas de volksgezondheid in gevaar komt. ‘Ik, en met mij andere wetenschappers die met dit onderwerp bezig zijn, voorzien dat mensen de illegale markt opgaan. Het gedoogbeleid [zie kader] wordt uit het oog verloren en op deze manier tegengewerkt. Heb dan het lef om te zeggen dat er geen coffeeshops meer mogen zijn.’
Dat de wietpas kan leiden tot straatcriminaliteit wordt naast wetenschappers breed gedragen door coffeeshophouders, brancheverenigingen en gemeenten. Het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft hier geen oog voor. Volgens een woordvoeder zal de invoering van de wietpas geen toename van illegale straathandel teweegbrengen. ‘Mensen zullen niet meer de noodzaak voelen om een reis naar Nederland te maken. En wat de jongeren betreft, er geldt ook een leeftijdslimiet op alcohol en dat leidt ook niet tot illegaliteit.’
Deze houding stoort Maalsté. ‘De wetenschap toont met verschillende onderzoeken aan dat de wietpas negatieve gevolgen heeft. Politici halen er alleen uit wat in hun straatje past, negeren onderzoek of trekken zaken uit hun verband. Er wordt niet meer gekeken naar de feiten en cijfers, maar er worden problemen gecreëerd die er niet zijn.’
Symboolpolitiek
Naast de wietpas of clubpas, behelst het plan ook dat scholen en coffeeshops minstens 350 meter uit elkaar moeten liggen om ‘de zichtbaarheid van coffeeshops voor scholieren te verkleinen’, aldus de website van de rijksoverheid. Ten Bloemendal wijst erop dat het eigenbelang van coffeeshophouders groot is, omdat zij hun onderneming drie maanden moeten sluiten als er minderjarigen worden toegelaten. ‘Ik heb met een loopwiel de afstanden gemeten tussen scholen en coffeeshops in Leeuwarden toen het kabinet-Balkenende de 250 meternorm instelde, maar het
maakt geen moer uit. Die 100 meter is een halve minuut langer fietsen.’
Advocaat Ilonka Kamans (Kamans en Heemskerk Advocaten in Rotterdam) kan zich het afstandscriterium onder Balkenende nog goed herinneren, nadat een aantal van haar Rotterdamse cliënten daarmee werden geconfronteerd. ‘Er wordt getrokken aan het gedoogbeleid, terwijl onderzoek uitwijst dat de plek van een coffeeshop en het drugsgebruik onder jongeren geen invloed op elkaar heeft om de simpele reden dat minderjarigen geen cannabis mogen kopen. Naderhand is ook gebleken dat deze regel geen effect had.’
De wietpas vindt Kamans een cosmetische ingreep. ‘Het is symboolpolitiek, zo van “kijk wat we doen tegen drugs,” maar ze sorteren een averechts effect. Volgens mij is er maar een simpele oplossing: gedogen of niet. Het idee achter het gedoogbeleid was dat Nederland anders tegen softdrugs aankijkt dan tegen harddrugs en deze van elkaar gescheiden houdt. Dit is goed gegaan, maar nu proberen ze datzelfde beleid om zeep te helpen.’
Stap terug
Met de invoering van de wietpas lijkt Nederland ook internationaal gezien een stap terug te doen. In het buitenland
krijgt het Nederlandse gedoogbeleid steeds vaker navolging. Zo concludeerden voormalig wereldleiders, onder wie Kofi Annan, deze zomer in het rapport van The Global Commission On Drug Policy dat de wereldwijde strijd tegen drugs is mislukt. Zij sporen daarom in het rapport regeringen aan te experimenteren met het legaliseren van cannabis om zo de georganiseerde drugscriminaliteit tegen te gaan en de gezondheid en veiligheid van burgers te bewaken. In de Verenigde Staten hebben congresleden Ron Paul (Republikein) en het Barney Frank (Democraat) de handen ineengeslagen: zij dienden onlangs een wetsvoorstel in om het landelijke verbod op cannabis af te schaffen. ‘Gerechtelijke strafvervolging voor volwassenen die de keuze maken om wiet te roken is een verspilling van politie
en justitie en een belemmering op de persoonlijke vrijheid,’ aldus Frank in de Amerikaanse krant Los Angeles Times.
Dat Nederland met de plannen voor de wietpas nu weer tegen de stroom ingaat, verbaast Kamans. ‘Cliënten uit Portugal en Spanje kijken juist naar het Nederlandse gedoogbeleid,’ vertelt Kamans. ‘Laats was ik in Berlijn en daar rijden taxi’s met posters om softdrugs te legaliseren. Als alle EU-landen straks een gedoogbeleid nastreven dan is Nederland toch een lachertje met die wietpas? Maar ik vrees dat het kabinet een bepaalde koers heeft ingezet en daaraan blijft vasthouden.’
In november staat over de wietpas, of ‘clubpas’, een debat in de Tweede Kamer gepland.
83 procent tegen
Het Bonger Instituut en Dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam hebben onlangs onderzoek gedaan onder Amsterdamse coffeeshopexploitanten en bezoekers. Hieruit komt onder meer naar voren dat 83 procent van de bezoekers tegen registratie is om aan een wietpas te kunnen komen. Als het echt moet en onontkoombaar is, bindt 32 procent in en zegt zich te laten registreren. Een kwart van de bezoekers geeft echter aan zelf wiet te gaan kweken of dit bij een teler te halen. Ruim een kwart kiest ervoor om cannabis via een andere dealer te kopen. Exploitanten en bezoekers verwachten dat de cannabisverkoop zich naar de straat zal verplaatsen en vrezen dat softdrugs worden vermengd met harddrugs bij terugkeer van de straathandel.
Gedoogbeleid
Het Nederlandse beleid scheidt softdrugs van harddrugs, omdat softdrugs minder slecht zijn voor de volksgezondheid. Hoewel het bezitten en verkopen van softdrugs een overtreding is, wordt het niet vervolgd. En om de handel niet ongecontroleerd op straat te laten plaatsvinden, zijn er coffee-shops. Een bijkomende gedachte hierbij is dat een gebruiker zo verwijderd blijft van straatdealers die wellicht ook harddrugs te koop hebben, softdrugs niet bij een illegale (straat)dealer koopt en daardoor makkelijker in aanraking komt met harddrugs. Met de invoering van de wietpas lijkt dit beleid onderuit gehaald te worden.