Hieronder het woordelijke verslag van het debat in de Tweede Kamer over de Hoofdlijnen van het drugsbeleid dat plaatsvond op donderdag 1 maart 2012. De eerste ronde althans, want de reactie van het kabinet en de daaropvolgende tweede termijn werden uitgesteld tot 28 maart
Drugsbeleid
Aan de orde is het debat over de hoofdlijnen van het drugsbeleid.
De voorzitter:
Ik heet de minister van Veiligheid en Justitie en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom.
Over een halfuur zal ik de leiding van de vergadering in handen geven van mevrouw Van Gent. Ik adviseer u allemaal om beknopt te zijn in de interrupties. U moet het debat vandaag namelijk echt zien af te ronden en er is ook nog een dinerpauze. Misschien lukt het om de eerste termijn van de Kamer — maar dat zal moeilijk zijn met zulke lange spreektijden — uiterlijk om 19.30 uur af te ronden, want dan moeten wij schorsen voor een dinerpauze van minstens een uur.
Het woord is aan de heer Van der Ham van D66.
De heer Van der Ham (D66):
Voorzitter. U roept op tot “speed”, maar dat is natuurlijk tempo.
In 1909 verbood de Tweede Kamer het drankje absint. Zo’n honderd jaar geleden was absint een drankje met een zeer hoog percentage alcohol. Het werd bovendien aangevuld met een hallucinerend stofje met een mysterieuze groene kleur. Daarom werd het ook wel “de groene fee” genoemd. Het nuttigen ervan was niet zonder risico’s, want er waren veel namaakproducten op de markt. Om de werking van het drankje te versterken, deden vervalsers een hogere hoeveelheid alcohol en een hogere hoeveelheid hallucinerende stof in het drankje. Om de kleur groen te versterken, vermengden ze het met pure kopersulfaat, waardoor het nog gevaarlijker werd. In Nederland werd absint maar in heel beperkte kring genuttigd en de vervalsingen bleven behoorlijk binnen de perken, maar de regering besloot in 1909 toch tot een verbod. De aanleiding daarvoor was een mediahype. In Zwitserland had een grote moordpartij plaatsgevonden en daar zou absint iets mee te maken hebben gehad. Daarop verbood Zwitserland, maar ook België, Frankrijk en Nederland, het drankje. Er waren wel bezwaren in de Tweede Kamer. Bijvoorbeeld liberale fracties en sociaaldemocratische fracties, en trouwens ook christendemocratische fracties, vroegen zich af of een verbod wel effectief was: kunnen we niet veel beter de namaakabsint bestrijden, kunnen we niet beter eisen stellen aan de stoffen in dat drankje, kunnen wij dat hallucinerende stofje niet aan maxima binden? Maar daar was geen sprake van. Dat gebeurde allemaal niet. Het werd verboden.
Ik spring even naar 2005, zeven jaar geleden. Nu is absint weer legaal. Precies zoals al in 1909 was bepleit, is het keurig gereguleerd: het alcoholpercentage in het drankje is aan strenge regels gebonden, aan het hallucinerende stofje is een maximum verbonden, het mag niet worden verkocht aan personen onder een bepaalde leeftijd et cetera. Door regels te stellen zijn de risico’s, die er natuurlijk nog steeds zijn, binnen bepaalde grenzen gebracht.
Dit historische voorbeeld moeten wij aan het begin van dit debat eens even op ons laten inwerken. Hysterie tegenover nuchterheid. Hysterie lijkt soms in het drugsdebat weer de boventoon te gaan voeren, met soms onbedoelde en onwenselijke gevolgen. Ik ga in mijn inbreng natuurlijk uitgebreid in op het meest in het oog springende punt van dit debat, namelijk de kwestie rond cannabis, de wietpas en allerlei andere zaken die daarmee te maken hebben, maar andere drugs wil ik niet vergeten. Een drankje zoals absint is namelijk ook een drug.
Voor D66 is het uitgangspunt bij het drugsbeleid allereerst dat het mensen tot op zekere hoogte vrijstaat om middelen tot zich te nemen. Keuzevrijheid en zelfbeschikking zijn zeer elementaire beginselen. Daarmee kun je dus ook bepaalde risico’s lopen. Ik zeg er wel bij dat daaraan bepaalde grenzen zijn gesteld. De overheid kan eisen stellen aan het product om onomkeerbare risico’s te voorkomen. Als het na gebruik van een middel niet mogelijk is om van gedachten te veranderen of als dat ernstig wordt beperkt, dan heeft de overheid in het belang van de individuele vrijheid de rol om maatregelen te nemen, om risico’s te verkleinen en regels te stellen. De overheid moet mensen goed voorlichten, zodat zij een weloverwogen beslissing kunnen nemen. Desondanks kunnen mensen verslaafd raken en hun vrijheid verliezen. De samenleving moet mensen op tijd weer op het rechte pad zien te helpen.
Een andere belangrijke grens ligt voor D66 bij jongeren. Jongeren zijn zowel fysiek als mentaal minder weerbaar of nog niet volgroeid genoeg om de risico’s die bepaalde stoffen met zich brengen, te kunnen dragen. Leeftijdsgrenzen zijn voor D66 dus een liberaal principe. Die moeten er zijn en die zijn van groot belang.
Ook mag je met middelengebruik anderen niet schaden. Deze uitgangspunten zijn belangrijke sturende principes om een goed evenwicht te zoeken tussen vrijheid en verantwoordelijkheid. Zij moeten ook steeds onderhouden worden. Door hersenonderzoek weten wij bijvoorbeeld dat de kwetsbare leeftijd voor jongeren veel hoger ligt dan we zeg twintig jaar geleden dachten. Dat moet consequenties hebben voor ons beleid en dat heeft het ook voor een liberale partij zoals D66.
Naast deze principiële uitgangspunten wil D66 ook een paar voorwaarden stellen om het drugsdebat een beetje zuiver en nuchter te kunnen voeren. Allereerst moeten we niet alle drugs op één hoop gooien, alsof zij hetzelfde zijn, dezelfde werking hebben en dezelfde aanpak vergen. Cannabis is iets totaal anders dan heroïne. De werking van xtc is volstrekt anders dan die van cocaïne. Als D66 het heeft over iets met de verzamelnaam drugs, schaar ik daar ook alcohol onder, net als tabak en verslavende, voorgeschreven drugs, zoals slaapmiddelen en pijnstillers. Om het debat zuiver te houden is het bovendien van belang om de inzichten te hanteren van het RIVM. Wij hebben het rapport-Van de Donk gekregen, waarin staat hoe je de risico’s moet inschatten. Ik hoop dat alle woordvoerders dat goed op zich hebben laten inwerken. De verdeling tussen hard- en softdrugs die wij in het strafrecht hebben gemaakt, ligt eigenlijk heel anders, als je kijkt naar de wetenschappelijke gegevens. Ik denk dat we dat ook mee moeten nemen.
D66 wil nuchterheid, maar deze is vaak zoek, zoals ik al zei. Of het nu gaat om het verbod op paddo’s, qat, xtc en wiet, verstandsverbijstering voert vaak de boventoon. Qat is inmiddels verboden. Vooral Somalische vrouwen zijn daar zeer blij mee en zeggen dat de overheid eindelijk wat doet. Maar waar was de overheid de afgelopen jaren, bijvoorbeeld om te voorkomen dat qat zomaar op een parkeerplaats in Uithoorn werd verkocht? Dat doen we met alcohol en tabak toch ook niet? De overheid had moeten optreden, zodat het ergens op een goede gereguleerde manier zou worden verkocht en niet aan mensen jonger dan achttien jaar, zoals daar wel gebeurde. Als mensen verslaafd raken aan qat, moet er op tijd worden ingegrepen door de verslavingszorg erop af te sturen, maar dat is allemaal niet gebeurd. De overheid heeft zijn regulerende taak hierbij niet vervuld en heeft nu iets verboden, maar als er veel eerder was ingegrepen, was een verbod niet nodig geweest.
De heer Van der Steur (VVD):
Dit is wel een merkwaardig standpunt van de heer Van der Ham, want het probleem was nu juist dat de overheid niets kon doen, omdat qat niet verboden was. Pas als iets verboden is, kun je iets doen aan regulering. Vindt de heer Van der Ham dan dat de overheid moet reguleren dat Nederland de grootste exporteur van qat in Europa is?
De heer Van der Ham (D66):
Ik neem qat als een voorbeeld, maar er is voor veel andere drugs, zoals paddo’s, op een gegeven moment ook een verbod gekomen. Het is heel gek dat wanneer iets het predicaat “drug” krijgt, de overheid pas optreedt als het de spuigaten uitloopt, zodat we het alleen nog maar kunnen verbieden. Ik vind het heel gek dat we wel wetten hebben voor tabak en alcohol, omdat er een risico aan deze middelen zit, en we die dus al heel snel hebben gereguleerd, maar dat bij qat wordt gewacht totdat je het kunt verbieden of op een opiumlijst kunt zetten. Ik zeg dat er een extra lijst moet komen, een lijst III, waar middelen op worden gezet waarin we een risico zien, zodat we deze kunnen reguleren. Net als bij medicijnen en voedingsproducten in de supermarkt moet je daar eisen aan kunnen stellen. Het is toch gek dat er niets zit tussen een verbod en volstrekte vrijheid, zodat men die dingen op een parkeerplaats kan verkopen?
De heer Van der Steur (VVD):
Wat echt gek is, is dat de heer Van der Ham dit standpunt inneemt, terwijl het probleem met qat is, los van de Somalische gemeenschap, dat Nederland, als enige land op het vasteland van Europa dat dit nog niet verboden heeft, de grote exporteur is geworden van qat in heel Europa. Wat wil de heer Van der Ham in vredesnaam doen, anders dan een verbod, om dat te reguleren? We kennen geen enkel ander exportverbod in Nederland. Volgens mij is dat er alleen op het gebied van wapens met een vergunning. Wil de heer Van der Ham dat dan doen? Hij heeft hier het verkeerde voorbeeld genomen. Qat is een groot drama en we zijn blij dat het nu verboden is.
De heer Van der Ham (D66):
Qat wordt ook in Engeland toegestaan, dus we zijn niet het enige land. Als andere landen niets doen, wil dat niet zeggen dat wij dan ook maar in de sloot moeten springen.
Ik kom later nog te spreken over de internationale gemeenschap, over de internationale bedding waar we in zitten. Het punt is dat je bijvoorbeeld bij zo’n middel als qat veel eerder had kunnen ingrijpen om problemen te voorkomen. Dat staat dan nog even los van het punt van die export. Dat is lastig, want we opereren internationaal. Meer neem nu even de paddo’s. Die werden in Nederland gemaakt. Als de Nederlandse overheid bijvoorbeeld al tien jaar geleden naar het CAM had geluisterd, dan hadden we al kunnen zeggen: er mag niet aan personen onder de achttien jaar verkocht worden. Dat was namelijk het advies van het CAM. Ook werd gezegd dat er grenzen moesten komen aan de hoeveelheid werkzame stof in die paddo’s. Als we dat eerder hadden gedaan, dan hadden we heel veel ongelukken kunnen voorkomen. Mijn punt is het volgende. Het is gek dat er niets zit tussen een verbod en volstrekte woestenij. Zorg er nu voor dat je middelen waarvan je nog niet weet of je ze wilt verbieden of waarvoor niet voldoende reden bestaat om ze te verbieden, op de een of andere manier in een soort reguleringssysteem giet. Anders is het heel lang afzien en daarna verbod. Dat lijkt me iets te zwart-wit.
De heer Elissen (PVV):
Ik ga nu niet katten over qat. Wij zijn natuurlijk niet uniek als het gaat om het strafbaar stellen van stoffen. Sterker nog, wij lopen daar bepaald niet in voorop. Maar als we het wel in die internationale context plaatsen en we de criminaliteit willen bestrijden, is de heer Van der Ham dan met mij van mening dat we op basis van reciprociteit — wederkerigheid — moeten proberen om ons niet te isoleren maar zo veel mogelijk strafbaar moeten stellen, met name om de criminaliteit aan te pakken? Dat moet dan op zodanige wijze gebeuren dat de individuele experimenterende gebruiker daar geen hinder van ondervindt.
De heer Van der Ham (D66):
Ik vind het wel heel opvallend dat u nu opeens kampioen internationale afspraken bent, terwijl ik zeg: laten we ook even goed kijken wat er onder die internationale afspraken allemaal gebeurt. We hebben bijvoorbeeld het Verdrag van New York, we hebben de afgelopen 50 à 60 jaar allerlei andere verdragen gesloten. Het drugsbeleid is eigenlijk al 100 jaar internationaal aan de gang. We zien inmiddels in Portugal een andere situatie ontstaan. We zien in België en zelfs in Engeland dingen gebeuren. Zelfs in Amerika, het land van de “war on drugs”, zie je onder die verdragen allerlei dingen op lokaal niveau ontstaan die we misschien 30 jaar geleden niet hadden kunnen bedenken. Ik zeg dus: laten we ons verstand erbij houden en laten we er in ieder geval voor zorgen dat we er op tijd bij zijn. Qat is ingewikkelder dan paddo’s. Dat zeg ik er eerlijk bij, dat is waar. Daarbij is sprake van een andere context. Het heeft ook te maken met de invoer van qat vanuit Somalië. Dat maakt het extra ingewikkeld. Als argument om het te verbieden wordt aangedragen dat er een verslavingsprobleem is. Daar hadden we dan wel veel eerder bij mogen zijn. Een ander argument is dat er problemen zijn met overlast bij de verkoop. Dan denk ik: als dat het argument is, dan had de gemeente Uithoorn maar voor mijn part de minister al veel eerder kunnen ingrijpen om dat eens netjes te reguleren. Dat staat dan los van de internationale context.
De heer Elissen (PVV):
Ik wil toch graag even blijven vasthouden aan de internationale context. Ons drugsbeleid is gebaseerd op twee pijlers: enerzijds de volksgezondheid en anderzijds de bestrijding van criminaliteit en overlast. Met name de aanpak van de criminaliteit gaat natuurlijk alleen maar lukken als je met elkaar goede internationale afspraken maakt en ervoor zorgt dat zaken strafbaar zijn. Die criminaliteit is immers grensoverschrijdend. Ik kom dus nog even terug op mijn vraag. Is de heer Van der Ham met mij van mening dat we bij de aanpak van misdaad en criminaliteit met elkaar zo veel mogelijk instrumenten uit de kast moeten trekken om die criminelen keihard aan te kunnen pakken? Is de heer Van der Ham dat met mij eens?
De heer Van der Ham (D66):
Natuurlijk. D66 staat schouder aan schouder met u om criminelen, mensen of maffia die zich bezighouden met welke drug of welke criminele handeling dan ook, aan te pakken. De vraag is echter wel of sommige vormen van criminaliteit niet worden versterkt door overheidsoptreden. Daar gaat dit debat over. Sommige zaken die we aan het verbieden zijn of hebben verboden in het verleden, zijn erger geworden door dat verbod, waardoor criminelen juist kans hebben gezien om hun vreselijke werk te doen.
De voorzitter:
Met het oog op de tijd ga ik naar de heer Çörüz.
De heer Elissen (PVV):
Toch nog even voor de zekerheid: ik hoop niet dat we van plan zijn om de bestrijding van de criminaliteit te gaan privatiseren. Wat mij betreft, moeten we het gewoon keihard aanpakken.
De heer Van der Ham (D66):
Dat waren we niet van plan.
De voorzitter:
Mijnheer Elissen, dit helpt niet. Ik geef het woord aan de heer Çörüz voor een interruptie.
De heer Çörüz (CDA):
Ik heb een korte vraag. De heer Van der Ham begon zelf over de qat in Uithoorn. Ik ben daar ook geweest. Wat vraagt hij nu van de regering. Hij verwijt de regering dat zij niet heeft opgetreden. De regering kon niet optreden, omdat het niet verboden was. Vervolgens zegt de heer Van der Ham: dan moet dat gereguleerd worden. Ik wil van hem weten wat dan precies gereguleerd moet worden.
Het verbaast me zo.
Een plan om het aan te pakken, namelijk een motie van CDA en VVD om qat te verbieden, daar stemt u dan weer tegen. Dat begrijp ik dan niet. Wat had er dan moeten gebeuren in Uithoorn?
De heer Van der Ham (D66):
Laten wij elkaar even goed en diep in de ogen kijken, mijnheer Çörüz. Wij hebben een gezamenlijk probleem. Overlast in Uithoorn, waar ik vroeger naar de middelbare school ben geweest, willen wij niet. Wij willen geen criminelen aan geld helpen om daarmee misdadige dingen te doen. Wij willen ook niet dat mensen verslaafd zijn. Over al dat soort dingen zijn wij het eens, van welke politieke stroming wij ook zijn. Er zijn echter drugs die in hun werking op zichzelf niet zo gevaarlijk zijn dat een verbod direct gerechtvaardigd is. Waar je dat bij bijvoorbeeld heroïne wel kunt zeggen, kan dat bij qat niet zomaar. Wij staan dan eigenlijk met lege handen, want wij kunnen het op dit moment alleen verbieden of vrijlaten. Mijn stelling is dat bij een in Nederland nieuwe drug de overheid veel eerder een haakje moet vinden om ermee aan de slag te gaan. Ik heb de suggestie gedaan om een lijst III in te stellen met drugs of middelen die niet illegaal zijn en niet worden verboden, maar waarvoor wij wel extra aandacht hebben en waarvoor wij ook beleid moeten hebben. Met zo’n maatregel, die in de Opiumwet kan worden opgenomen maar bijvoorbeeld ook in de Voedsel- en Warenwet — want ook daar kun je op bepaalde elementen reguleren — kun je in ieder geval zaken zoals de overlast van de verkoop eerder aanpakken. Je kunt dan altijd nog besluiten om het toch te verbieden, om welke reden dan ook, omdat je het te gevaarlijk vindt of wat dan ook. Van die lijn is de heer Çörüz; ik maak een andere afweging. Daar scheiden onze wegen, maar ik denk dat wij op de eerste punten wel samen kunnen optrekken.
Ik zeg tot de heer Çörüz dat er de aankomende decennia nog vele drugs bijkomen, bijvoorbeeld designerdrugs. Ook het eigen keukenkastje is een mooie bron om zelf dingen te gaan doen. De wetgever kan daar niet altijd op tijd bij zijn. Soms hoeft dat ook niet, omdat het niet zo gevaarlijk is. Iets zoals GHB is bijna niet in de productie te bestrijden, omdat mensen het zelf kunnen maken. De wetgever kan het dan op een lijst zetten, maar dat zal uiteindelijk waarschijnlijk maar weinig effect hebben op de dansvloer. Met dat soort methoden, door alleen in wetgeving te denken in termen van een verbod, zullen wij niet alle drugsdilemma’s kunnen tackelen waarmee wij de aankomende decennia te maken krijgen. Wij moeten daarnaast dus andere vormen verzinnen. Ik hoop dat wij daarin samen kunnen optrekken, want dat probleem zien wij samen.
Voorzitter. Een aantal jaar geleden heeft de vorige regering de commissie-Van de Donk ingesteld om de verstandsverbijstering en hyperigheid rondom het drugsbeleid eens te objectiveren. Zij stelde vast dat er veel goede zaken zijn rondom bijvoorbeeld ons coffeeshopbeleid. Er zijn weinig drugsdoden vanwege de scheiding tussen harddrugs en softdrugs. Er zijn relatief goede resultaten te melden over coffeeshops, die zich over het algemeen heel goed houden aan de regels die hen worden opgelegd. Over het algemeen is er goede voorlichting, die ook heeft geleid tot een redelijke teruggang van het aantal drugsdoden. Het heroïnegebruik is naar beneden gegaan. Er zijn natuurlijk ook problemen. De wietteelt is een enorm probleem. Waar het vroeger heel amateuristisch was, is het nu echt georganiseerde misdaad. De samenstelling van de wiet is ook veranderd. Wij zijn zo ongeveer de beste telers van de wereld en het THC-gehalte is behoorlijk omhooggegaan. De commissie-Van der Donk heeft ook zaken geconstateerd rondom andere drugs; ik ga er zo meteen op in.
De commissie heeft een aantal zaken aangeraden aan de regering. Ten eerste moet het drugs- en alcoholgebruik onder jongeren dringend worden teruggedrongen. Ten tweede moeten coffeeshops kleinschaliger opereren. Ten derde moeten coffeeshops in gemeenten ruimte krijgen voor experimenteren met gereguleerde wietteelt. Ten vierde moet harder worden opgetreden tegen de illegale handel. Ten vijfde moet opnieuw worden gekeken naar de lijstenproblematiek, waarover ik heb gesproken.
Wat wij nu zien is dat de regering gaat shoppen in dat advies. Sommige dingen doet men wel, zoals de aanpak van wietteelt. Dat is prima, daar zijn wij niet tegen. Andere dingen doet de regering echter niet, bijvoorbeeld het reguleren van de teelt. Hierbij is er gewoon sprake van angst om dingen echt op te lossen. Soms blijken bepaalde cijfers waarmee de regering werkt niet te kloppen. Dat stond gisteren in De Groene Amsterdammer. Graag krijg ik daarop een reactie.
De regering komt met een wietpas. Nog los van de principiële vraag of je mensen in de Europese Unie verschillend kunt behandelen — ik wijs op artikel 1 van de Grondwet — is het de vraag of die wietpas in de praktijk gaat werken. Het wordt straks opgelegd in de zuidelijke provincies, maar gemeente- en provinciebesturen zeggen dat dit waarschijnlijk tot meer overlast zal leiden van illegale dealers die vanuit kofferbakken van auto’s de boel gaan verkopen. Daarnaast is er de eis dat zo’n coffeeshop maximaal 2000 klanten heeft. Ook de inwoners van Nederland worden gereguleerd. Waar gaan zij terechtkomen op het moment dat zij zich niet willen laten registreren? Daarnaast gaat de maatregel uit van het heel rare idee dat de Randstad hetzelfde is als elke provincieplaats en elke plaats in de grensregio. Er is geen sprake van maatwerk en ik hoop dat minister Opstelten zal bevestigen wat hij ook wel eens in het vragenuurtje heeft gezegd, namelijk dat het invoeren van de wietpas niet hoeft als een gemeente het niet wil, omdat zij dit niet in het belang van haar burgers acht. Wij hopen op een toezegging.
Wij gaan voorbij aan de echte problemen die er liggen. De coffeeshops zijn namelijk het probleem helemaal niet in de regio’s, want die coffeeshops kun je aan eisen onderwerpen. Het zijn de illegale dealers die ook in de grensregio het probleem veroorzaken. Het kabinet komt ook met afstandscriteria rond scholen. In alle steden waar je komt, zegt men: die afstand tot de coffeeshop is helemaal het probleem niet. De coffeeshops kijken wel uit om te verkopen aan mensen onder de achttien jaar. In Amsterdam, waar de meeste coffeeshops zijn in Nederland, is een paar jaar geleden onderzoek gedaan waaruit blijkt dat er in een paar jaar tijd negen coffeeshops waren die een keer betrapt waren op verkopen aan klanten jonger dan achttien jaar. Dat is niets op 200-zoveel coffeeshops. Ik richt mij nu even tot de minister van VWS. Wij hebben onlangs een debat gevoerd over alcoholbeleid. Achter het aantal supermarkten en cafés die alcohol verkopen aan jongeren onder de zestien jaar en achttien jaar kun je een paar nullen zetten. Met andere woorden: coffeeshops houden zich aan de afspraken. Wij moeten ons op de illegale dealers richten.
Wat moet er wel gebeuren? Om goed toezicht te kunnen houden op de naleving van de criteria van de coffeeshops moet het beleid vooral lokaal worden vormgegeven. Soms kan het helpen als het aantal coffeeshops wordt verminderd, zoals in Amsterdam. Het kan ook zijn dat je meer coffeeshops wilt hebben, omdat ze dan kleinschaliger zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval in Venlo. Laat het op lokaal niveau worden beslist.
Voorwaarde is ook dat er meer ruimte komt om de voorraden in een coffeeshop wat meer flexibel te houden. Ook de commissie-Van de Donk heeft geadviseerd om allerlei verkeer dat overlast veroorzaakt, te verminderen.
Dan kom ik nu op de verkoop. Nog maar 30 jaar geleden stond hier D66-Kamerlid Imkamp. Dat was heel lang geleden. Er was toen een debat met minister Van Agt, die het gedoogbeleid in Nederland ging vormgeven. Het ging over de verkoop, niet over de teelt. Mijn oud-collega Imkamp zei daarover: het is een kreupel paard als je het zo regelt, want je regelt een deel ervan, namelijk de verkoop, maar een ander deel, namelijk de teelt, niet. Dat kreupele paard daar lopen wij nu al zo’n 30 à 35 jaar mee en wij zien op dit gebied enorme problemen, omdat de teelt helemaal uit de hand is gelopen. Als een kroegbaas alcohol verkoopt, kan hij ervan uitgaan dat mevrouw Heineken en mijnheer Bols ervoor zorgen dat zij zich aan wettelijke criteria houden, waar de minister voor VWS onder anderen over gaat, maar een coffeeshophouder moet deals sluiten met een criminele organisatie. Dat is toch eigenlijk gek? Ik hoorde dat de VVD-fractie af wil van de illegale hasj in de coffeeshops. Ik wil af van alle illegale wiet in de coffeeshops, zeg ik tegen de VVD. Alle wiet in de coffeeshops is illegaal geteeld. Er zit crimineel geld achter en dat moeten wij dus niet willen. Wij moeten het reguleren en wij moeten ervoor zorgen dat alle wiet en hasj die wij hebben, gereguleerd en gelegaliseerd is voor zover dat kan. Ook de commissie-Van de Donk heeft gezegd: begin daar nu mee. Dat advies heeft de regering helaas niet overgenomen.
Voorzitter: Van Gent
De heer Van der Ham (D66):
Er zijn lokale overheden die zeggen: we willen hier graag mee experimenteren. Utrecht en Tilburg hebben in het verleden gezegd: laten we een experiment doen om de wietteelt te organiseren, zodat we een gesloten keten krijgen. Het Jellinek heeft een aantal jaren geleden criteria opgesteld op basis waarvan je dat zou kunnen doen. Laat telers bijvoorbeeld een accurate boekhouding bijhouden, laat ze deugdelijke informatieverstrekking organiseren, laat ze het gebruik van bestrijdingsmiddelen nalaten, zich beperken tot het verbouwen van hennepplanten en laat ze alleen maar leveren aan coffeeshops. Stel je voor dat je een gedoogcriterium zou formuleren waar de telers zich aan moeten houden. Dan zouden zij ook alleen maar mogen leveren aan de coffeeshops. Dan kun je voor mijn part alle andere wietteelt keihard bestrijden. Toch heb je er dan wel voor gezorgd dat alle wiet en alle hasj die wordt verkocht in een coffeeshop aan bepaalde criteria voldoet en dat de wiet en de hasj gecontroleerd in de coffeeshop komt te liggen. Naast deze eisen zou er ook nog gewoon voldaan moeten worden aan de Bibob-, de Arbo- en de milieueisen en dat soort zaken.
Als we dat doen, hebben we een gesloten keten van productie tot aan de consument. Daar kunnen we wat mee. Dan kunnen we informatieverstrekking verplicht stellen en de duistere achtergronden van de wiet weghalen. We kunnen aan de telers vragen dat er niet meer dan 50% THC in de wiet zit. De regering wil graag dat er niet meer dan 50% THC in zit. Daar kan ik mij iets bij voorstellen, maar dan moet je dus wel de teelt reguleren. Daarnaast kun je ook bijvoorbeeld opleggen dat er een bepaalde percentage cannabidiol (CBD) aanwezig moet zijn in de wiet. Dat is een heel belangrijk stofje dat nu in de nederwiet veelal ontbreekt, waardoor de schadelijkheid toeneemt. Al dat soort eisen kun je stellen als je de teelt reguleert. Als u dat dus allemaal wilt, mijnheer Van der Steur, als u wilt dat er producten zijn waarvan we weten dat er geen geld wordt weggesluisd naar criminele organisaties, dan moeten we de teelt reguleren. Nog maar een paar jaar geleden was de VVD daar groot voorstander van. Toen stond ik hier en zei ik samen met de heer Weekers, mevrouw Albayrak en de heer Leers, toen nog burgemeester van Maastricht: dat moeten we gaan reguleren, zodat we de criminelen kunnen afsluiten van dat geld. Ik hoop dat de heer Van der Steur dat liberale geluid vandaag laat horen. Ik zie hem al nee schudden en begreep dat de JOVD, de jongerenorganisatie van de VVD, daarover zeer teleurgesteld is.
Ik wil het ook hebben over repressie. Als we de teelt reguleren, moeten we er ook voor zorgen dat de criminelen hard worden aangepakt en dat er geen zoldertjes meer zijn waarop cannabis wordt verbouwd met groot brandgevaar tot gevolg. Dat moet dus ook gebeuren. Nu wordt er weleens gezegd dat het voorstel dat ik net heb gedaan, niet kan vanwege internationale verdragen. Dat is onzin. “Harm reduction” of schadebeperking staat ook in die verdragen. Laten we wel wezen: om ons heen gebeurt er van alles. In Amerika, bijvoorbeeld in Californië, heb je bepaalde regionale afspraken dat mensen 76 cannabisplanten mogen hebben. Dat mogen wij niet eens in Nederland. In delen van Spanje is de cannabisteelt vrij. Met andere woorden: er is een grote variatie in de wereld in hoe er wordt omgegaan met die verdragen. Er zijn heel veel landen die graag weg willen van de huidige verdragen, althans de huidige interpretatie ervan. Ik hoop ook dat Nederland voorop wil lopen in het debat om die verdragen in ieder geval zo geïnterpreteerd te krijgen dat we er wat mee kunnen en dat we de doelstelling ervan kunnen nakomen: ervoor zorgen dat mensen niet in de problemen komen en dat landen niet ontwricht worden door drugsgebruik of drugsteelt. De internationale verdragen ter zake, zoals bijvoorbeeld het Verdrag van New York uit 1961 en het Verdrag inzake psychotrope stoffen uit 1971, zijn echt aan herijking toe. Ik hoop dat het kabinet zijn voortrekkersrol in dezen weer zal oppakken en samen met gelijkgestemde landen en lokale overheden zal optrekken om dat drugsdebat te gaan voeren.
Er zijn nog andere drugs. Wat gaat de regering doen met bijvoorbeeld de kwalificaties die het RIVM heeft meegegeven aan andere drugs, bijvoorbeeld xtc? Toen xtc in de jaren tachtig opkwam, werd er gevraagd: moeten we dat nu direct als harddrug bestempelen? Kunnen we dat niet beter reguleren? Het is op de lijst van de harddrugs gekomen. Volgens mij, maar ook volgens instituten vanuit Engeland, moet je met xtc heel anders omgaan, juist om problemen te voorkomen. Dat hebben we in onze hoorzitting ook de belangrijkste adviseur van de Britse regering horen zeggen.
Wat gaat de regering doen met die informatie die het RIVM heeft verstrekt?
Er zijn drugs die zo gevaarlijk zijn dat ook D66 zegt dat je die moet verbieden en niet moet reguleren. Zo’n drug is bijvoorbeeld heroïne. Daaraan zijn mensen wel verslaafd. Ik wil graag van de minister van VWS horen hoe het precies staat met al die projecten om zwaar verslaafden te helpen. Ook ben ik benieuwd of daarmee meer kan gebeuren, bijvoorbeeld op het vlak van andersoortige drugs, zoals cocaïne, crack, en andere harddrugs, waarvan de verslavingszorg zegt dat er meerdere soorten experimenten voor moeten worden vormgegeven.
Over de medicinale wiet heb ik een aantal jaren geleden een initiatiefnota ingediend met de vraag om deze legale vorm van wiet breder te vergoeden en ook de variatie te vergroten, juist in het belang van de patiënten. Zorgverzekeraars zijn zeer onwillig om daar ruimte voor te bieden. Wat kan de minister doen om toch die ruimte te vergroten voor de vaak heel zieke patiënten die iets hebben aan medicinale wiet?
Ik wil over nog een ander soort drug spreken; de normale medicijnen. Twintigduizend jongeren per jaar hebben weleens oneigenlijk medicijnen gebruikt die gewoon voorgeschreven worden. 1,9 miljoen mensen gebruiken slaapmiddelen. Grofweg de helft daarvan heeft er een afhankelijkheidsrelatie mee. Dat is een groot probleem. Ik vraag om een actieplan van de minister van VWS om juist dit soort voorgeschreven drugs veel meer als een probleem onder de aandacht te brengen. In Amerika is dit een groot probleem, maar ook in toenemende mate in Nederland. Ik vind dat hier veel te weinig aandacht aan wordt geschonken.
Bij de minister van VWS gaat het hierbij ook over verslavingszorg en voorlichting. Ik vind dat op scholen veel meer voorlichting moet worden gegeven over alcohol en drugs, want dat gebeurt te weinig. We moeten niet weglopen van problemen, want er zijn ook mensen die verslaafd raken. Het kabinet bezuinigt echter 600 mln. op de ggz, waaronder ook op de verslavingszorg en op de voorlichting. Ik noem als voorbeeld hiervan feesten, waar mensen bij elkaar komen. Feesten bieden ultieme mogelijkheden om mensen te benaderen met goede voorlichting. Zulke voorlichting wordt allemaal wegbezuinigd, ook lokaal. Ik wil graag dat de minister dat aanpakt en ik hoop op steun uit de Kamer als de minister dat niet toezegt. Daarnaast moet er meer worden ingezet op onderzoek naar verslaving en behandelmethoden alsmede naar hersenonderzoek om dit soort problemen rond verslaving meer naar boven te krijgen en er meer kennis over te ontwikkelen. Ik denk daarbij ook aan kennis gericht op mensen met een specifiek risico, zoals de aanleg tot schizofrenie.
Ik ga afronden, voorzitter. De Verenigde Naties heeft ook geconstateerd dat in de toekomst drugs steeds vaker decentraal geproduceerd zullen worden. De landbouwgerelateerde drugs, die dus van ver komen, zoals cocaïne en heroïne, vallen af en toe nog wel te onderscheppen door de douane. De kans is groter dat die worden onderschept. Maar zelfs daarin is de internationale gemeenschap maar heel beperkt succesvol. Steeds vaker, de cijfers tonen dat aan, zullen drugs lokaal geproduceerd worden. Wiet en xtc zijn daar voorbeelden van. Ik denk dat het strafrecht daar steeds minder vat op zal krijgen. Ik hoop dat bij het drugsbeleid dat we voor de aankomende jaren gaan vormgeven, veel meer zal worden ingezet op het sterker maken van mensen en het voorlichten van mensen, dan alleen maar op het verbieden van het middel, want dat zal niet altijd werken.
Ik heb het al gehad over de lijst III-problematiek en ik hoop dat de regering daarop zal ingaan. Het aanrommelen door te denken dat met een reflex van het strafrecht problemen rond drugs kunnen worden bestreden, is werkelijk onzinnig. Zo zal het niet gaan. Ik hoop werkelijk dat ook partijen ter rechterzijde zich dat goed zullen realiseren. In een wereld waarin drugs vanuit het keukenkastje gemaakt kunnen worden, moeten de mensen sterker worden gemaakt. Ik hoop dat dat het beleid zal zijn na 30 jaar gedoogbeleid.
De heer Elissen (PVV):
Ik hoor de heer Van der Ham zeggen dat drugs regionaal geproduceerd worden. Hij noemt daarbij specifiek xtc. We weten allemaal dat eind jaren tachtig begin jaren negentig vooral Nederland “in the picture” kwam als grootste xtc-producent. Inmiddels wordt xtc wereldwijd geproduceerd. Ik vraag de heer Van der Ham, toe te lichten wat hij precies met de term regionaal bedoelt. In het verlengde daarvan sprak hij over de commissie-Van de Donk, maar er is ook nog de commissie-Garretsen met de lijstenproblematiek. Wij hechten aan de aanbevelingen van die commissie. Zij pleit ervoor om MDMA — wij hebben het dan over xtc — op lijst I te handhaven. Ik wil weten hoe de heer Van der Ham daar tegenaan kijkt.
De heer Van der Ham (D66):
Het argumenten dat de commissie-Garretsen daarvoor gebruikt, is de criminaliteit. Daarom vindt die commissie dat MDMA op lijst I thuishoort. Dit is immers gewoon in handen van de maffia. Het argument is niet het gezondheidsaspect. Wij hebben ooit een keer, eind jaren tachtig, besloten dat xtc een harddrug moest zijn. Wij hadden toen ook iets anders kunnen besluiten. Wij hadden ook kunnen zeggen: wij zetten het onder het kopje “softdrugs”. Wij hadden het bijvoorbeeld kunnen reguleren via de coffeeshops. Dan hadden wij misschien op een heel ander moment gestaan. Dat had gekund. Mijn punt is dat wij ons goed moeten realiseren dat wij dit soort reflexen, die er eind jaren tachtig waren, een beetje moeten onderdrukken. Overigens was er van zulke reflexen eind jaren tachtig in mijn partij geen sprake. Wij moeten die reflexen onderdrukken omdat wij later weleens de rekening gepresenteerd zouden kunnen krijgen. Het is mogelijk dat daarmee de maffia het overneemt en wij dus weer met een veel groter probleem zitten. Dan komt de commissie-Garretsen met die aanbeveling. Wij moeten niet alleen maar in die redenering door blijven denken, want dan schieten wij ons in de voet.
De heer Elissen (PVV):
In feite zegt de heer Van der Ham dat wij ons moeten realiseren dat het hier gaat om georganiseerde misdaad en dat dit in handen is van de maffia. Ik ben het daarmee volstrekt eens. Hij zegt in feite dat als wij niet uitgaan van uitsluitend aspecten die te maken hebben met de volksgezondheid maar ook het aspect van de misdaad erbij betrekken, wij het met elkaar eens zijn dat wij dit in ieder geval vanuit de justitiepijler keihard op lijst I moeten handhaven en dat het strafbaar moet blijven. Is dat de juiste conclusie?
De heer Van der Ham (D66):
Wij kunnen volgens mij op dit moment niets anders, omdat het al zo ver is. Ik zeg de heer Elissen echter het volgende. Wij houden hier een hoofdlijnendebat over drugs en over het toekomstige beleid. Daarbij kijken wij ook terug naar het verleden. Dat heeft ook bijvoorbeeld de commissie-Van de Donk gedaan. Heel veel anderen deden dat, ook in de kranten. Daaruit blijkt dat de manier waarop wij de afgelopen 100 jaar, maar ook de afgelopen 30 jaar zijn omgegaan met drugs, een niet heilzame weg is gebleken. “The war on drugs” is verloren. Ook de president van de Verenigde Staten heeft dat gezegd. Het alleen maar naar het strafrecht grijpen, heeft de zaken zelfs op een aantal punten verergerd. Ik kijk de PVV aan. Dat is toch ook een praktische partij op dit punt? Wij willen immers criminelen geen geld verschaffen. Ik hoop dat als zich weer eens iets aandient, ook de PVV de reflex kan onderdrukken van het onmiddellijk naar het strafrecht grijpen en direct verbieden. Dat zouden wij moeten doen om te komen tot een beter doel. Wij moeten er namelijk voor zorgen dat wij deze zaken reguleren. Het doel is de zorg voor de volksgezondheid. Het doel is ook, te voorkomen dat wij nog meer bij de maffia terechtkomen.
De voorzitter:
Ik hoor lange interrupties en lange antwoorden. Ik verzoek de leden om de interrupties kort te houden en korte antwoorden te geven. Als wij dat niet doen, komen wij hopeloos in de knoop met de tijd. Het woord is aan mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink. Zij spreekt namens de ChristenUnie.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Voorzitter. Nu zelfs de VVD vandaag komt met een voorstel voor een totaal verbod op hasj, lijkt het mij goed om te beginnen met het failliet verklaren van het Nederlandse halfslachtige drugsbeleid. Ik vraag de VVD om wiet toe te voegen aan het voorstel van die partij. Want gedogen werk niet. Het gedoogbeleid stamt uit een tijd van bestuurders die besluiten namen met oogkleppen voor de werkelijkheid op. Het stamt ook uit een tijd dat het THC-gehalte een stuk lager was dan nu. Een gewone joint is niet meer onschuldig. Het aan de voorkant gedogen wat aan de achterkant wordt verboden, is geen houdbare situatie. Ik kan dat ook niet uitleggen aan mijn kinderen, merkte ik laatst toen ik met ze langs een coffeeshop fietste. De gevolgen van het gedoogbeleid voor de volksgezondheid, de veiligheid en het sociale leven zijn verwoestend. Het heeft gevaarlijke drugs acceptabel gemaakt in de jongerencultuur. Het heeft zware drugscriminaliteit uitgelokt, die ook delen van de bovenwereld in de greep krijgt. De ChristenUnie combineert een keiharde aanpak van drugscriminaliteit met menswaardige zorg en doelgerichte preventie. Daarom geeft mijn fractie vandaag een reeks aanbevelingen aan het kabinet mee, om zo te kappen met drugs.
Laat coffeeshops helemaal uit het straatbeeld verdwijnen.
De heer Dibi (GroenLinks):
Voordat mevrouw Wiegman aan haar lijst met verboden begint, wil ik haar nog een algemene vraag stellen. Kent zij cijfers over het drugsgebruik in landen waar het beleid veel strenger is? Weet mevrouw Wiegman dat het drugsgebruik in Nederland vele malen lager is dan in landen waar een drugsbeleid wordt gevoerd dat zij voorstaat?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Ik ben goed bekend met de situatie in andere landen. Die situatie zit ook vaak heel complex in elkaar. Volgens mij heeft het daarom niet heel veel zin om alles met allerlei andere landen te gaan vergelijken. Ik meen dat wij vooral eerlijk moeten zijn over ons eigen beleid. Het is goed dat ook het rapport van de commissie-Van de Donk vandaag regelmatig wordt aangehaald. Het is goed dat wij een visie ontwikkelen op wat goed zou zijn voor Nederland, ook gezien de situatie elders in de wereld.
De heer Dibi zal blij verrast zijn dat ik niet met een lijst verboden kom maar met allerlei heel mooie ideeën voor de wijze waarop wij zorg en preventie evenals de aanpak van criminaliteit kunnen verbeteren. Dat zal hem zeker aanspreken.
De heer Dibi (GroenLinks):
Het heeft alleen geen zin om naar andere landen te kijken als je wilt vasthouden aan je eigen heilige gelijk. Het heeft wel zin om naar andere landen te kijken als je geïnteresseerd bent in resultaten voor de volksgezondheid en tegen de criminaliteit, evenals in een mogelijke mooie financiële besparing. Ik noem maar even een land als Amerika, waar veel partijen als de ChristenUnie zijn die veel macht hebben. Daar is het drugsgebruik heel erg groot. Wij doen het veel beter, omdat wij niet alles willen verbieden.
De voorzitter:
Uw vraag is, mijnheer Dibi?
De heer Dibi (GroenLinks):
Waarom durft mevrouw Wiegman daar niet naar te kijken?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Nog voor ik ook maar één voorstel heb gedaan, wordt mij hier al in de schoenen geschoven dat ik zou gaan redeneren vanuit het eigen heilige gelijk. Ik zou tegen de heer Dibi willen zeggen: wacht mijn voorstellen af, en denk ondertussen even na over het eigen heilige gelijk dat de afgelopen jaren misschien toch te veel vanuit de liberale en libertijnse hoek heeft geklonken. Laten wij ook maar eens goed bekijken hoe wij uiteindelijk de aanbevelingen van de commissie-Van de Donk kunnen vertalen.
De voorzitter:
Tegen de heer Dibi zeg ik dat de interrupties in twee keer zijn. Hij probeerde het nog even buiten de microfoon, maar dat is niet de bedoeling. Daar tuin ik echt niet in.
De heer Van der Ham (D66):
Mevrouw Wiegman zei dat er met oogkleppen op gekeken is en dat er in de afgelopen 30 jaar bestuurders zijn geweest zonder verstand van zaken. Waar haalt zij dat vandaan? Is dat zo? Heeft zij de verslagen van de debatten van destijds gelezen? Heeft zij gezien wat er in de afgelopen jaren, ook bijvoorbeeld onder Paars, allemaal is gebeurd? Wat een onzin kraamt zij hier uit!
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Ik heb veel gelezen en gedaan. Ik hoorde de heer Van der Ham de regering het verwijt maken als zou er selectief worden geshopt in het rapport van de commissie-Van de Donk. Toen ik hem zo hoorde spreken, dacht ik: volgens mij is iemand anders hier ook wel heel selectief aan het shoppen.
Ik zou eigenlijk willen vragen of ik gewoon mijn verhaal kan doen, voorzitter. Er is in de afgelopen jaren gedoogd en weggekeken, en selectief ingegrepen. Ik zou toch graag aan de hand van verschillende voorstellen uitleggen hoe het wat mij betreft beter kan. Dit is eigenlijk in lijn met wat ik lees in het rapport van de commissie-Van de Donk, namelijk: vaar een restrictieve koers en zorg voor een duidelijke maatschappelijke normstelling. Ik denk dat het op deze combinatie aankomt. Als wij zeggen dat voorlichting en preventie belangrijk zijn, zullen wij ook een heel heldere norm moeten hebben om te bepalen wat crimineel is en wat goed, en waar doorheen je beter een heel dikke streep kunt zetten.
De voorzitter:
Een korte vervolgvraag, mijnheer Van der Ham.
De heer Van der Ham (D66):
Het toontje van mevrouw Wiegman, als zou er maar zijn weggekeken en een beetje gedoogd, bevalt mij helemaal niet. In Nederland wordt er bij coffeeshops helemaal niet gedoogd. Er zijn strenge regels. Als een coffeeshop zich niet aan de afspraken houdt …
De voorzitter:
Mijnheer Van der Ham, u gaat niet een heel verhaal houden. U gaat een vraag stellen.
De heer Van der Ham (D66):
Coffeeshops worden gereguleerd. Als zij zich niet aan de afspraken houden, worden ze gesloten.
De voorzitter:
Uw vraag is?
De heer Van der Ham (D66):
Veel lokale overheden treden keihard op. Daarover gaat mijn vraag aan mevrouw Wiegman. Waar haalt zij dit vandaan?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Ik hoorde niet direct een vraag.
De voorzitter:
Ik ook niet.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Ik zal met mijn voorstellen en aanbevelingen beginnen. Het aantal coffeeshops is de laatste jaren gedaald, maar er is nog steeds sprake van overlast. Door dit kabinet worden coffeeshops ingedamd door ze om te vormen tot besloten clubs en door het invoeren van het ingezetenencriterium. Bovendien gaat de loopafstand tot scholen voor voortgezet onderwijs naar 350 meter; dit was eerst 250 meter. Dit zijn stappen in de goede richting, maar het blijft tweeslachtig. Burgemeesters moeten nieuwe maatregelen handhaven volgens de minister, maar nu al roepen veel gemeenten dat zij de wietpas niet gaan invoeren. Dan is dit dus een lege huls. Is de minister bereid om voor de nationale politie doelen vast te stellen voor de handhaving van het coffeeshopbeleid, zodat gemeenten dit niet kunnen dwarsbomen?
De voorzitter:
Mevrouw Wiegman, er is een vraag voor u van mevrouw Bouwmeester.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Wat is er zo verstandig aan het afstandscriterium tot scholen? Waarom is dat zo geweldig?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Ik zal zo met meer voorstellen komen, maar ik denk dat het goed is om het aanbod van drugs ver van scholen en plekken waar veel jongeren zijn, vandaan te houden. Ik denk dat daarvoor een heel goede suggestie is gedaan. Over alle voorstellen die ik doe en de verdere opmerkingen waarmee ik reageer op kabinetsplannen, zeg ik overigens alleen dat het stappen in de goede richting zijn. Maar als mevrouw Bouwmeester straks met een voorstel komt voor een afstandscriterium van één kilometer, zeg ik: nog mooier.
De voorzitter:
De laatste keer op dit punt, mevrouw Bouwmeester.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Ik constateer dat mevrouw Wiegman niet kan uitleggen waarom het goed is, behalve dat het lekker klinkt. Dat is ook precies het probleem. Is het niet veel verstandiger om te kijken waar jongeren komen? Dit is een symboolmaatregel waarvan mevrouw Wiegman helemaal niet weet of die werkt.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Waar komen jongeren? Op school, maar ik weet nog meer plekken waar veel jongeren komen. Het gaat om het geheel. Welke norm stel je? Welk beeld draag je uit? Welk beleid draag je uit? Ik kan mij voorstellen dat zo’n afstandscriterium kan helpen, maar als het helemaal op zichzelf staat, geef ik mevrouw Bouwmeester groot gelijk dat het symbolisch is. Er is veel meer nodig. Daarom kom ik met nog meer aanbevelingen.
Kleinschaligheid wordt niet alleen bereikt door beperking van het aantal leden, maar ook door de wietpas zo te maken dat niet mogelijk is om meer dan vijf gram per dag te kopen. In een coffeeshop in Kampen wordt dit laatste al succesvol toegepast. Drugs zijn trouwens ook steeds gemakkelijker verkrijgbaar via internet. Welke mogelijkheden ziet het kabinet om dit in te dammen? De ChristenUnie stelt voor: kom met een verbod op blowen in de openbare ruimte.
De tweede aanbeveling is: stop met het gebruik van woord “softdrugs”. Het is misleidend en zet jongeren op het verkeerde been. Van de overheid mag je verwachten dat in duidelijke taal met de samenleving wordt gecommuniceerd. De Raad van Korpschefs stelt dat feiten met softdrugs vaak als minder ernstig worden aangemerkt dan feiten met harddrugs. Hierdoor is de handhaving en vervolging van lijst II aanmerkelijk softer. Dit doet geen recht aan aard en omvang van de drugsproblematiek omdat de stoffen van de lijsten I en II meer overeenkomsten dan verschillen vertonen. De ChristenUnie pleit voor een stevige handhaving bij de coffeeshops. Een coffeeshop moet onmiddellijk worden gesloten als cannabis wordt aangetroffen met een te hoog THC-gehalte.
De derde aanbeveling: de criminaliteit achter de drugsverkoop moet hard worden aangepakt. Het kabinet wil het aantal criminele organisaties dat wordt aangepakt, verdubbelen van 20% naar 40% eind 2014. Deze aanpak levert door het afromen van crimineel vermogen ook wat op. Waarom niet een hogere extra inzet?
Aanbeveling vier: drugs en werk passen niet bij elkaar. Drugsgebruik heeft niet alleen persoonlijke gevolgen, maar kan ook maatschappelijke schade met zich brengen. De ChristenUnie is blij dat het kabinet drugsgebruik in het verkeer harder zal aanpakken. De ChristenUnie mist echter in de brief van de ministers vergelijkbare concrete voorstellen om de problemen in relatie tot arbeidsverzuim, arbeidsproductiviteit en veiligheid op het werk aan te pakken. Bij de krijgsmacht wordt drugsgebruik niet getolereerd. Ook voor andere werkgevers is drugsgebruik van het personeel relevant. Ik denk aan de bouwsector waar veiligheid erg belangrijk is. Als een werkgever nu besluit om drugstesten voor werknemers in te voeren, kan dit leiden tot rechtszaken, zeker omdat er uitspraken zijn van het Europese Hof over de privacy van werknemers op de werkvloer. Ik stel voorop dat wij die privacy hoog houden, maar werkgevers hebben behoefte aan duidelijkheid. Zij willen weten wanneer die testen wel of niet zijn toegestaan. Daarom vraagt de ChristenUnie het kabinet om eens op een rij te zetten wat er mogelijk is voor werkgevers. Eventueel kan het kabinet met een landelijk kader komen, zodat werkgevers een drugsbeleid kunnen toepassen dat ook standhoudt bij de rechter en duidelijkheid biedt aan de werknemers.
Aanbeveling vijf: leven zonder drugs moet altijd het doel zijn van verslavingszorg. Op verslavingszorg mag niet bezuinigd worden. De behandelingen moeten erop gericht zijn om uiteindelijk van een verslaving af te komen. Verstrekken van methadon en heroïne is hooguit toegestaan om tot stabilisatie van een verslaafde te komen. Daarna zal het pad verder afgelegd moeten worden.
Aanbeveling zes: bescherm kinderen in de baarmoeder en financier kinderen in de opvang mee. Ook voor de zelfstandige levensvatbaarheid van kinderen verdient het ongeboren kind bescherming omdat de hersenen van het kind dan in ontwikkeling zijn. Kinderbeschermingsmaatregelen zouden ook voor de 24 weken zwangerschapsgrens ingezet moeten kunnen worden bij verslaafde moeders. Wanneer vrouwen worden opgevangen met verslavingsproblemen dient er ook geld te zijn voor hulp aan kinderen.
Aanbeveling zeven: zet in op e-health. Wij hebben in de Kamer meerdere malen met elkaar uitgesproken dat e-health waardevol is en dat wij niet elk jaar de discussie over wel of geen subsidie moeten voeren. Uiteindelijk moet deze hulp betaald worden via de zorgverzekeraars en niet via een subsidie.
Aanbeveling acht: bescherm jongeren. De meest gebruikte drug is nog altijd alcohol. In de brief van de regering staat opvallend weinig over alcohol. Onder grote delen van de Nederlandse jeugd bestaat een ongezonde cultuur van te veel drinken op te jonge leeftijd. In Europa staan Nederlandse jongeren bovenaan de lijst van veeldrinkers. Overmatig gebruik van alcohol en cannabis door jongeren in het voortgezet onderwijs leidt tot spijbelen, slechtere schoolprestaties en schooluitval. Cannabisgebruik vergroot het risico op psychische problemen en stoornissen.
Jongeren lopen een verhoogd risico op het krijgen van psychosen. Het drugsgebruik onder Nederlandse jongeren ligt boven het gemiddelde in de Europese Unie. De regering wil het middelengebruik van minderjarigen sterker tegengaan.
De heer Van der Ham (D66):
Het is opvallend dat in een aantal regio’s in Nederland, waar bijvoorbeeld de ChristenUnie groot is en waar de bespreekbaarheid van alcohol en drugs wat kleiner is, de problemen met cocaïnegebruik en drankgebruik soms veel groter zijn. Wat zegt dat?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Dat zegt dat er op de Biblebelt niet enkel heiligen rondlopen.
De heer Van der Ham (D66):
Dat wil ik maar zeggen. Ik kom ook een beetje uit de kringen waar mevrouw Wiegman weleens in verkeert.
De voorzitter:
Mijnheer Van der Ham, ik wil wel dat u nu kort uw vervolgvraag stelt.
De heer Van der Ham (D66):
Ik ben aan het bekijken hoe ik mevrouw Wiegman kan verleiden om te zeggen dat voorlichting en openheid van groot belang zijn om ervoor te zorgen dat we problemen kunnen voorkomen, en dat gesloten gemeenschappen daar niet altijd een bijdrage aan leveren. Wat vindt mevrouw Wiegman daarvan?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Ik ben het helemaal met de heer Van der Ham eens.
De voorzitter:
Kijk! Mevrouw Wiegman vervolgt haar betoog.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Volgens mij zouden toch meer aanbevelingen die ik zojuist heb genoemd, D66 aan moeten spreken.
Voorzitter. De regering wil het middelengebruik van minderjarigen sterker tegengaan door de verplichting voor scholen om veiligheidsincidenten te registreren en door het afstandscriterium voor coffeeshops. Maar de ChristenUnie wil dat het kabinet op basis van een jaarlijkse monitor van drugsgebruik onder jongeren met extra maatregelen komt als de voorgestelde maatregelen onvoldoende effect hebben.
De negende aanbeveling is: scholen moeten volledig drugsvrij worden. Het roken van joints op en rond scholen moet zo snel mogelijk worden uitgebannen. Mijn voorstel is: kom met alcohol- en drugsvrije zones op plaatsen waar veel minderjarigen komen, zoals rond school, sport en verenigingen.
De tiende aanbeveling is: er moet verder onderzoek worden gedaan naar de invloed van drugs onder voortijdige schoolverlaters. Met name moet worden onderzocht hoeveel jongeren uit deze groep drugs hebben gebruikt en hoe hun leven verder is verlopen. Naar aanleiding van dit onderzoek moeten adequate maatregelen genomen worden.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Er wordt net een voorstel gedaan voor drugsvrije en alcoholvrije zones. Dat is natuurlijk fantastisch. Maar ik ken de Grote Markt in Almere. Daar heb je een groot plein met terrassen, waar veel ouders met kinderen zitten. Mogen die dan niet meer met hun kinderen daarheen? Of zegt mevrouw Wiegman dat we niet alles gaan verbieden, maar dat we ervoor zorgen dat ouders hun kinderen opvoeden en geholpen worden om die kinderen weerbaar te maken?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Daar ben ik een groot voorstander van, maar dan vind ik het ook belangrijk dat de politiek luistert naar die ouders. Ik denk aan projecten zoals die van Moedige Moeders. Die komen met praktische voorstellen voor sluitingstijden en alcoholgebruik. Het valt mij weleens tegen hoe slecht dit soort plannen valt in de politiek. Men zegt: ach nee, een leeftijdsgrens van achttien jaar. Men is misschien een beetje bang voor betutteling, terwijl ik denk: als we het nou echt serieus willen nemen, neem dan ook de ouders serieus en de voorstellen waar zij mee komen, ga met hen samenwerken, kom dan met elkaar tot ideeën. Maar we moeten een beetje af raken van het idee dat drugs en alcohol normale en geaccepteerde middelen zijn, die je overal kunt gebruiken.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Dat zijn fantastische woorden. Ouders moet je altijd serieus nemen. Daar ben ik het zeker mee eens. Maar is het niet een beetje een gek voorstel om alcoholvrije en drugsvrije zones te gaan vragen, terwijl we weten dat dat helemaal niet kan? Dat bevestigt mevrouw Wiegman een beetje, want zij gaat niet in op mijn vraag.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Ik noem een aantal concrete plekken: rond school, sport en vereniging. Laten we daarmee beginnen. Ik weet ook wel dat je niet midden in de binnenstad kunt beginnen, maar ik denk aan plekken waar veel jongeren komen, bijvoorbeeld sportverenigingen. We hebben verschillende debatten gevoerd over de vraag hoe normaal en geaccepteerd alcoholgebruik bijvoorbeeld is op sportverenigingen en of we daar iets mee moeten gaan doen. Dat zijn mooie plekken om met elkaar van start te gaan.
Voorzitter. De elfde aanbeveling is: investeer extra in risicogroepen. Uit onderzoek blijkt namelijk dat jongeren in de jeugdzorg en in het speciaal onderwijs extra gevoelig zijn voor verslavingen. Er is behoefte aan een inventarisatie van methoden die goed werken om deze groepen te bereiken.
Mijn laatste aanbeveling is: zorg voor een betere aansluiting tussen jeugdzorg en verslavingszorg. Dit gebeurt nu nog veel te weinig. Verschillende financieringsstromen zijn een probleem. Als het jeugdzorgtraject van jongeren is afgelopen, maar als ze nog niet af zijn van hun verslaving, is de kans heel groot dat het nog steeds niet goed komt.
Recentelijk stond er een aangrijpend verhaal in de Volkskrant over Naoufel. Hij heeft vijf jaar in de gesloten jeugdzorg gezeten. Nu is hij op zichzelf aangewezen. Hij blowt vijf joints op een dag en voelt zich aan zijn lot overgelaten. Dit mogen wij niet laten gebeuren. Graag ook een reactie op dit laatste punt.
De heer Dibi (GroenLinks):
Voorzitter. Was het LSD? Misschien een pilletje of een lijntje coke? Of toch een cocktailjointje van wiet en hasj? Het kan namelijk toch niet anders dan dat CDA, VVD en PVV knetterhigh waren met minister Opstelten en minister Schippers toen zij het drugsbeleid van dit kabinet verzonnen? Een verbod op qat, sterke wiet en hasj. De wereldvreemde wietpas. Coffeeshops worden besloten clubs met een maximum aan leden en moeten minimaal 350 meter van scholen af staan. Het kan niet anders dan dat het kabinet samen met de coalitiepartners en gedoogpartner een enorme “bad trip” hadden toen ze dit op papier zetten. Verblind door het eigen dogma dat drugs vies en voos zijn, verdringt en ontkent het kabinet de positieve uitkomsten van zijn gedoogexperiment.
De heer Van der Steur (VVD):
Ik moet de heer Dibi complimenteren met zijn prachtige betoog, omdat hij volkomen gelijk heeft. Natuurlijk moet het kabinet knetterstoned zijn als het criminaliteit wil bestrijden, drugstoerisme wil beëindigen, ervoor wil zorgen dat Nederland veiliger wordt en dat de volksgezondheid wordt gediend. Ik kan de volgorde en de gedachtegang van de heer Dibi niet meer volgen.
De heer Dibi (GroenLinks):
De heer Van der Steur is vandaag met het nieuwste verbod gekomen: het verbod op hasj. Toen ik dat las op NU.nl hoorde ik overal om mij heen drugsdealers champagneflessen ontkurken, want zij zien hem vandaag als hun belangrijkste bondgenoot. Dankzij hem en het kabinet kunnen drugsdealers de komende jaren een booming business tegemoet zien in het produceren van hasj en allerlei andere middelen om drugsgebruikers te voorzien van genotsmiddelen.
De voorzitter:
Mijnheer Van der Steur, dit is uw laatste interruptie op dit punt.
De heer Van der Steur (VVD):
Absoluut. Ik ben zeer onder de indruk van het feit dat de heer Dibi ‘s ochtends vroeg al in omgevingen verkeert waar drugsdealers champagneflessen ontkurken. Ik zou daar graag in een wat langer interview of artikel in Vrij Nederland wat meer over lezen, want ik denk dat de heer Dibi een veel interessanter leven leidt dan wij kunnen denken. Ik heb geen champagne gehoord, geen drugsdealer gesproken …
De voorzitter:
En u hebt niet geïnhaleerd natuurlijk.
De heer Van der Steur (VVD):
… maar ik zorg er wel voor dat Nederland veiliger wordt.
De heer Dibi (GroenLinks):
De heer Van der Steur heeft inderdaad ook niet geïnhaleerd, zegt u terecht, mevrouw de voorzitter. Nee, wij kunnen er wel een grapje van maken, maar ik ben eigenlijk bloedserieus. De heer Van der Steur en dit kabinet bewandelen een zeer gevaarlijk pad, want door dit soort verboden in te stellen, wetende dat een verbod drugs niet zal laten verdwijnen, zorgt het ervoor dat drugsdealers alle ruimte krijgen in Nederland. De coffeeshops, die de veilige concurrent waren van drugsdealers, zullen nu zodanig beperkt worden dat de meeste mensen buiten coffeeshops om aan hun drugs zullen willen komen, onder andere aan hasj. Ik hoop dat dit debat ertoe leidt dat ook de VVD bereid is om naar argumenten te luisteren en naar resultaten te kijken in landen, waaronder Nederland, die hebben laten zien dat je criminaliteit juist beter bestrijdt door niet alleen maar met verboden te werken. Ik verwijs in dat opzicht ook maar even naar de JOVD, die vandaag hebben laten weten dat ze het voorstel van de VVD zien als de laatste liberale doodsteek. Dit werkt volgens hen ook niet.
Ik vervolg mijn betoog. Het kabinet is verblind door het eigen dogma dat drugs vies en voos zijn. Het verdringt en ontkent daarmee de positieve uitkomsten van het Nederlandse gedoogbeleid. Hoewel de internationale roep om decriminalisering, preventie en behandeling aan kracht wint, zet de Nederlandse regering juist een vergaande stap terug in de tijd door zaken hernieuwd te criminaliseren. Het overwegend katholieke Portugal bewijst de noodzaak om een debat tussen verheerlijkers aan de ene kant en verketteraars van drugs aan de andere kant te verruilen voor een debat waarin centraal moet staan wat de meest effectieve en efficiënte manier is om de schadelijke gevolgen van drugsgebruik te verminderen, in de wetenschap dat drugs met een verbod nooit zullen verdwijnen.
Weinig mensen weten dit, maar op 1 juli 2001 decriminaliseerde Portugal vanwege grote, diepgewortelde drugsproblemen expliciet alle drugs, inclusief cocaïne en heroïne. Niet langer werd cokebezit en -consumptie voor persoonlijk gebruik strafrechtelijk gesanctioneerd. Het kopen, bezitten en consumeren van een hoeveelheid groter dan de gemiddelde dosis — dat is ongeveer tien dagen individueel gebruik — werd hiermee een administratieve overtreding. In alle districten van Portugal werden commissies opgericht met daarin een psycholoog, een maatschappelijk werker en een juridisch adviseur om bij elke overtreding individueel te beoordelen wat de meest passende interventie is, variërend van een boete tot behandeling. Tien jaar later zijn de resultaten in Portugal verbluffend. In vrijwel alle categorieën van drugs is het langdurig gebruik beheerst dan wel gedaald. In de kritieke groep vijftien- tot negentienjarigen — deze groep is kritiek omdat jongeren op die leeftijd beginnen te experimenteren — is het drugsgebruik kleiner. Het hardnekkige heroïnegebruik en de daarmee gepaard gaande nieuwe gevallen van hiv en aids zijn na 2001 elk jaar fiks gedaald. Ook het aantal nieuwe hepatitis B- en C-infecties is, zij het lichtelijk, gedaald. Daarnaast is het aantal drugsgerelateerde doden gedaald van nabij 400 in 1999 naar 290 in 2006. Dit is niet alles.
In de periode 2001 tot 2005 gebruikten Portugezen in de leeftijdscategorie 15 tot 64 jaar in vergelijking met andere Europeanen het minst cannabis. Sterker nog, het cannabisgebruik in de meeste Europese landen is twee- tot driemaal zo hoog. Voor cocaïne, na cannabis de meest gebruikte drug in Europa, geldt hetzelfde of zijn de resultaten nog beter. Dit is ook niet alles.
Een belangrijke conclusie is dat het door conservatieve politici geschetste doembeeld dat in Portugal een aanzuigende werking zou ontstaan van drugstoeristen na decriminalisering niet is uitgekomen. Het aantal drugsovertredingen dat veroorzaakt wordt door burgers uit andere EU-lidstaten is bijna nul. Vanwege dit alles is het debat in Portugal heel anders dan hier in Nederland. Er is geen enkele noemenswaardige poging meer van Portugese politici, ook niet van conservatieve politici, om terug te keren naar het pre-decriminaliseringstijdperk.
De lessen uit Lissabon bieden een basis voor alle landen die worstelen met hun eigen drugsproblematiek en zouden dit kabinet moeten wakker schudden, bijvoorbeeld ten aanzien van de wereldvreemde wietpas van minister Opstelten. De peespas, die hij wilde instellen in de prostitutie, is gelukkig van tafel. Ik hoop dat dit ook gaat gelden voor de wietpas. Immers, een groot deel van de gebruikers zal zich nooit, om principiële dan wel om professionele reden, laten registreren in een ledenbestand. Niemand wil dat zijn naam terechtkomt in een of ander bestand waaruit blijkt dat hij of zij een jointje rookt. Waarom niet? We hebben de afgelopen weken en maanden gezien hoe vaak gegevens op straat komen te liggen. Het blijkt ook uit een enquête van Haarlemse coffeeshops, waarin slechts 12% van de klanten aangeeft, bereid te zijn zich te laten registreren in een ledenbestand.
Mijn allereerste vraag aan minister Opstelten ten aanzien van de wietpas is: bent u helemaal gek geworden? Dat is een heel serieuze vraag. De wietpas zal tot niets anders leiden dan een ondergrondse handel in softdrugs, die in handen is van illegale 06-dealers en @-bezorgers, die ook andere drugs in hun binnenzak hebben. Dit zal tot niets anders leiden dan grote gevolgen voor de volksgezondheid, zeker bij jongeren. Alle grote verslavingsinstellingen hebben het kabinet onlangs hiervoor gewaarschuwd.
Hoe zit het met de privacyaspecten?
De voorzitter:
Momentje, mijnheer Dibi. Er moet mij even iets van het hart. U sprak zo-even de minister aan, natuurlijk via mij als voorzitter, maar ik vraag u toch, in het kader van het een beetje prettig met elkaar discussiëren, om niet tegen iemand te zeggen “bent u helemaal gek geworden”. Ik vind dat namelijk wat ver gaan. Maar goed, dat is mijn mening als voorzitter.
De heer Çörüz (CDA):
Ik heb de fantastische verhalen van de heer Dibi over Portugal even op mij laten inwerken. Ik heb hier een staatje over cocaïnegebruik, met een vergelijking tussen Nederland en Portugal. Ik zie dat Portugal veel slechter scoort dan Nederland. De Nederlandse cijfers zitten onder die van Portugal. Als u een hallelujaverhaal vertelt over gevangenisstraf et cetera en woorden als “verminderd” of “gedecriminaliseerd” gebruikt, moet u er wel bij zeggen dat in Portugal gevangenisstraffen zijn omgezet in geldboetes. Dit heeft dus niet geleid tot het resultaat dat u net beschreef. In het staatje dat ik bij mij heb, staat Portugal nog steeds hoger dan Nederland.
De heer Dibi (GroenLinks):
De heer Çörüz heeft echt niet goed geluisterd. Ik heb niet gezegd dat Portugal het beter doet dan Nederland. Ik heb gezegd dat de decriminalisering in Portugal na 2001 tot enorme verbeteringen heeft geleid in vergelijking met de situatie van voor 2001. Ik heb het voorbeeld van het heroïnegebruik gegeven. Daarnaast heb ik gezegd dat het cocaïnegebruik in Portugal … Mevrouw Joldersma, dit zeg ik ook tegen u.
De voorzitter:
Het ligt niet aan u, mijnheer Dibi. Ik sta echt niet toe dat de leden vanuit de bankjes een beetje gaan schreeuwen. Dat is geen vertoning. Wij discussiëren gewoon via de microfoon met elkaar. Er wordt een vraag gesteld en daar komt een antwoord op. Mijnheer Dibi was met zijn antwoord bezig.
De heer Dibi (GroenLinks):
Wat ik wilde zeggen, is dat het cocaïnegebruik in Portugal lager ligt dan in andere EU-lidstaten met een repressief beleid. Het ligt niet lager dan in Nederland. Ik maak een vergelijking tussen landen die nuchter omgaan met drugs en landen die repressief omgaan met drugs. Als je die twee tegenover elkaar zet, zie je dat de landen met een zerotolerancebeleid veel meer drugsproblemen hebben. Ik zal straks ook nog naar Amerika verwijzen.
Voorzitter. Ik kom op de relatie tussen de privacy en de wietpas. Is het überhaupt wel mogelijk om mensen te dwingen, zich te registreren in een ledenbestand voor iets wat eigenlijk helemaal niet legaal is? Ik heb in de commissie gevraagd om het College bescherming persoonsgegevens hierover advies te laten uitbrengen. Ik vraag de minister hoe het daarmee staat. Is deze opdracht gegeven aan het CBP?
Krijgen de gemeenten nu wel of niet de vrijheid om zelf te zeggen wat het meest past binnen hun eigen gemeentegrenzen? Burgemeesters weten veel beter wat er speelt in hun gemeente dan ministers. Dat weet de minister van Veiligheid en Justitie ook, omdat hij zelf burgemeester is geweest. Ik verwijs ook naar ex-burgemeester Leers. Nu hij minister is, heeft hij heel andere opvattingen over het drugsbeleid, maar in de tijd dat hij burgemeester was, vond hij dat het drugsgebruik via de voordeur en de achterdeur gemeentelijk gereguleerd moest worden. Krijgen gemeenten zeggenschap over de wietpas, ja of nee? Zo ja, op welke manier?
Ik kom op een stuk in De Groene Amsterdammer. Dat vind ik een belangrijk punt in dit debat. De taskforce aanpak georganiseerde hennepteelt heeft tijdenlang gezegd dat het grote probleem van Nederland is dat 80% van onze wiet wordt geëxporteerd naar andere landen. Die landen zijn boos op Nederland omdat ze kampen met allerlei problemen door wiet en hasj van ons. Uit onderzoek blijkt dat die cijfers helemaal niet kloppen. Kan de minister hierover opheldering geven? Was dit propaganda van de taskforce in opdracht van de overheid om het draagvlak voor repressief drugsbeleid groter te maken?
In 2010 bepleitten onder anderen de oud-ministers Frits Bolkestein en Els Borst en de hoogleraar strafrecht Theo de Roos het opheffen van het verbod op alle drugs met een weinig gehoord argument: het levert enorme financiële besparingen op. Dat is iets wat elk Kamerlid in deze tijden van financieel-economische tegenwind zou moeten wakker schudden. Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) berekende dat de criminaliteit Nederland in 2006 31,5 mld. kostte. Volgens Bolkestein c.s. beslaat het drugsverbod minstens de helft van deze totale kosten en in die berekening zijn de directe en indirecte kosten voor de rechtshandhaving van het drugsverbod nog niet eens meegenomen. Volgens de Rotterdamse hoogleraar Henk Rigter was dat in 2003 minstens 1,6 mld. Ik zal niet meer vragen of de minister gek is geworden. Ik zal mijn vraag nuanceren: kloppen deze cijfers? Kan de minister inzicht geven in de totale kosten die de overheid maakt in de strijd tegen drugscriminaliteit en drugsgebruik?
Daarnaast weten we dat het decriminaliseren van cannabis 160 mln. op de inzet van politie en justitie bespaart en per jaar 260 mln. aan extra belastinginkomsten oplevert. Samen is dat goed voor 420 mln. Dit heeft een ambtelijke werkgroep van het kabinet berekend. Is de minister bereid om dit advies serieus op tafel te leggen tijdens de sabbatical van het kabinet, de komende drie weken, waarin de financieel-economische opgave voor Nederland wordt besproken? Ik heb de premier horen zeggen dat er tijdens die onderhandelingen geen sprake van taboes mag zijn. Dan lijkt het me dat ook decriminaliseren en het geld dat dit kan opleveren, onderdeel van de besprekingen mag zijn. Kan de minister daarop een reactie geven?
Het pleidooi van de heer Bolkestein en bondgenoten krijgt ook steun van onder anderen Kofi Annan en de oud-presidenten van Mexico, Colombia en Brazilië, die vorig jaar vaststelden dat de mondiale “war on drugs” is mislukt. Dit heeft wereldwijd verwoestende gevolgen voor individuen en samenlevingen. Aan de hand van het Nederlandse gedoogbeleid en de Portugese lijn sinds 2001 wordt in het rapport aangetoond dat decriminalisering niet tot meer drugsgebruik en drugsproblemen dan in repressieve landen heeft geleid. Sterker nog, het zorgt voor een veiliger en meer verantwoord drugsgebruik. Erkennen de ministers dat het drugsgebruik in Nederland lager is dan in landen die repressief beleid voeren?
Door de vrees voor vervolging vanwege drugsgebruik bij zijn burgers weg te nemen, heeft Portugal net als Nederland geleidelijk meer grip op zijn drugsproblemen weten te krijgen. Het verschuiven van de aandacht van vervolging naar volksgezondheid heeft tot resultaatgerichte politiek in plaats van dogmatische politiek geleid. Dit heeft tot aantoonbare verbeteringen van de volksgezondheid en meer inzet tegen de georganiseerde drugscriminaliteit geleid en heeft flinke winst voor de staatskas opgeleverd. Waarom, minister Schippers, verruilt dit kabinet het sinds ’76 succesvolle Nederlandse drugsbeleid waarin gezondheid centraal stond, voor een repressief en contraproductief perspectief?
De volgende vraag stel ik aan beide ministers en daarop wil ik ook heel graag antwoord van beide ministers. Van welk beeld zou een ouder van een puber vaker wakker liggen: het beeld van een coffeeshop naast een school, waarvan een ouder wel weet dat daarvoor strenge eisen gelden, dat daarvoor preventie bestaat en dat minderjarigen daar niet naar binnen mogen, of het beeld van een ongrijpbare dealer op het schoolplein die lak heeft aan welk ethische besef dan ook, die een binnenzak vol vervuilde drugs heeft en die totaal lak heeft aan de AHOJG-criteria waaraan een coffeeshop moet voldoen? Wat zeggen deze ministers tegen die ouders?
Vandaag wierp Lars Duursma op Twitter — laat ik in dit debat ook maar sociale media gebruiken — een heel terechte vraag op over het afstandscriterium en de symbolische maatregelen van dit kabinet. Waarom alleen maar 350 meter afstand van basisscholen en middelbare scholen, waarom niet ook 350 meter afstand van crèches en kleuterspeelzalen? Straks gaan onze peuters ook nog wiet dealen of lopen zij ook naar coffeeshops. Dit kabinet schetst een zodanig wereldvreemd beeld dat ik me afvraag of het überhaupt wel weet welke mensen drugs gebruiken en hoe dat gaat. Ik weet namelijk dat dit kabinet meer van de borrel en de sigaren dan van het jointje is. Ja, dit kabinet is meer van de whisky en de grote Cubaanse sigaar. Willen deze ministers zich verdiepen in de vraag welke mensen drugs gebruiken? Ik heb er geen geheim van gemaakt dat ik weleens in coffeeshops ben geweest. Je ziet dat daar mensen uit alle lagen van de samenleving komen. Als je coffeeshops besloten maakt en een maximumaantal leden vaststelt, zullen die mensen buitenom op een andere manier aan hun drugs komen.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
De heer Dibi is redelijk goed op weg, maar hij stelde mij net wel een beetje teleur.
Geheel ten onrechte wordt de coffeeshop vaak neergezet als de as van het kwaad: kinderen blowen omdat de coffeeshop bestaat. Het leek erop dat de heer Dibi een beetje bijdroeg aan dit idee. Ik stel hem daarom een vraag ter verduidelijking.
Jongeren onder de achttien worden vrolijk bediend door drugsdealers en drugsrunners. Jongeren uit Urk bijvoorbeeld worden ook bediend door drugsdealers, omdat er geen coffeeshop is. Het schrikbeeld van ouders is dan toch dat kinderen onder de achttien jaar blowen en dat jongeren boven de achttien jaar naar drugsdealers gaan? De heer Dibi maakt dat onderscheid toch ook?
De heer Dibi (GroenLinks):
Volgens mij heeft mevrouw Bouwmeester mij totaal verkeerd begrepen. Met het stukje over de ouders bedoelde ik te zeggen dat ouders naar mijn mening veel meer wakker liggen van dealers die hun kinderen op het schoolplein of op de hoek van een straat van van alles en nog wat kunnen voorzien, dan van een coffeeshop die 350, 400 of 450 meter verwijderd is van een basisschool of een middelbare school. Dat is wat ik wilde opwerpen. Ik ben het helemaal eens met mevrouw Bouwmeester.
Ik ga in op mijn laatste punt. Ik kan heel goed tellen; ik zie ook wel dat er in de Kamer geen meerderheid is om echt iets fundamenteel te wijzigen in het beleid van het kabinet. Ik ken de werkwijze van dit kabinet heel goed. Het klopt aan bij de oppositie als de PVV het laat afweten, maar als de oppositie het kabinet nodig heeft opdat verstandig en nuchter beleid wordt gevoerd, dan staat zij vaak voor een gesloten deur, een dogmatisch blok. Wij hebben vier jaar lang op dit debat gewacht. Sinds vier jaar is dit de eerste keer dat de Kamer hierover praat. Ik verwacht van het kabinet een open houding. Ik wil dat het serieus luistert naar de oppositie, die op de gevaren wijst. Wij willen allemaal de criminaliteit bestrijden en de volksgezondheid verbeteren en dat kunnen wij hier allemaal nog meer proberen uit te dragen dan de ander, maar wij moeten ook serieus naar elkaars voorstellen kijken en ook bereid zijn om voorstellen van de oppositie serieus te nemen.
De voorzitter:
Ik hoor dat op de tribune wordt geapplaudisseerd. Ik ben tegenwoordig een beetje de strenge schoolmeesteres, maar nu moet ik mij toch even tot de publieke tribune richten om daar wat over zeggen. U bent natuurlijk van harte welkom bij dit debat, maar u moet uw mond houden — dat vind ik zelf ook wel eens moeilijk — en u mag niet applaudisseren of anderszins laten merken dat u het ergens wel of niet mee eens bent. U bent van harte welkom, maar ik reken op uw medewerking.
Ik geef nu graag het woord aan de heer Van der Staaij van de SGP-fractie.
De heer Van der Staaij (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Je moet altijd blijven hopen. Ik had toch niet uitgesloten dat de heer Van der Ham en de heer Dibi hier naar voren zouden komen en het eerlijk zouden zeggen: die coffeeshops, dat zijn niet de knusse clubjes, zoals in de jaren zestig en zeventig werd gedacht; ja, cannabis is niet zomaar een onschuldig goedje dat geen kwaad kan. Laten wij nou eerlijk de feiten onder ogen zien. Laten wij inzien dat coffeeshops en criminaliteit steeds meer met elkaar verwezen zijn. Laten wij eerlijk onder ogen zien dat er heel veel reden is om zorg te hebben over de schadelijke effecten van drugs, ook van softdrugs, en daar het beleid nou eens drastisch op bijstellen.
De heer Van der Ham (D66):
Dan “hap” ik maar even op mijnheer Van der Staaij van de SGP. U mag niet liegen, mijnheer Van der Staaij.
De heer Van der Staaij (SGP):
Nee, u ook niet, mijnheer Van der Ham.
De heer Van der Ham (D66):
Wij mogen allebei niet liegen. Ik voer deze debatten heel vaak. U hebt ook de bijdragen van bijna alle fracties in deze Kamer gehoord. Al vanaf de jaren zestig en zeventig zijn alle soorten argumenten, ook die u noemt, langsgekomen. Als u zegt dat bijvoorbeeld door D66 of andere partijen helemaal niet naar de risico’s en de problemen wordt gekeken, dan jokt u eigenlijk een beetje. Of u hebt niet goed geluisterd.
De voorzitter:
Ik weet niet wat er met u is, mijnheer Van der Ham, wellicht hebt u ook geïnhaleerd, maar …
De heer Van der Ham (D66):
Nee, want daar word ik namelijk heel soft van.
De voorzitter:
Er zijn een aantal spelregels. U stelt een korte vraag en die stelt u via de voorzitter. U spreekt elkaar niet rechtstreeks aan, waar dan ook over. Dat ga ik gewoon niet toestaan, dus u spreekt via mij.
De heer Van der Ham (D66):
Dan wil ik graag de heer Van der Staaij vragen of hij wel goed heeft opgelet in de afgelopen 35 à 40 jaar.
De voorzitter:
U kunt het wel.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik heb goed opgelet. Mijn stelling was en is dat drugs schadelijker zijn dan in het verleden is gesuggereerd, ook in de Kamer. De verwevenheid met criminaliteit is ook veel groter dan weleens wordt gedacht. Dat zijn feiten die steeds sterker zijn geworden. Ik sluit niet uit dat dit inzicht verder gaat doorbreken, ook bij een partij als D66. Ik zou graag willen dat die hoop mij vandaag niet wordt afgenomen.
De heer Van der Ham (D66):
De heer Van der Staaij maakt er echt een beetje een potje van, als ik dat zo hoor, want hij is bij al die debatten geweest. Ik heb hem daar ook aangetroffen. Hij heeft al dat soort argumenten gehoord. Natuurlijk zitten er risico’s aan als je iets tot je neemt, of het nu alcohol is of cannabis. Hoe meer THC erin zit, hoe meer risico er is, dat hebben partijen altijd gezegd. De vraag is hoe je het zo kunt organiseren dat je die risico’s zo veel mogelijk laat afnemen. Ik vraag de heer Van der Staaij om eerlijk te zijn, want dan ziet hij dat de commissie-Van de Donk ook enkele positieve aspecten van het coffeeshopbeleid heeft genoemd.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik heb inderdaad gelezen dat de commissie-Van de Donk heeft gezegd dat de coffeeshops zoals wij ze nu op veel plaatsen aantreffen, heel anders zijn dan ooit de bedoeling was en dat we terug moeten naar die oorspronkelijke situatie. Daar denk ik ook anders over, maar zij zegt in ieder geval niet dat het allemaal wel goed loopt. Er spreekt een sterke, intense zorg uit over de schadelijkheid van het drugsgebruik onder jongeren in Nederland, met name minderjarigen. Dat spat er nog niet echt af in alle bijdragen, dat dit echt een groot probleem is en dat we daar vooral oog voor moeten hebben. Ik kom weinig tegen dat men zegt dat het probleem is dat de regels zo knellend zijn en dat we meer ruimte en vrijheid moeten bieden, want dat is echt waar Nederland op zit te wachten. Dat merk ik uit geen enkele studie en uit geen enkele praktijkervaring.
De heer Dibi (GroenLinks):
Waarom is het drugsgebruik in landen waar het beleid van de SGP heerst, maar ook in de Biblebelt, groter dan waar er anders mee om wordt gegaan?
De heer Van der Staaij (SGP):
Dat is zomaar weer een stelling van de heer Dibi, waar een hoop kletskoek doorheen zit. Laten we nuchter naar de feiten kijken, zoals naar het rapport-Van de Donk, want dat hebben we allemaal gelezen. Als ik me goed herinner, staat op pag. 27 duidelijk dat het cannabisgebruik onder jongeren in Nederland groter is dan in andere landen, dat de cultuur is dat het normaal is geworden. Dat is een feit uit een van de meest recente studies en dan hoor ik de heer Dibi maar weer roepen dat het in Nederland beter gaat dan in andere landen. Het maakt niet uit wat er gebeurt, we blijven roepen dat Nederland het beter doet dan andere landen. Dat is kletskoek, dat is niet waar.
De heer Dibi (GroenLinks):
Noem maar de landen met een hoger cannabisgebruik dan in Nederland. Noemt u de EU-lidstaten op die een lager cannabis- en cocaïnegebruik hebben dan Portugal en Nederland. Die wil ik graag horen, want ik ken ze allemaal. Ik weet dat Nederland en Portugal het veel beter doen. Mijn vraag aan de heer Van der Staaij is waarom de landen die geen repressief beleid hebben, het beter doen. Waarom doen landen waar wel een repressief beleid geldt, het slechter?
De heer Van der Staaij (SGP):
Mijn indruk is dat de landen die niet alleen resultaat verwachten van repressief beleid en ook niet van het allemaal mogelijk maken, dit het beste doen. Met andere woorden, elke vorm van eenzijdigheid werkt hier niet. Ik kom weinig mensen tegen die zeggen dat je alleen een verbodsbepaling in de wet hoeft op te nemen en dan is alles geregeld. Als je dat zou zeggen, is dat even goed naïef als denken dat dit voor legalisering geldt. Het moet gaan om een intelligente mix van repressie, handhaving, preventie en hulpverlening.
De heer Dibi (GroenLinks):
Ik hoor geen enkel land.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Een verre voorganger van mij, dominee Abma, zei tijdens het drugsdebat in 1976 al dat gebruikers en handelaren niet te scheiden zijn; handelaars zijn uiteindelijk ook verslaafden, zij het niet aan drugs maar aan geld. Die woorden blijken profetisch. De tijden van een optimistisch geloof in de legalisering van drugs zouden nu toch echt voorbij moeten zijn.
Het blijft schipperen met drugs in Nederland. Waar sinds de jaren zeventig een tweeslachtig beleid gevoerd wordt, is langzamerhand het besef in de samenleving wel gegroeid dat het zo niet verder kan. Ik heb althans die indruk. De SGP verwelkomt dat ook dit kabinet een aantal strengere maatregelen voorstelt om drugs tegen te gaan. De clubpas, het ingezetenencriterium, het afstandscriterium en een strenger handhavingsbeleid zijn, wat ons betreft, stappen in de goede richting. Het voorstel van de VVD en andere partijen om de verkoop van hasj te verbieden, spreekt ons ook aan.
Het begin is er dus, maar al die maatregelen kunnen alleen niet verbloemen dat we nog steeds een krom beleid hebben. Het kopen van kleine hoeveelheden zogenaamde softdrugs blijft gedoogd, terwijl de aanvoer van drugs wel wordt aangepakt. Wat is het langetermijnperspectief van het kabinet?
De SGP zou het liefst zien dat het hele gedoogbeleid op de schop gaat. Gedogen kun je misschien voor een korte tijd accepteren, maar daarna is een duidelijke keuze gewenst. Met de toegenomen inzichten in de schadelijkheid van drugs is het niet meer dan logisch om te komen tot een beleid waarin coffeeshops niet langer een plaats hebben. De oorspronkelijke kleinschaligheid van coffeeshops is verdrongen. Criminaliteit en grootschaligheid gaan hand in hand. Wij vinden het daarom in de gegeven omstandigheden in ieder geval een goede zaak om te kijken of je dat toch niet wat kunt inperken door het aan zo’n clubpas te verbinden. De controle door politie en justitie wordt door de clubpas vergemakkelijkt. Maar komt daar eigenlijk wel iets van terecht als nu al van allerlei kanten wordt gezegd dat daar niet serieus mee gewerkt zal worden en dat het geaccepteerd zal worden als gemeenten niet optreden bij het ontbreken van een wietpas? Kortom, hoe serieus zijn die plannen ten aanzien van de wietpas?
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Hoe serieus neemt de heer Van de Staaij de gemeenten die allemaal hebben gezegd: hoepel op met die wietpas, die willen we niet, die veroorzaakt het probleem en lost het niet op?
De heer Van der Staaij (SGP):
We moeten natuurlijk altijd serieus naar die argumenten luisteren. Ze hebben mij in ieder geval niet overtuigd. En daar gaat het uiteindelijk wel om. Datgene wat daar in politieke meerderheden naar voren wordt gebracht, is niet alleen bepalend. Dat is vooral ook de kracht van de argumenten. De grootschaligheid, het toerisme en dergelijke, is nu juist een van de bijkomende problemen. Dan vind ik dit in ieder geval een nuttige stap en een nuttig hulpmiddel.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Een van de argumenten van de gemeenten is dat politieagenten nu wietpasjes moeten gaan controleren in plaats van criminelen pakken. De gebruikers gaan op straat gebruiken. De dealers krijgen vrij ruimte. De agenten moeten wietpasjes controleren. Als de heer Van der Staaij dat argument van de gemeenten niet serieus neemt, welk antwoord geeft hij hun dan? Mensen van die gemeenten zitten hier allemaal op de tribune.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dat je inderdaad niet moet denken dat met een wietpas alleen alle problemen opgelost zijn. Ook een handhavingsinzet daarbuiten is nodig. Je moet niet alleen denken: als ze maar die pas controleren, dan is alles goed. Dat zou al te gemakkelijk zijn. Er zijn mensen die hier altijd voor regulering of legalisering pleiten. Het geeft ook aan dat je ook dan er nog niet bent, dat het altijd met een gigantische handhavingsinspanning gepaard moet gaan. Er zullen ongetwijfeld ook voordelen zijn; het is niet voor te stellen dat er alleen maar nadelen aan kleven. Maar als je er dan niet een gigantische handhavingsinspanning bij levert, kunnen de nadelen ook nog weer alleen maar verder opbloeien.
Coffeeshops zijn nog steeds zichtbaar op internet. In de aanwijzing Opiumwet staat bij het afficheringsverbod: geen enkele vorm van reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit. De enkele aanwezigheid op internet is hiermee dus al in strijd, laat staan dat er ook doorverwijzingen zijn naar webwinkels. In hoeverre wordt ook hier nu actief op gehandhaafd? Wij zouden graag zien dat politie en justitie ook het afficheringsverbod op internet zorgvuldig handhaven. Ik hoor graag een reactie op dit punt.
We moeten tegelijkertijd oppassen dat we de hele aanpak van drugs niet alleen ophangen aan de coffeeshops. Ook de teelt moet worden aangepakt. Nederland is immers de grootste hennepproducent van West-Europa, met een uitvoer van zo’n 80%. In een interview gaf de toenmalige politiecommissaris hennepteelt, Max Daniel, al aan wie er allemaal aan de georganiseerde criminaliteit verdienen. Dat zijn de accountants, de banken en de leveranciers van filters, kweekbakken en meststoffen. Zelfs de fiscus verdient er goed aan. Dat vinden we allemaal heel normaal. Maar is dat het ook?
Nee dus. Het is daarom goed dat wij later dit jaar nog spreken over een wetsvoorstel om growshops aan te pakken. Na lange stilzwijgende acceptatie van deze malafide bedrijven wordt dit probleem nu eindelijk wel aangepakt; steun daarvoor. Daarmee zijn echter nog niet alle sectoren aangepakt die de drugshandel faciliteren. Wat doet de regering concreet om ook langs de lijn van bank en accountant zicht te krijgen op de geldstromen in de miljardensector van de drugs? Daar wordt ook op gewezen door de genoemde voormalig politiecommissaris: overheden doen soms heel gemakkelijk zaken met coffeeshophouders omdat die soms goed investeren in vastgoed of in goede doelen. Wat gebeurt er concreet om de bewustwording bij gemeenten dat dit niet kan, te versterken?
Wij mogen beslist ook niet voorbijgaan aan de signalering dat het milde strafklimaat in Nederland calculerende drugshandelaren aantrekt. Wat dat betreft vond ik een interessante suggestie in het rapport-Van de Donk, namelijk dat er een grotere strafdreiging verbonden zou moeten worden aan het voorzien of zelfs pushen van drugs bij jongeren of het commercieel aanbieden van drugs via koeriersdiensten en media. Wat doet het kabinet met die aanbeveling? De commissie wijst er verder op dat tijdens detentie of huisarrest de drugshandel soms op afstand wordt voortgezet. Dat tast de geloofwaardigheid van het drugsbeleid stevig aan. Wat doet het kabinet met deze signalering?
De relatie tussen drugs en verkeersveiligheid vraagt ook de aandacht. Het is onverkoopbaar dat wij accepteren dat drugs in het verkeer worden gebruikt. Er zijn mensenlevens mee gemoeid. Mijn fractie steunt van harte het voorstel om normen voor drugsgebruik in het verkeer in de wet op te nemen. Ook hier geldt dat het in principe verboden waar is. Onder invloed zijn van drugs mag dan ook op geen enkele manier worden geaccepteerd.
In het rapport “Geen deuren, maar daden” wordt geconstateerd dat sprake is van een sterk versnipperd beleid zonder goede coördinatie. Er was te veel sprake van onverschilligheid waar actie en overleg niet hadden misstaan, zo citeer ik. Dit moet natuurlijk beter.
De heer Elissen (PVV):
Ik ben blij dat ik de heer Van der Staaij hoorde zeggen: geen drugs in het verkeer. Dat is ook een goede ontwikkeling. Deelt u dan de opvatting van de PVV dat wij moeten streven naar zero tolerance, naar een nulwaarde, zoals in België en Duitsland, en niet zoals voorgesteld grenswaarden moeten hanteren die allemaal discussie oproepen?
De heer Van der Staaij (SGP):
Het antwoord is helder: ja. Wij vinden inderdaad dat het nog wel een slag scherper kan worden geformuleerd, ook in de voorgestelde wetbepaling.
De heer Elissen (PVV):
Dan vinden wij elkaar daar.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Mijn fractie vindt het een goede suggestie om te komen tot een drugsautoriteit die gezaghebbend en beleidsbreed opereert, zoals de commissie voorstelt. Concreet worden Duitse, Franse en Amerikaanse voorbeelden genoemd. In de brief van 11 september 2009 wordt gesproken over een ministerieel team dat periodiek de voortgang van het drugsbeleid bewaakt. Werkt dat nog op deze manier? Hoe gaat de regering concreet te werk om de versnippering daadwerkelijk tot het verleden te laten behoren? De gedachte van één gezaghebbend orgaan zou winst zijn. Het gaat de SGP niet om de vorm waarin het wordt gegoten maar wel om de vaststelling van de commissie dat er in het verleden te veel versnippering is geweest en te weinig coördinatie. Pak dat element nu ook goed op. Wat doet het kabinet daar precies mee?
In de brieven die wij vandaag bespreken geeft het kabinet terecht aan dat er langzamerhand een klimaat is ontstaan waarin middelengebruik bij jongeren als normaal wordt gezien. Jongeren en hun ouders schatten de risico’s onvoldoende in. Dit is ook belangrijk om zowel de preventie van drugsgebruik als het opvangen van verslaafden zo goed mogelijk op te pakken. Hoe staat het met de capaciteit van de verslavingszorg? Kan de minister van VWS daarop antwoorden? Is er voldoende capaciteit voor de verslavingszorg beschikbaar? Verder is het belangrijk om juist ook bij ouders bewustwording te krijgen over de gevaren van drugs voor bijvoorbeeld de ontwikkeling van de hersenen. Nu is vaak nog niet duidelijk dat er bij drugsgebruik echt sprake is van een groot probleem.
Ik sluit af. Het zal duidelijk zijn: een tovermiddel of toverstafje is er niet tegen drugs, maar preventie, hulpverlening en handhaving zullen op een slimme en krachtige manier hand in hand moeten gaan.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Die laatste zin is natuurlijk geweldig, maar mijn vraag gaat over iets anders. Ik ben het er zeer mee eens dat meer moet worden gedaan aan preventie en opvang. Door de gigantische bezuiniging op de ggz weten wij echter dat er wachtlijsten zijn. Wij weten ook dat er mensen zijn die geen hulp kunnen krijgen, met name mensen die verslaafd zijn en geen inkomen hebben, omdat zij het gewoon niet meer kunnen betalen.
Die mensen vallen niet buiten de motie die u daarover ooit hebt ingediend, dus zij vallen buiten de boot. U bent nu een machtige man van een machtige partij. U steunt een beetje dit kabinet. Wilt u er dan voor zorgen dat de bezuiniging wordt teruggedraaid? Want dan kunnen wij iets aan preventie doen en dan kunnen wij de verslaafden ook helpen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik laat al die kwalificaties maar even terzijde, om mij op de inhoud te richten. De vraag is, hoe het zit met de eigen bijdrage in de tweedelijns geestelijke gezondheidszorg. Dat is wat mevrouw Bouwmeester volgens mij nu bedoelt. Eerder hebben wij daarvan aangegeven dat wij op zichzelf genomen begrijpen dat er in de tweede lijn een eigen bijdrage is gekomen, juist gelet op het feit dat er in het verleden al een eigen bijdrage in de eerste lijn was ingevoerd. Wij moeten er wel goed op toezien dat dit niet tot gevolg heeft dat er zorgmijding zal optreden. Daarvoor is het tarief omlaag gegaan ten opzichte van wat eerst was voorgesteld. Bovendien volgen wij een en ander actief vanaf het moment dat deze maatregel is ingegaan, zodat wij vroegtijdig de signalen kunnen oppakken. Ik heb geen enkele reden om te veronderstellen dat er op dit moment brokken ontstaan.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Ik constateer dat mijn collega, de heer Van der Staaij, kletspraatjes verkoopt. U weet dat de helft van het preventiebudget is wegbezuinigd. U weet dat de Jellinekkliniek, een belangrijke verslavingszorginstelling in Amsterdam de helft van de mensen kwijt is. Denkt u dan: dat komt door die belachelijke maatregel van het kabinet, waar ik wat aan kan doen, of denkt u dat mensen opeens niet meer verslaafd zijn?
De voorzitter:
Mevrouw Bouwmeester, mag ik ook u vragen om via de voorzitter vragen te stellen?
De heer Van der Staaij (SGP):
Wij hebben het nu over preventiebeleid, waarover ook nog apart gedebatteerd zal worden met de minister van VWS. De SGP vindt het ook heel belangrijk dat er een goed preventiebeleid wordt gevoerd. Ik stel daarbij wel vast dat wij dit niet alleen van de overheid moeten verwachten. Er zijn ook heel veel private organisaties op dat gebied. Er is ook aandacht voor in het onderwijs. Dat alles is evengoed heel belangrijk. Wij verwachten het dus niet alleen van staatsgesubsidieerde projecten, maar ook van de eigen kracht van de samenleving, van het onderwijs en van ouders zelf. Het is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid om de preventie volstrekt serieus te nemen.
De heer Van der Steur (VVD):
Ik wil graag een punt van orde maken, want ik erger mij in hoge mate aan het taalgebruik dat in dit hele debat al aan de orde is. Er wordt van alles tegen Kamerleden en over ministers gezegd. Ik heb u, mevrouw de voorzitter, terecht al een paar keer het verzoek horen doen om dat te veranderen, maar ik zou u willen verzoeken om het nog een keer te doen, want als wij zo doorgaan, kunnen wij niet spreken van een serieus debat over een heel serieus en belangrijk onderwerp.
De voorzitter:
Bij dezen. Maar u weet ook wat wij hebben afgesproken in de Kamer, namelijk dat Kamerleden elkaar erop aanspreken. Het is eigenlijk helemaal niet aan mij als voorzitter om dat te doen, maar ik kan mij soms niet inhouden en dan doe ik het toch. U hebt het nu gezegd en ik ben het er op zichzelf genomen mee eens. Laten wij een goed inhoudelijk debat met elkaar voeren. Dat lijkt mij voor het onderwerp en voor alle partijen het beste. Dan is het ook fijn als vragen via de voorzitter worden gesteld. Dat moet trouwens ook en dat weten de Kamerleden ook.
Het lijkt dat de heer Van der Ham het heeft begrepen, dus dan gaan wij het nu even in praktijk brengen. Laten wij ook korte vragen stellen.
De heer Van der Ham (D66):
Laten wij aan het einde van de termijn van de heer Van der Staaij proberen elkaar toch weer te vinden. Het pleidooi van de heer Van der Staaij begon met een enorme knauw naar allerlei partijen, dat het allemaal heel anders is. Dat valt eigenlijk wel mee wanneer het over verslaving gaat. Dan verliezen mensen hun vrijheid. U hebt daar opvattingen over. Wij staan hier samen om die mensen te helpen. Ik doe de suggestie aan de heer Van der Staaij om in tweede termijn samen een motie in te dienen met het verzoek aan het kabinet om niet te bezuinigingen op preventie van verslaving. Ik ben het er helemaal mee eens dat er ook nog andere organisaties zijn die iets kunnen doen. Maar de bezuinigingen zijn zeer onverstandig voor het gemeenschappelijke doel dat D66 en de SGP hebben, namelijk dat mensen niet verslaafd zijn.
De heer Van der Staaij (SGP):
De SGP vindt het heel belangrijk dat er blijvend werk wordt gemaakt van het inzetten op preventie. Ook de volksgezondheidcomponent van ons drugsbeleid moet een stevige plaats blijven houden. Dat dit betekent dat geen enkel project of geen enkele activiteit op het terrein van de preventie aangepakt zou moeten worden, vind ik te ver gaan.
Als bepaalde massamediaspotjes peperduur zijn, maar eigenlijk weinig opleveren, dan kun je je afvragen of we daar niet op een intelligentere manier invulling aan kunnen geven. Dan ziet de SGP-fractie geen reden om daar een veto over uit te spreken. Ik vind het punt niet zo zeer dat er geen euro meer naartoe mag gaan. Ik vind het van belang dat er, hoe we het ook doen, een stevige en blijvende inzet is op preventie.
De heer Van der Ham (D66):
Van de nutteloze projecten waar de heer Van der Staaij het over heeft, zijn wij natuurlijk ook geen voorstander. Dus natuurlijk kan daar altijd naar gekeken worden. Ik hoor dat gelukkig nu van de heer Van der Staaij. Ik hoop dat ik straks ook van de bewindslieden hoor dat zij op hun schreden terugkeren. Anders kunnen de heer Van der Staaij en ik in tweede termijn misschien toch iets voor elkaar betekenen, om een en ander gezamenlijk aan de regering duidelijk te maken.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dan stel ik vast dat de geachte afgevaardigde de heer Van der Ham van de D66-fractie en ikzelf het eens zijn dat het nuttig is om er vandaag nog aan toe te komen, van de kant van de regering te horen hoe zij het preventiebeleid invulling wil geven.
De voorzitter:
Als we zo doorgaan, wordt dat lastig.
Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Bouwmeester van de PvdA-fractie.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Voorzitter. Ik zal mijn betoog beginnen met het softdrugsbeleid en eindigen met het harddrugsbeleid.
Wij hebben ruim dertig jaar geleden om zwaarwegende redenen gekozen voor een gedoogbeleid voor softdrugs, om de gezondheidsschade te beperken en om overlast en criminaliteit tegen te gaan. Voor een deel gaat het heel goed met het coffeeshopbeleid. Mensen kunnen verantwoord kopen en gebruiken. Er zijn echter ook problemen op het gebied van softdrugs. Dan heb ik het over jongeren die heel veel blowen. Er is overlast in de wijk door gedwongen illegale teelt en de handel in softdrugs is voor criminelen zeer lucratief geworden, omdat die verboden is. De PvdA wil het goede van softdrugs behouden en het slechte uitbannen. Daarom wil de PvdA de keten van teelt, inkoop, verkoop en gebruik van softdrugs zo organiseren dat er geen ruimte meer is voor overlast, criminaliteit en gezondheidsschade. Hiervoor is maatwerk nodig. Dé blower bestaat niet, dé coffeeshop bestaat evenmin en dé gemeente ook niet. Maatwerk werkt. Geen blauwdruk dus vanuit Den Haag.
De heer Van der Steur (VVD):
Ik hoor mevrouw Bouwmeester zeggen dat de PvdA-fractie ook de volksgezondheidsschade wil beperken. Nu is het een feit van algemene bekendheid dat softdrugs veel slechter zijn dan we ooit hebben gedacht en dat softdrugs in de loop der jaren twee keer zo zwaar zijn geworden en daarmee nu ook veel schadelijker zijn dan iedereen ooit had gedacht. Wat is het antwoord van de PvdA-fractie op de enorme schade die je met name kunt krijgen als je veelvuldig softdrugs gebruikt, wat natuurlijk een gevolg zou kunnen zijn van het beleid dat mevrouw Bouwmeester zojuist schetst?
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Ik schetste een beleid waarmee wij gezondheidsschade willen voorkomen. Overigens roepen wij dat al veel langer dan de VVD-fractie. Ik dank de heer Van der Steur dat hij dat nu ook belangrijk vindt. Ik kom er verderop in mijn betoog op terug wat wij willen. Ten eerste willen wij dat de jeugd onder de achttien jaar de coffeeshop niet in mag en over het algemeen ook niet in komt. Daar hebben wij een heel gericht voorstel voor, terwijl dit kabinet daarop bezuinigt. Als de heer Van der Steur meent wat hij aan mij vraagt, dan steunt hij dat voorstel van ons. Ten tweede willen wij dat de teelt wordt gereguleerd. Dan kunnen mensen boven de achttien jaar naar de coffeeshop en wij kunnen voorwaarden stellen aan de hoogte van het THC-gehalte en aan DBC. Dan kunnen we voorkomen dat er pesticiden of lood in zitten en kunnen we ervoor zorgen dat het RIVM dat kan controleren. We kunnen alleen iets aan de gezondheidsschade doen als we echt willen investeren in preventie en als we de teelt reguleren. Dan kunnen we kwaliteitseisen stellen.
De heer Van der Steur (VVD):
Het standpunt van mevrouw Bouwmeester is buitengewoon merkwaardig. Ze zegt: we moeten allerlei ingewikkelde regelingen gaan introduceren om de gezondheidsschade te beperken. Als je de gezondheidsschade echt wilt beperken, dan moet je ervoor zorgen — dat moet bijvoorbeeld de heer Van der Staaij worden nagegeven — dat niemand meer softdrugs kan gebruiken. Dat is een effectieve manier. Ik ben daar geen voorstander van, maar ik denk dat mevrouw Bouwmeester niet anders kan dan voorstander zijn van een totaal verbod, keihard, want daarmee zal ze ervoor zorgen dat de gezondheidsschade wordt beperkt.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
De PvdA maakt, blijkbaar in tegenstelling tot de VVD, onderscheid tussen gebruik, misbruik en verslaving. Niet iedereen die blowt, is verslaafd en gaat eraan dood of krijgt de meest verschrikkelijke psychische ziektes.
Voor kinderen is het per definitie schadelijk, want hun hersenen zijn nog niet volgroeid. Voor mensen met een psychische beperking kan het heel schadelijk zijn. Je moet een onderscheid maken naar doelgroep.
Wij hebben een voorstel en ik hoop dat de VVD ons daarin steunt. Er wordt wiet verkocht in coffeeshops. Dat hebben wij ooit besloten om gezondheidsschade te voorkomen. Wij weten dat daar nog steeds niet altijd goede wiet wordt verkocht. Daarnaast willen wij het THC-gehalte naar beneden brengen. Dat kan maar op één manier, namelijk door het reguleren van de teelt en door voorwaarden te stellen aan wat mag worden verkocht in de coffeeshops. Als de heer Van der Steur daar niet voor is, is mijn conclusie dat het verhaal dat ik net hoorde wel mooi klinkt, maar dat de VVD-fractie nergens voor staat.
Ik vervolg mijn betoog. Ik zei net dat maatwerk werkt en dat er dus geen blauwdruk moet worden opgelegd vanuit Den Haag. Het drugsbeleid gaat nu gewoon niet goed, zoals ik al schetste. Het is een puinhoop en dit kabinet maakt er nog een veel grotere puinhoop van. De grootste problemen zitten bij de jeugd die zijn toekomst verblowt en in de wijken waar criminelen overlast veroorzaken en die dus gedwongen met illegale teelt in aanraking komen. Zij worden daartoe gedwongen doordat dit kabinet de teelt niet wil reguleren en dus bewust crimineel wil houden. Dat is vragen om problemen.
Gezien het hele softdrugsbeleid in Nederland, zijn er twee heel eenvoudige oplossingen. De eerste is effectieve preventie, voorlichting aan jeugd en ouders. De tweede is de aanpak van de jonge drugsdealers die dealen in softdrugs, harddrugs en alles wat verboden is en die ruim baan hebben doordat zij niet worden opgepakt. Het gaat om voorlichting en preventie en om aanpak van illegaliteit. Wat dit kabinet doet, namelijk het stapelen van symbolen, speeltjes en ditjes en datjes, is het niet. Maak hier serieus werk van, is mijn oproep aan dit kabinet.
Ik kan een hele lijst met allerlei symboolmaatregelen opnoemen waarmee het kabinet zegt de problemen op te lossen. De kenners weten dat dit niet het geval is. Ik noem ze toch nog even op. Je hebt de wietpas en een verbod op hasj, zoals de VVD heeft geroepen. Het afstandscriterium tot scholen is ook zo’n onzin, want kinderen komen langs veel meer dan de coffeeshop. De discussie over lijsten is ook zo fantastisch, over de vraag of een middel op lijst I of lijst II staat. Dat lost ook niet zo heel veel op. En zo kan ik er veel meer opnoemen.
De PvdA-fractie vindt het bijzonder gênant dat dit kabinet hele groepen mensen criminaliseert en wegzet als slecht, namelijk de mensen die blowen die geen probleem hebben en geen problemen veroorzaken. Die worden door dit kabinet en een aantal Kamerfracties gecriminaliseerd en weggezet als fout. Waarom, zo vraagt de PvdA-fractie zich af. Omdat het opeenstapelen van verboden een leuke hobby is of omdat mensen misschien principieel vinden dat softdrugs voer voor de duivel zijn? Wij vinden dat slecht. Mensen moeten hierin een keuze hebben, maar je moet wel kwetsbare mensen beschermen.
Ik kom nu op de coffeeshop. Hoe kunnen wij het nu wel goed regelen? De PvdA-fractie is van mening dat de coffeeshop een normaal bedrijf moet worden. Gewoon de hele boel reguleren, vergelijkbaar met kroegen. De teelt, de inkoop en de verkoop moeten transparant worden gemaakt. Er moet een vergunningsplicht op worden gezet, ook voor de teelt. Dan moet een coffeeshopeigenaar goed zijn best doen, want hij moet goed telen en netjes verkopen binnen de regels. Als hij dat niet doet, is hij alles in een keer kwijt.
Dit heeft een heleboel voordelen. De boekhouding en de financieringsstromen van de coffeeshop worden transparant. Wij kunnen kwaliteitseisen stellen aan de wiet, zoals de VVD-fractie even leek te willen. Wij kunnen productinformatie op de zakjes zetten, zoals hoeveel erin zit, welk merk het is en hoeveel THC erin zit. De handelsvoorraad wordt ook transparant, want die kan gewoon worden gekoppeld aan de fiscale omzet. Dat kan overigens nu ook al. Wij weten wat een coffeeshop verkoopt en wij weten hoeveel belasting die betaalt, maar toch is de handelsvoorraad beperkt. Wij veroorzaken daarmee dat er veelal jonge jongens heen en weer lopen van de stash, de geheime opbergplek voor de wiet, naar de coffeeshop. Wij weten allemaal dat dit onzin is. Dit is dus het creëren van problemen. De PvdA-fractie zegt: maakt van de coffeeshop een normaal bedrijf, vergelijkbaar met een kroeg. Bier is een speciaal product, softdrugs ook. Behandel die gelijk.
Ik wilde nog wat zeggen, maar ik zie iemand staan die mij volgens mij een vraag wil stellen voorzitter.
De voorzitter:
Staat er iemand? Ik zie het. Wij waren in overleg over iets anders. Dat moet ook kunnen. Ik geef de heer Çörüz het woord om u een vraag te stellen.
De heer Çörüz (CDA):
Hoe wil mevrouw Bouwmeester al deze ideeën realiseren? Op grond van de wet en internationale verdragen, met name dat laatste, kan dat helemaal niet. Zij zal wel een kapstok moeten hebben, ook een juridische, om een en ander mogelijk te maken.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Dit kabinet wil allerlei verdragen in het kader van de mensenrechten opzeggen omdat het samenwerkt met de PVV. Dat is dus geen argument. Over de inhoud zeg ik: het is maar net hoe je de internationale verdragen interpreteert. Op het moment dat je de boel goed regelt en geen overlast veroorzaakt voor andere landen, is er helemaal geen probleem. Dit is een pure interpretatie van mensen die het niet willen en het daarom zo interpreteren. Tegen de heer Çörüz zeg ik dus: waar een wil is, is een weg. Alleen wil de heer Çörüz niet en kiest hij voor problemen, illegaliteit, ellende en gezondheidsschade.
De voorzitter:
De heer Çörüz stelt nog een vervolgvraag, dan kan mevrouw Bouwmeester even een slokje water nemen.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Dat is wel lekker. Ik ben een beetje verkouden.
De voorzitter:
We horen het. Het klinkt wel goed hoor, moet ik zeggen.
De heer Çörüz (CDA):
Zo simpel zit de wereld niet in elkaar. In de eerste plaats wil het kabinet helemaal geen verdragen opzeggen, dus vraag ik waar mevrouw Bouwmeester die wijsheid vandaan haalt. In de tweede plaats geldt dat als een land lid is van een verdrag, de andere leden ook moeten meewerken om “toe te staan” dat uit het verdrag wordt getreden. Het is niet zo dat, omdat mevrouw Lea Bouwmeester roept dat een verdrag niet meer moet worden nageleefd, het morgen is geregeld. Zo zit de wereld niet in elkaar.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Het CDA werkt eraan mee dat de gedoogpartner PVV de meest belachelijke dingen roept en allerlei verdragen wil opzeggen. Dus werkt de heer Çörüz ook hieraan mee. In antwoord op de vraag van de heer Çörüz zeg ik dat een verdrag natuurlijk niet van de ene op de andere dag is beëindigd. Het kan echter wel. Niet alleen de PvdA beweert dat, ook diverse juristen zeggen dat. Het moet dan echter wel gebeuren. Het vorige kabinet heeft gezegd het softdrugsbeleid in Nederland te verdedigen en uit te dragen. Dit kabinet kiest hier niet voor en dat vind ik jammer. Ik heb zojuist al een rijtje redenen genoemd van argumenten waarom het kabinet daarvoor kiest en wat de gevolgen hiervan zijn. Deze gevolgen zijn overlast, criminaliteit en gezondheidschade. Daarvoor kiest het kabinet blijkbaar.
De heer Elissen (PVV):
Ik schrik, want ik hoor mevrouw Bouwmeester zeggen dat ze internationale verdragen wil gaan opzeggen. Eerder deze week hoorde ik mevrouw Bouwmeester al zeggen de criminaliteit keihard te willen aanpakken. Dat wil de PVV trouwens ook doen. Ik vraag haar dit standpunt toe te lichten.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
In tegenstelling tot de PVV, wil de PvdA verdragen op een nette manier wijzigen. Daarvoor hebben wij juristen. Overigens hebben ook D66 en de SP juristen gesproken die zeggen hoe dat kan worden gedaan. Vervolgens moet ervoor worden gezorgd dat dit kabinet, de ministers die het overleg namens Nederland voeren, het op een nette manier gaat regelen. Daarvoor is inzet nodig en ik zeg nogmaals: waar een wil is, is een weg.
De heer Elissen (PVV):
De PVV heeft nooit gesproken over het opzeggen van internationale drugsverdragen. Daar wil ik volstrekt helder in zijn. Ik daag mevrouw Bouwmeester uit om aan te tonen dat de PVV dit wel zou hebben gezegd. De PVV zet 100% in op de aanpak van criminaliteit. Ik heb mevrouw Bouwmeester dit ook horen zeggen en hoop dat zij en ik elkaar daar kunnen vinden. Ik stel voor vooral te wachten op het antwoord van de minister, want er zijn ook heel veel juristen die het niet met u eens zullen zijn en zullen beweren dat het niet kan.
De voorzitter:
Juristen die het niet met mevrouw Bouwmeester eens zullen zijn.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
De PvdA is het zeer eens met de PVV dat de criminaliteit moet worden aangepakt, keihard aanpakken zelfs zoals het kabinet zegt. Ik geloof wel dat er een verschil is in de manier waarop het aangepakt moet worden, maar dat kan. Ik heb niet gezegd dat jullie drugsverdragen willen opzeggen, maar dat de PVV mensenrechtenverdragen wil opzeggen. Dat is eigenlijk nog een slag erger. Dat zeg ik via de voorzitter.
De voorzitter:
U zegt ook niet “jullie”. Ik ga het nog een keer uitleggen. U spreekt via de voorzitter. Dat geldt voor alle partijen hier, zonder aanziens des persoons, want dat verdrag hebben we wel met elkaar afgesloten. En van dat jullie, hullie, zullie, daar houd ik gewoon sowieso niet zo van. De heer Elissen heeft al twee keer het woord gehad.
De heer Elissen (PVV):
Mevrouw Bouwmeester heeft iets naars gezegd en daar wil ik op reageren.
De voorzitter:
De interruptie gaat in twee keer, dus dat ga ik niet toestaan.
De heer Van der Ham (D66):
Toch een kleine correctie op mevrouw Bouwmeester. Ze beweert dat bij wijze van spreken de gereguleerde teelt alleen maar mogelijk kan worden gemaakt als verdragen worden gewijzigd. Ik ben best voor het wijzigen van verdragen — daartoe heb ik de regering ook opgeroepen — maar zoals ik het interpreteer is dat het binnen de bestaande verdragen kan. Dat heb ik ook begrepen van een heel stel juristen. Wat Nederland bijvoorbeeld nu al met het gedoogbeleid rond coffeeshops doet, kan gewoon worden geëxtrapoleerd naar de teelt. Die verdragen hoeven dus daarom niet gewijzigd te worden; dat kan gewoon.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Voorzitter. Ik dank via u collega Van der Ham, die toch altijd even moet laten zien dat hij alles het allerbeste weet. Ik zou hem bijna een staande ovatie geven. Ik dank hem voor de gelegenheid om hem helemaal gelijk te geven. Het kan ook binnen de verdragen. Dat zeggen de juristen die D66 en de SP hebben gesproken. Met de PVV ontstond even discussie over het opzeggen van verdragen. Daarom is er ook verwarring ontstaan. Maar het kan dus gewoon. Als je je netjes aan de regels houdt en geen overlast veroorzaakt, dan kan het, maar dit kabinet wil het niet.
Als je van de coffeeshop een normaal bedrijf maakt, voorkom je dus problemen. Als wij de strenge regels die gelden voor de coffeeshops, zouden toepassen op de kroegen, zou er waarschijnlijk geen enkele kroeg in Nederland open blijven. Het alcoholprobleem is groter dan het drugsprobleem. Gek genoeg is dat alcoholprobleem bij het kabinet een beetje een kwestie van vrijheid, blijheid. Het kleinere drugsprobleem wordt echter heel streng aangepakt. Laten wij dit in proporties zien en laten wij alle problemen naar rato aanpakken. Misschien moeten we iets minder bovenop drugs gaan zitten, iets minder een heksenjacht voeren rond drugs, en iets strikter zijn bij alcohol. Volgens mij leidt dat tot een gezondere samenleving.
Ik kom op het punt van gezondheid in brede zin. De Partij van de Arbeid vindt dat er veel meer werk moet worden gemaakt van het voorkomen bij jongeren van het gebruik van genotsmiddelen in brede zin, in dit geval van softdrugs. Bij jongeren moet het gebruik worden voorkomen. Als jongeren deze middelen al gebruiken, moet dat vroeg worden herkend, erkend en behandeld. Dit is nog steeds een groot probleem op scholen. Leraren herkennen het niet, maar ook huisartsen niet. Er zijn verhalen genoeg over ouders die met hun kind naar de huisarts gaan omdat het kind zo suf is. De huisarts zegt dan: nee joh, het is gewoon de pubertijd en er is niets aan de hand. Pas heel laat in het traject, na veel ellende, komt er dan uit dat er sprake is van een groot drugsprobleem. Daarin moet dus worden geïnvesteerd. Ouders moeten ook weten op welke signalen ze moeten letten. Daarin moet ook worden geïnvesteerd. Ze moeten weten waar ze heen moeten en waar ze hulp kunnen krijgen.
Minister Opstelten heeft een keer voorgesteld om kinderen aan de schandpaal te nagelen. Dat moeten we dus niet doen. Dat helpt immers natuurlijk niet. Als ze aan de schandpaal worden genageld, gaan kinderen zich niet gedragen. Dat werkt totaal niet preventief.
Bovendien, als wij foto’s van kinderen ophangen op school met daarbij de tekst “Pietje blowt”, kan dit wel eens statusverhogend werken. Ik hoop dus op een serieus antwoord van het kabinet.
Hoe stoppen jongeren met blowen? Gebeurt dat als wij alles verbieden? Was het maar zo gemakkelijk. Jongeren stoppen vooral als zij weten hoe schadelijk iets is, waarom zij iets niet moeten doen. Juist daarom is voorlichting zo ontzettend belangrijk. Ik hoop dat wij nu eens stoppen met wat wij noemen “feelgoodpreventie”: je gooit een aantal folders de samenleving in en zegt dan dat je aan preventie doet. Dat is zeker niet effectief. Daarmee kunnen ouders hun kinderen ook niet in toom houden. Je zult maar een kind hebben dat veel alcohol of drugs gebruikt en dan helemaal machteloos staan. Dan heb je baat bij ondersteuning rond vragen zoals: wat moet ik doen en waar moet ik heen? Daar heb je meer aan dan aan een kabinet dat heel hard schreeuwt dat je harder je best moet doen. Daar schiet niemand wat mee op.
De Partij van de Arbeid vindt dus dat de voorlichting verplichtend moet worden. Dat kan op verschillende manieren gebeuren. In groep acht gaan kinderen naar de schoolarts met hun ouders. Dat is een ideaal moment om hen voor te lichten. Vervolgens gaat het kind in de eerste of tweede klas alleen naar een arts; dat is een tweede moment. Om dit ook in groepsverband te bespreken, vinden wij het belangrijk dat de voorlichting tevens op scholen wordt gegeven. Dit kabinet heeft de mond vol van wat het allemaal doet; ik denk dat de minister straks weer een hele lijst zal opnoemen. Wat wij nu doen, is echter gewoon niet genoeg. Het is niet effectief genoeg. Wij moeten iets hebben wat effectief is. Het is allemaal heel lief en schattig bedoeld, maar het werkt niet, en het moet beter. Als het kabinet echt meent dat de preventie op orde moet komen, moet het meer doen. Ik vraag het kabinet dan ook of het wil komen met een actieplan jeugd en genotsmiddelen. Maak de kinderen weerbaar, maak de ouders weerbaar. Zorg ervoor dat kinderen ervan afblijven en dat het sterke jongeren worden.
Ik heb het gehad over de gezondheidsschade. Nu ga ik over tot het onderwerp overlast.
De voorzitter:
Mevrouw Bouwmeester, ik denk dat mijnheer Çörüz nog een vraag had op het vorige punt.
De heer Çörüz (CDA):
Wat vindt collega Bouwmeester van het project Moedige Moeders? Daarbij gaat het om moeders van drugsgebruikende kinderen. Zij willen op school belangrijke voorlichting geven, maar komen daar niet binnen. Vindt mevrouw Bouwmeester het een goed idee dat niet alleen overheidsinstellingen deze voorlichting geven, maar ook bijvoorbeeld die moeders? Kan dat ook in hetgeen zij voorstelt?
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Wij hebben dat een paar jaar geleden voorgesteld, samen met collega Joldersma, die ook in de zaal zit. Daar zijn wij dus uiteraard nog steeds voor. Wat die moeders doen, is een fantastisch initiatief. Diezelfde moeders hebben mij echter ook iets anders verteld, namelijk dit. Als de kinderen achttien jaar zijn en naar de verslavingszorg gaan, horen zij dat zij die belachelijk hoge eigen bijdrage moeten betalen, en dan doen zij het niet meer. En daar sta ik. Wat dan? Ik ben het dus zeer met het CDA eens, maar als de kinderen dan hulp zoeken en als de ouders het kind te pakken hebben, maakt dit kabinet het onmogelijk dat die kinderen echt hulp krijgen. Dat zouden de coalitiepartners zich moeten aantrekken.
Ik vervolg met het punt van de overlast. Thuisteelt veroorzaakt veel overlast, intimidatie, criminaliteit en gevaarlijke situaties in de wijk. Daar moeten wij van af. Dat kan ook heel makkelijk, namelijk door de teelt te reguleren. Dan is er geen noodzaak meer voor de thuisteelt. Wij draaien dus eerst de kraan dicht door de teelt te reguleren. Vervolgens gaan wij dweilen door korte metten te maken met alles wat nog illegaal thuis wordt geteeld. Graag krijg ik hierop een reactie van het kabinet.
Ik kom op de wietpas. De tribune zit vol met mensen uit met name de regio Limburg en Brabant. Zij hebben massaal een motie ingediend met de mededeling — ik hoop dat ik het zo mag zeggen, voorzitter — “hoepel op met de wietpas”. Deze wietpas veroorzaakt overlast en zorgt ervoor dat agenten pasjes moeten controleren in plaats dat zij criminelen pakken, zo zeggen de mensen uit die regio. De toeristen die komen, zo vervolgen zij, blijven bij ons in de gemeente rondlopen, en wij hebben de overlast, en de boze burgers, maar wij krijgen er geen agenten bij. Wat is er namelijk gebeurd? Er is hierbij sprake van juridische chantage. De minister heeft gezegd: burgemeesters, jullie werken mee, want anders krijgen jullie gewoon geen agenten. Alle gemeenteraden die hebben gezegd dat zij dit niet willen omdat zij weten dat het problemen gaat veroorzaken, zijn buitenspel gezet. Dat is heel erg onbeleefd.
Toen ik deze zaal in kwam, had ik samen met mevrouw Kooiman van de SP en mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren een doos vast met daarin 25.000 handtekeningen, verzameld in het zuiden van het land.
Om praktische redenen kan ik die niet nu aanbieden aan het kabinet, maar in de avondschorsing zullen mevrouw Kooiman en ik — de andere Kamerleden zijn ook uitgenodigd — deze handtekeningen aan het kabinet overhandigen.
Morgen komt KRO Reporter met een vertrouwelijk rapport van het KLPD waarin staat dat de export van nederwiet vele malen lager is dan ooit is gezegd. De PvdA wil weten waarom dit rapport niet openbaar is gemaakt en wat hiervan waar is. Het is wel bizar als bij een hoofdlijnendebat over drugs zo’n belangrijk rapport geheim wordt gehouden.
De PvdA wil dat er een landelijke aanpak komt voor drugsrunners, die zich richt op het oppakken van jonge dealers die anderen bedienen met drugs en met wat nog meer verboden is. Zo’n aanpak moet zich richten op het hinderlijk volgen; een blingblingaanpak. Als een jongen van 18 jaar de hele middag in een BMW voor een school staat, heeft die daar niets te zoeken. Pak die BMW af, tenzij hij uit kan leggen hoe hij daaraan komt. Wij willen dat er eindelijk eens wordt doorgerechercheerd van die kleine kruimeldieven naar de grote criminelen erboven die heel erg laf zijn. Wij willen dat er een landelijke database komt waar die jongeren in staan, zodat zij makkelijk te traceren zijn als zij zich weer eens verplaatsen van Rotterdam naar het zuiden van het land. Als ze je te pakken hebt, moet je ze gevangenisstraf geven. Zij moeten ook tbo krijgen: ter beschikkingstelling van het onderwijs. Zij verdienen zo ontzettend veel geld dat zeer lucratief is om na de gevangenisstraf van een halfjaar weer de straat op te gaan. Wij hebben al eerder gevraagd om met die tbo-maatregel te komen. Een kind komt pas uit de jeugdgevangenis als de opleiding is afgerond. Het kabinet heeft nog niets gedaan. Wij willen graag de stand van zaken weten. Kortom: erbovenop zitten, slim straffen en de banden met de criminelen doorbreken.
Om grote criminelen te pakken, moet de handel worden verstoord door enerzijds de teelt te reguleren en anderzijds de aanpak van alles wat nog illegaal is. De capaciteit hiervoor ontbreekt. Wij kunnen in de Kamer wel wetten maken en verboden afkondigen tot in de hemel, maar er zijn veel te weinig mensen die de criminele bendes aan kunnen pakken. Hoe lief de VVD en het CDA het ook bedoelen, maar de verboden hasj komt gewoon het land in. Dat blijft zo, alleen gaat de hasj niet meer naar de coffeeshop, maar naar de drugsrunner, want er is geen capaciteit om de illegale handel aan te pakken. Het kan natuurlijk dat de VVD straks een voorstel doet voor meer capaciteit voor grenscontroles, maar daar heb ik nog niets van gehoord.
De heer Van der Steur (VVD):
Zelfs als mevrouw Bouwmeester gelijk heeft dat na het door de VVD bepleite verbod op de verkoop van hasj in coffeeshops hasj nog steeds binnenkomt — wat ik niet uitsluit — is zij het dan toch niet met mij eens dat het buitengewoon merkwaardig is dat wij dit product met man en macht aan de grens proberen tegen te houden om het vervolgens gedoogd te laten verkopen en daarmee de internationale criminaliteit te financieren? Ik heb de PvdA-fractie nog nooit horen beweren dat het een goed idee is om de internationale criminaliteit, gedoogd door de Nederlandse overheid, te laten financieren.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
De internationale criminaliteit wordt gefaciliteerd door de overheid doordat het niet goed geregeld is en de overheid dat niet wil. Het wordt niet met man en macht tegengehouden. Er is geen capaciteit. De Taskforce georganiseerde hennepteelt stelt dat zij slechts 25% van de grote criminele organisaties die zij in beeld heeft, kan aanpakken. Van de rest heeft de taskforce namen en rugnummers, maar heeft zij geen mensen om die aan te pakken. Laten wij nu eens ophouden met het afkondigen van verboden tot in de hemel. Laten wij zorgen voor een verhoogde pakkans, want dat maakt Nederland echt veilig. Als de VVD echt voor veiligheid is, dan investeert zij in een verhoogde pakkans met een hoge straf. Elke dag een nieuw verbod afkondigen werkt niet.
De heer Van der Steur (VVD):
Het is heel merkwaardig wat mevrouw Bouwmeester zegt. De import van hasj uit het buitenland is al jaren verboden. Daar wordt al jaren hard aan gewerkt. Ik zou niet voor mijn rekening durven nemen dat de douane, de marechaussee, de havenpolitie in Rotterdam en de mensen op Schiphol hun werk niet goed doen. Mevrouw Bouwmeester vindt dit kennelijk wel. Het is buitengewoon merkwaardig dat wij een product uit het buitenland laten importeren en laten verkopen waarmee de internationale criminaliteit rechtstreeks gefinancierd wordt en daar reageert mevrouw Bouwmeester niet op.
De voorzitter:
Die vraag had u net ook al gesteld. Ze heeft daar wel een antwoord op gegeven, maar dat bevalt u wellicht niet. Maar we gaan geen vragen herhalen.
Mevrouw Bouwmeester vervolgt haar betoog.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Hasjiesj van niet-criminele organisaties uit niet-criminele landen kan prima geregeld worden, maar het gaat erom dat er geen handhavingscapaciteit is. Waar de VVD niet op reageert, is dat ze elke dag samen met het CDA een nieuw verbod afkondigt, terwijl we weten dat van de 100% bendes die in beeld zijn, slechts 25% aangepakt kan worden door mensen die daarvoor opgeleid zijn en die dat werk doen, waar ik zeer veel bewondering voor heb, want het is een superingewikkelde baan. Maar ze zijn dus met te weinig. Hoe frustrerend is het voor die mensen om te horen dat de VVD weer eens om een verbodje roept, terwijl ze het huidige werk nu al niet aankunnen? Ik constateer dat het een lege huls is die leuk op de voorpagina van De Telegraaf staat, maar die Nederland echt niet veiliger maakt.
De heer Elissen (PVV):
Ik heb het vermoeden dat mevrouw Bouwmeester en ik allebei de criminaliteit stevig aan willen pakken. Zij heeft het ook over capaciteit, frustratie en verkwisting van capaciteit. Is zij het met mij eens dat we kritisch naar die wetgeving moeten kijken en ons moeten afvragen of we het niet anders kunnen organiseren? Dan refereer ik aan alle onderzoeken van de afgelopen tientallen jaren naar criminele drugsbendes, die iedere keer weer stofjes op de markt brengen die niet onder de wet vallen. Zou mevrouw Bouwmeester mij erin steunen als we dat meer generiek zouden organiseren? Dat zou heel veel op kunnen leveren.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Sorry, mevrouw de voorzitter …
De voorzitter:
U begrijpt de vraag niet?
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Kan de heer Elissen heel kort zijn vraag nog eens herhalen?
De voorzitter:
Heel kort.
De heer Elissen (PVV):
We hebben nu lijstjes met specifieke stofjes. Zou mevrouw Bouwmeester het steunen als we het daarnaast zodanig zouden organiseren dat we al die boeven kunnen aanpakken die steeds weer nieuwe drugs op de markt brengen, die niet onder de wet vallen, wat heel veel energie en tijd kost voor politie?
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
De Partij van de Arbeid steunt de PVV zeer zeker in het aanpakken van alles wat crimineel is, op welk gebied dan ook — we weten namelijk dat het lucratief is voor criminelen als we iets gaan verbieden — maar dan moet je daar wel mensen voor hebben. Mijn wedervraag aan de PVV is: komt zij, naast het mooie voorpagina-artikel in De Telegraaf, ook met handhavingscapaciteit voor haar eigen voorstel? Anders is het namelijk gewoon een lege huls en dan gaat de PVV volgende week nog vijftig verboden afkondigen, net zoals het verbod op GHB, dat niet te verbieden is. Dan wekt de PVV de indruk dat zij een goede oplossing heeft, maar draait zij mensen een rad voor ogen. Het maakt Nederland niet veiliger, het werkt niet preventief, het maakt mensen niet gezond. Eigenlijk is het gewoon schandelijk dat de PVV dat soort dingen roept, terwijl het helemaal niet uitvoerbaar is.
De voorzitter:
Mevrouw Bouwmeester vervolgt haar betoog.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Het allerlaatste punt gaat — ik heb het eigenlijk al een beetje gezegd — over het stapelen van verboden. GHB wordt verboden! Dat heeft al achttien keer in de kranten gestaan. Fantastisch, maar op YouTube zijn filmpjes te vinden waarin je kunt zien hoe je het kunt maken, gewoon met gootsteenontstopper en graffitireiniger. Wat helpt nou echt? Mensen weerbaar maken zodat ze dat spul niet gaan gebruiken, kennis verspreiden, expertise inzetten om tegen mensen te zeggen: luister, als je aan GHB verslaafd bent en je stopt er in één keer mee, dan kun je een hartaanval krijgen, dus zo grappig is het niet. We moeten investeren in effectieve preventie. Dat werkt. Het stuit mijn partij ontzettend tegen de borst dat dit kabinet alleen maar roept dat het alles gaat verbieden, en vervolgens niets doet, terwijl het kabinet weet dat dat niet helpt.
Ik kom op qat. Met name Somaliërs gebruiken qat, omdat het in hun cultuur zit, maar ook omdat een grote groep hier zwaar getraumatiseerd heen komt. Dan kun je heel stoer roepen: we gaan het verbieden, lekker tof … kuch … Ik neem maar even een slokje water. Dan kun je dat dus gaan verbieden, maar vervolgens haalt dat niets uit, want dat zorgt er niet voor dat die mensen een minder slecht leven hebben. Sterker nog, die mensen kunnen niet eens hulp krijgen in de ggz, omdat ze het niet kunnen betalen. En maar weer een verbod op een verbod op een verbod roepen! Dat nemen wij dit kabinet heel erg kwalijk.
De voorzitter:
U kunt even ademhalen. Dat is prettig, hè? En u kunt een slokje water nemen. De heer Van der Steur heeft een vraag voor u.
De heer Van der Steur (VVD):
Ik zal mevrouw Bouwmeester in de gelegenheid stellen om dat even te doen.
De voorzitter:
U bent een goed mens.
De heer Van der Steur (VVD):
Dank u, voorzitter. Ik stel uw compliment zeer prijs.
Mevrouw Bouwmeester vergeet dat het probleem met qat niet zozeer de getraumatiseerde Somaliërs betreft, waar ze zojuist over sprak. Het gaat ook niet zozeer om bijvoorbeeld de gemeente Tilburg, die enorme problemen heeft en dolblij is dat het kabinet nu maatregelen neemt, maar het gaat om het feit dat Nederland op continentaal Europa de allergrootste exporteur was van qat in Europa, omdat Nederland op het continent het enige land is waar het is toegestaan.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Van der Steur (VVD):
Wat vindt mevrouw Bouwmeester van de rol die Nederland als grootste exporteur inneemt?
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
De Partij van de Arbeid heeft daar twee belangrijke ideeën over. Ten eerste moet je de vraag verminderen en ervoor zorgen dat mensen die door qat disfunctioneren, de juiste hulp krijgen, zodat ze niet gaan gebruiken en zich helemaal suf kauwen. Dan verminder je de vraag en is er minder vraag naar het aanbod. Ten tweede moet je het aanbod goed reguleren, zodat je overlast en ellende voorkomt. Dan voorkom je ook dat mensen het uit Groot-Brittannië gaan halen of bij illegale afhaalpunten in Frankrijk. Dan heb je een duurzame oplossing. Dat lijkt mij verstandiger dan om een verbodje roepen en verder helemaal niks doen.
De heer Van der Steur (VVD):
Volgens een televisieprogramma van een paar maanden geleden dat uitgebreid over qat ging, komt 20.000 kilo qat per week Nederland binnen, ingevlogen door Nederlandse luchtvaartmaatschappijen, omdat het legaal is. Als oplossing voor dat probleem — 20.000 kilo — zegt mevrouw Bouwmeester: ze moeten eens wat minder gaan kauwen. Zij heeft geen idee. Nederland is de grootste exporteur van qat in Europa. Dat los je niet op met wat voorlichting.
De voorzitter:
En wat is uw vraag?
De heer Van der Steur (VVD):
Mevrouw Bouwmeester komt dus niet aan dat punt. Wat doet zij concreet aan de export?
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Zolang de export op een goede manier gaat, vinden wij het geen probleem. Wij vinden het wel een probleem dat mensen zich helemaal suf kauwen waardoor ze in grote problemen komen. Dus daar willen wij wat aan doen. Mijnheer Van der Steur, u kunt wel zeggen: wij willen die hele export verbieden, want dat vinden wij gewoon, dat is onze nieuwe hobby. Dat is allemaal fantastisch en dat kunt u allemaal vinden, maar dan moet u er ook handhavingscapaciteit bij leveren en dat doet de VVD niet. U zwaait nu met uw handen, maar een verbodje afkondigen in De Telegraaf lost ook het probleem niet op. Wij hebben dus een andere kijk hierop, maar als u een stevige mijnheer bent, wat u ook bent — o sorry, u bent ook een gewaardeerde collega, dat moet ik er even bij zeggen — dan komt u ook met handhavingscapaciteit.
De voorzitter:
Mevrouw Bouwmeester, het is echt niet zo moeilijk. U spreekt gewoon in de derde persoon. Wij gaan straks nog even oefenen.
De heer Elissen (PVV):
Voorzitter, via u. Qat is geen Nederlands maar een internationaal probleem en alleen het Verenigd Koninkrijk en Nederland hebben dat nog niet strafbaar gesteld. Mijn vraag aan mevrouw Bouwmeester is: hoe gaat u regelen dat wij als Nederland de internationale samenwerking om die criminelen te pakken, wat wij allebei zo graag willen, gaan realiseren?
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Dat is een heel terechte vraag. Dat begint bij opsporingscapaciteit. Daar heb je mensen voor nodig, maar het probleem is dat dit kabinet geen mensen levert. En zonder mensen kunnen wij alles verbieden en verboden afroepen tot in de hemel, maar dan werkt het niet. Was het maar zo simpel. Was het maar zo dat een verbod afkondigen op de voorpagina van De Telegraaf Nederland veiliger maakt.
De heer Elissen (PVV):
Je kunt geen boeven vangen als je geen wetgeving hebt waarmee dingen strafbaar worden gesteld. Dus wat u nu beweert, mevrouw Bouwmeester, slaat nergens op. Wij moeten het echt strafbaar stellen, want anders kunnen wij geen boeven vangen. En u had het over die capaciteit, maar dat is een beetje een pavlovreactie, want wij kunnen niet iedere keer als wij een nieuwe taak geven, maar aan de bel trekken en allemaal mensen uit een hoed toveren.
De voorzitter:
En wat is uw vraag?
De heer Elissen (PVV):
Mevrouw Bouwmeester had mijn vraag nog niet beantwoord en die is: ook al krijgt u van mij 100 agenten extra, hoe wilt u die inzetten op internationale opsporingsonderzoeken als er geen sprake is van wederkerigheid, reciprociteit? Wij kunnen niet eens internationaal samenwerken en die boeven vangen als dat spul niet strafbaar is. Dat is mijn vraag.
De voorzitter:
En de vraag is dan “hoe wil mevrouw Bouwmeester dat doen?”, hè?
De heer Elissen (PVV):
Hoe wil zij mogelijk maken zonder strafbaarstelling dat wij toch met elkaar internationaal die criminelen gaan pakken en die lui die terrorisme financieren uit de qathandel?
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Mijn collega van de PVV heeft zelf het antwoord al gegeven. Wij krijgen 100 agenten erbij. En met die mensen kun je wat doen, want met regeltjes, papiertjes, kranten en mooie woorden kun je niets doen. Ik ben dus heel erg benieuwd wat voor een voorstel de PVV gaat indienen om de handhavingscapaciteit te vergroten. Dat zou hartstikke goed zijn. Als de PVV ook nog eens de teelt wil reguleren, dan zou dat een hoop criminaliteit en ellende voorkomen. Daar sparen wij geld mee uit. Dan kunnen wij andere grote criminelen achterna zitten.
Volgens mij heb ik bijna al mijn punten al gemaakt in alle interrupties. Ik rond af. Als wij echt iets willen doen — ik kan het niet vaak genoeg benadrukken — dan moeten wij investeren in gerichte preventie bij kwetsbare mensen, te beginnen bij jongeren.
Daarnaast moet de pakkans omhoog. Een hoge pakkans en een afschrikwekkende boete maken dat mensen dit uit hun hoofd laten. Maar juist deze twee kernpunten, waar eigenlijk iedereen het over eens is maar waar het kabinet geen geld voor over heeft, worden niet uitgevoerd. Ik ben heel bang dat we met het drugsbeleid niet veel opschieten, maar wie weet gaat dit kabinet ons nog verrassen.
Mevrouw Kooiman (SP):
Voorzitter. Elke keer dat wij hier spreken over het drugsbeleid vraag ik mij af: hebben we het vandaag over feiten of over emotie? Ik hang telkens naar het laatste. Als je kijkt naar de feiten, dan zouden in het beleid niet de keuzes moeten worden gemaakt die vandaag voor ons liggen, zeker als je kijkt naar het punt waar de ministers en ik zich terecht zorgen over maken: de gezondheidsrisico’s, voornamelijk onder de jeugd. Samen met de ministers maak ik mij zorgen over de afhankelijkheid, over de verslaving en over alle drugsgerelateerde criminaliteit, maar de oplossingen die zij aanreiken zijn naar mijn idee helemaal geen goede oplossingen. Een van die oplossingen is het verruimen van het afstandscriterium naar 350 meter, maar dit leidt niet tot minder gebruik van wiet door minderjarigen en de overlast wordt hiermee al helemaal niet aangepakt. Een andere oplossing is het verlagen van het THC-gehalte naar 15%, zonder dat duidelijk is hoe dit überhaupt gecontroleerd kan worden. Ook wordt voorgesteld om een wietpas in te voeren, terwijl heel veel gemeenten daar gewoonweg niet op zitten te wachten. Dit is heel onverstandig beleid. Het komt op mij over als een beetje coffeeshops en consumenten pesten, terwijl daar niet het grootste probleem zit.
Ik vraag de minister waarom we de wietpas zouden opleggen aan gemeenten. Lokale problemen, zoals overlast door drugstoerisme, moet je lokaal aanpakken. Neem de situatie in Venlo. Daar heeft men grote overlast gehad van voornamelijk Duitse drugstoeristen, die voor heel veel overlast zorgden in het centrum. In 2004 zijn twee coffeeshops uit het centrum naar de grens met Duitsland verhuisd. De drugsoverlast in de binnenstad is toen flink afgenomen, wat men ook wilde. Het was dus een goede aanpak. Nu gaan deze shops dicht door het invoeren van de wietpas. Ook de plaatselijke VVD is woest en noemt de plannen van deze VVD-minister schandalig, evenals andere partijen, die met lede ogen aanzien hoe buitenlanders weer op straat in het centrum aan hun drugs proberen te komen. Er zijn al geluiden dat het criminele circuit terrein aan het terugpakken is, bijvoorbeeld door de aankoop van nieuwe panden met het zicht op de terugkeer van de drugsrunners om mensen aan de grens, op de uitvalswegen en op het station op te vangen en richting afgelegen gebieden of wijken te begeleiden waar de deals kunnen plaatsvinden.
Ik vrees dat deze zorgen terecht zijn. Nogmaals, dit is erg onverstandig beleid. Amsterdam verschilt nogal van bijvoorbeeld Maastricht, Venlo of Bergen op Zoom. Amsterdam is straks verplicht om de helft van de coffeeshops te sluiten, terwijl de stad aangeeft geen overlast te ervaren. Ik roep de ministers dan ook op, te stoppen met gemeenten tegen zich in het harnas te jagen en de beslissing bij hen te laten liggen.
De plannen zijn ook financieel gezien heel erg ongunstig. De coffeeshops schijnen nu per jaar 400 mln. aan belastingen te betalen. Klopt dit bedrag? De belastinginkomsten zullen minder worden bij het beperken van het aantal klanten door de wietpas of door het verdwijnen van de coffeeshops door het afstandscriterium. De kans is groot dat dit kabinet inkomsten zal verliezen door deze plannen. Hoeveel inkomsten loopt het kabinet mis? Als dit kabinet ervoor had gekozen om softdrugs te decriminaliseren en dus te reguleren, dan zouden we enorm veel besparen.
De heer Van der Steur (VVD):
Ik volg even de redenering van mevrouw Kooiman dat het kabinet geld zou moeten willen verdienen aan drugs. Impliceert zij daarmee dat de SP er voorstander van is dat ook cocaïne, heroïne en andere soorten harddrugs belast worden verkocht, omdat er ontzettend veel geld blijft liggen als je die zaken onbelast verkoopt?
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik vind dit een heel gekke redenering, aangezien wij geen cocaïne verkopen in coffeeshops, maar coffeeshops wel gewoon belasting afdragen. Ik denk dat ik de minister terecht de vraag stel of wij dan belastinginkomsten mislopen. Wij hebben vandaag allemaal de CPB-cijfers gezien. Ik denk dat wij veel meer inkomsten kunnen genereren als wij softdrugs decriminaliseren.
De heer Van der Steur (VVD):
Dat begrijp ik. Als de SP consequent is en als het genereren van inkomsten voor haar zo belangrijk is, dan zou zij het pleidooi van de heer Van der Ham moeten volgen. Hij heeft in dit debat letterlijk gezegd dat het verstandig is om harddrugs, behoudens heroïne, als ik hem goed citeer, te legaliseren en reguleren, want dat brengt ook een heleboel geld op. De VVD zou dat standpunt nooit innemen. Ik ben benieuwd wat de SP zegt, gegeven de opmerkingen die mevrouw Kooiman zojuist maakte.
Mevrouw Kooiman (SP):
Mijn punt betreft de grote zorg dat wij de belastinginkomsten van de coffeeshophouders mislopen met deze plannen, waar ook de VVD achter staat. Als je de wietpas invoert en het afstandscriterium hanteert, zullen coffeeshops hun deuren moeten sluiten. Niet iedere coffeeshop zal een nieuwe plek krijgen. Daardoor lopen wij een heleboel inkomsten mis. Ik wil graag van de minister weten hoeveel inkomsten wij dan mislopen. Wij kunnen nog meer geld aan het decriminaliseren van softdrugs verdienen. Op de politiecapaciteit zou het ongeveer 160 mln. schelen als je accijns zou heffen. Het zou zelfs 260 mln. kunnen opleveren in totaal. Als je het heel voorzichtig stelt, zou het dus bijna een half miljard opleveren. Er zijn ook hoogleraren die zeggen dat decriminalisering een miljard kan opleveren. Dat zijn heel grote bedragen in het licht van de huidige bezuinigingen. Ik wil van beide ministers weten waarom zij ervoor kiezen om zo veel geld te laten liggen, zeker in deze tijden van crisis. Ik vind het dieptriest dat het kabinet er blijkbaar voor kiest om heel fors te bezuinigingen op de sociale werkplaats, om maar een voorbeeld te noemen, en niet wil kijken naar de oplossing om softdrugs te decriminaliseren. Wij laten daar nu een heleboel geld liggen.
Ik ga in op het afstandscriterium. Kunnen de ministers aangeven wat zij exact oplossen met het afstandscriterium ten aanzien van scholen? Sluit je de coffeeshops, dan komen de straatdealers wel naar het schoolplein. Ook weten wij dat het afstandscriterium geen effect heeft op het gebruik van drugs door minderjarigen; dat is onderzocht. Wel leidt het tot een drastische verkleining van het aantal coffeeshops. Dat is toch niet wat de ministers willen met deze maatregel? Wat is dan het nut ervan?
Ik kom op het THC-gehalte. De ministers willen bijvoorbeeld sterke wiet verbieden, want, zo is hun redenering, sterke wiet brengt schade toe aan de gebruiker en de samenleving. De ministers maken zich terecht zorgen over het cannabisgebruik onder jongeren. Dit kan voor grote problemen zorgen, zoals schooluitval, verslaving of psychische problemen. Het is een interessant voorstel om dit probleem aan te pakken, maar wie a zegt, moet ook b zeggen. De enige manier om de wiethandel te controleren, het THC-gehalte in de wiet te kunnen aanpakken en ervoor te zorgen dat jongeren niet aan wiet kunnen komen, is om het gebruik van softdrugs te reguleren Het domweg verbieden van wiet is geen oplossing. Ik zeg met opzet “domweg”. Het is dom om sterke wiet enkel te verbieden, zeker in het kader van de volksgezondheid. De kans is groot dat consumenten veel meer gaan blowen om hetzelfde resultaat te krijgen. Als je iets verbiedt, maakt het je domweg niet meer uit. Je kunt op je vingers natellen dat er een verschuiving zal plaatsvinden naar het illegale circuit, wat beide ministers nota bene erkennen in de antwoorden op mijn schriftelijke vragen. Dan is er helemaal niemand meer die voorlichting kan geven over de risico’s, die de kwaliteit controleert en nagaat of er hairspray of lood in zit, en die erop let dat jongeren niet aan drugs kunnen komen. Dat is niet bepaald in het belang van de volksgezondheid. Graag krijg ik hierop een reactie van de ministers.
Bovendien kunnen de coffeeshops helemaal niet controleren wat exact het THC-gehalte in wiet is. Er is geen simpel, goedkoop, mobiel THC-testje. Dit moet in een laboratorium worden getest, maar een coffeeshop is geen laboratorium. Hoe zien de ministers dit voor zich?
Er is maar één verstandige oplossing, die wel in het belang van de volksgezondheid is.
Als deze ministers zich echt zorgen maken over de gezondheid van jongeren die weleens blowen, dan kiezen zij het reguleren van de wietteelt en van het bevoorraden van coffeeshops als oplossing. Alleen dán weet je precies wat de samenstelling van het spul is. Alleen dán kun je voorlichting geven over de risico’s voor de volksgezondheid en van mogelijke verslaving. Alleen dán kom je echt op voor de gezondheid en het belang van jongeren. Ook de politieke jongerenorganisaties, waaronder die van de VVD, roepen hiertoe op. Het is namelijk de juiste weg om te bewandelen. Waarom kiezen de ministers dus voor het verbieden van 75% van de softdrugs, 75% van alle coffeeshops? Ik krijg het idee dat deze ministers een verborgen agenda hebben en die moeten zij maar eens op tafel leggen. Volgens mij willen zij het gedoogbeleid het liefst in de prullenbak knikkeren, maar zeg dat dan gewoon; kom daar dan gewoon voor uit.
Ik kom op de Raad voor de Volksgezondheid & Zorg. Het drugsbeleid was altijd op de volksgezondheid gericht. Beide ministers zeggen dat zij hieraan heel veel waarde hechten. Ik heb net laten weten dat de SP-fractie niet denkt dat dit drugsbeleid niet in het belang van de volksgezondheid is. Als zij mij niet willen geloven, zijn zij dan in ieder geval wel bereid om het nieuwe drugsbeleid eens tegen het licht te laten houden door een officiële instantie zoals de Raad voor de Volksgezondheid & Zorg?
Ik hoop dat beide ministers zich hard willen maken voor ruimere mogelijkheden voor medicinale verstrekking van cannabis. Ik krijg, en waarschijnlijk velen met mij, nog steeds e-mails van mensen die onnodig pijn lijden en die erbij gebaat zouden zijn als zij wat makkelijker aan een recept konden komen. Ik heb weleens coffeeshophouders gesproken en die zeggen: 50% van de mensen komt hier voor pijnbestrijding. Die mensen komen niet af en toe voor een jointje, maar voor reguliere pijnbestrijding. Die mensen vallen straks buiten de boot.
Wil de minister het experiment in Utrecht een kans geven? Het kan erg nuttig zijn om te onderzoeken welke voordelen regulering kan hebben. Daarom verzoek ik de minister: geef het experiment gewoon een kans en verbied het niet gelijk. Als de minister er namelijk vast van overtuigd is dat zijn beleid zo goed is, kan ik mij voorstellen dat hij niet zo bang is voor een experiment.
De heer Çörüz (CDA):
Ik laat het punt dat coffeeshops inkomsten voor de Nederlandse Staat genereren nog even op mij inwerken. Mevrouw Kooiman zei namelijk dat de coffeeshops heel veel belastingcenten opleveren. Daarmee schetst zij echter een heel eenzijdig beeld. De jongeren die door toedoen van coffeeshops in een psychose raken, verslaafd raken, van school gaan en vervolgens niet kunnen werk, kosten de Staat namelijk ook miljoenen. Dat verhaal moet mevrouw Kooiman er ook bij vertellen.
Mevrouw Kooiman (SP):
Juist die jongeren moeten eigenlijk naar de verslavingszorg, maar daarop wordt 600 mln. gekort door dit kabinet. Men moet daarvoor ook een enorme eigen bijdrage betalen. Daarom blijven die jongeren weg van de verslavingszorg, terwijl wij ze daar eigenlijk moeten opvangen. Dat vind ik schandalig. Ik wil gezegd hebben dat deze jongeren vaak buiten de boot vallen. 50% van de jongeren loopt gewoon weg bij de Jellinekkliniek. Dat zegt de Jellinekkliniek zelf. Die jongeren laat de heer Çörüz in de steek.
De heer Çörüz (CDA):
Nee, mevrouw Kooiman moet de vraag niet ontwijken. Zij zegt dat het bestaan van coffeeshops de Staat belastinggeld oplevert. Dat is een deel van het verhaal, maar ik houd haar het andere deel van het verhaal voor. Ik krijg namelijk ook e-mails van moeders van jongeren die door gebruik van softdrugs in een psychose zijn geraakt, van school zijn gegaan en geen werk hebben. Dat kost de Staat geld. Mevrouw Kooiman moet niet gelijk weer geld en bezuinigingen erbij halen. Wil zij daar eens op reageren?
Mevrouw Kooiman (SP):
Deze jongeren krijgen helemaal geen softdrugs in coffeeshops. Je mag namelijk geen softdrugs aan jongeren onder de achttien jaar verkopen. Het is juist zo mooi dat coffeeshops dat keihard controleren, net als de politie. Dat is nu nog het geval, maar met het nieuwe kabinetsbeleid verschuift de markt naar het illegale circuit. Dan komen al die moeders naar de Kamer en zeggen zij: er is geen toezicht op deze jongeren. Wij laten deze jongeren ook nog eens in de kou staan door ontzettend op de ggz te bezuinigen. Dat vind ik schandalig.
De vergadering wordt van 19.00 uur tot 20.02 uur geschorst.
De heer Van der Steur (VVD):
Voorzitter. Voor de VVD-fractie is het belangrijk dat wij dit debat voeren. Ik hoorde al een van de collega’s zeggen dat het lang geleden is dat wij op hoofdlijnen over drugs hebben gesproken. Het is belangrijk dat wij het daarover hebben, want onze samenleving snakt ernaar dat dit onderwerp in de Kamer uitdrukkelijk en uitgebreid aan de orde komt. Uit de inbrengen van voor de schorsing blijkt dat de Kamer eigenlijk eensgezind is ten aanzien van één onderdeel. Wij vinden namelijk allen dat de criminaliteit moet worden tegengegaan, of het nou Nederlandse criminaliteit of internationale criminaliteit is. Wij twisten, of wij zijn het oneens, over de manier waarop dat zou moeten gebeuren. Laat ik namens de VVD-fractie zeggen dat het kabinetsbeleid door de VVD volledig wordt ondersteund.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
De Kamer wil zeker korte metten maken met criminelen. Het lijkt er echter op dat de heer Van der Steur vergeet dat volksgezondheid ook heel erg belangrijk is, dat wij gezondheidsschade willen voorkomen en dat wij daarom een verstandig drugsbeleid willen voeren.
De heer Van der Steur (VVD):
Het is een beetje flauw om te zeggen, maar als mevrouw Bouwmeester mijn tekst zou kunnen lezen, dan zou zij zien dat mijn volgende zin was geweest: daarom steunen wij het kabinetsbeleid volledig om hard te zijn tegen harddrugs, de volksgezondheid centraal te stellen in het beleid, zoals dat de afgelopen tientallen jaren is gebeurd, en het gedoogbeleid aan te passen. Dat moet worden aangepast omdat het op een aantal punten uit de hand is gelopen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het gehalte aan THC in drugs of aan de criminaliteit die rond drugs plaatsvindt. Ik kan mevrouw Bouwmeester dus geruststellen: ook op dat punt zijn wij het met elkaar eens. Ook de VVD vindt nog steeds dat volksgezondheid een essentieel onderdeel is van het drugsbeleid dat in Nederland wordt gevoerd.
Het is goed dat wij dit debat voeren op basis van een aantal deugdelijke onderzoeken. Ik noem het onderzoek van de commissie-Van de Donk; ik noem de commissie-Garretsen, het goede rapport van het WODC en het Trimbos-instituut. Ook verwijs ik naar het onderzoek dat prof. Fijnaut heeft gedaan naar de criminaliteit in de drugswereld in het zuiden van Nederland. Er is nog meer te noemen, maar dit zijn allemaal rapporten waaruit voor een groot deel één belangrijk ding naar voren komt en dat is dat het gevoerde gedoogbeleid op zichzelf succesvol is geweest. Het was succesvol voor de volksgezondheid. Ik kijk even naar mevrouw Bouwmeester. Ik zie dat zij mij niet meer aankijkt, maar ik had gehoopt dat zij mij glimlachend zou toeknikken.
Uit die rapporten blijkt echter ook — daar moeten wij realistisch in zijn — dat wij de criminaliteit die door het gedoogbeleid is ontstaan, niet onder controle hebben en dat wij ons te laat hebben gerealiseerd dat het gedoogbeleid heeft veroorzaakt dat die criminaliteit eigenlijk volledig uit de hand is gelopen. Wij herinneren ons allemaal nog de taferelen die zich in Zuid-Nederland hebben afgespeeld, waarbij in het drugsmilieu met machinegeweren op mensen werd geschoten en waarbij in wietplantages lijken werden gevonden. Ook noem ik de verandering van de aard van de softdrugs. Wij noemen het wel softdrugs, maar mevrouw Wiegman stelde al voor om dat niet meer te doen. Strikt genomen heeft zij gelijk, want het gehalte aan THC, de werkzame stof, in softdrugs is de afgelopen jaren meer dan verdubbeld.
De heer Dibi (GroenLinks):
De criminaliteit is een terecht punt, maar wat doet de heer Van der Steur dan? Hij steunt een wietpas die de criminaliteit nog vele malen groter maakt. Vandaag hebben 26 gemeenten laten weten dat de illegale verkoop en de overlast op straat zullen toenemen en dat extra politie zal moeten worden ingezet om het überhaupt te kunnen bolwerken. De heer Van der Steur maakt zich druk om criminaliteit, maar waarom steunt hij dan een voorstel dat de criminaliteit groter en nog ongrijpbaarder maakt?
De heer Van der Steur (VVD):
Het antwoord daarop is eenvoudig. De VVD-fractie ondersteunt het idee van de clubpas niet alleen omdat het in haar verkiezingsprogramma stond, maar ook omdat zij ervan overtuigd is dat daarmee een van de grote problemen die wij hebben, wordt aangepakt. Ik verwijs hiervoor bijvoorbeeld naar het rapport van professor Fijnaut over de drugscriminaliteit in Zuid-Nederland. Ik heb zelf gezien hoe het in Maastricht gaat; ik ben er geweest. Een van de grote problemen is het ongelooflijke drugstoerisme, waarvan Nederland het slachtoffer is geworden. Niet alleen op het gebied van qat — daar zeg ik later nog iets over, want mevrouw Bouwmeester is niet helemaal op de hoogte van de situatie rond qat — maar met name op het gebied van hasj en wiet is Nederland de leverancier van een groot deel van Europa.
Dat is voor de VVD-fractie onacceptabel. De clubpas roept dat een halt toe en wordt om die reden door de VVD ondersteund.
De heer Dibi (GroenLinks):
De heer Van der Steur maakt terecht een groot punt van de criminaliteit die door drugsgebruik wordt veroorzaakt. En wat doet de grootste partij van Nederland? Zij voert een wietpas in die de criminaliteit nog vele malen groter maakt, met alle gevolgen van dien voor jongeren en hun gezondheid. Als ik dan vraag waarom hij dat doet, grijpt de heer Van der Steur naar allerlei andere dingen, maar niet naar een antwoord. Heel veel gemeenten, burgemeesters, verslavingsinstellingen en mensen van de politie zeggen dat met die wietpas de problemen met overlast en criminaliteit zullen toenemen. Waarom staat de VVD dit toe?
De heer Van der Steur (VVD):
Ik sta dat toe, omdat ik het volstrekt oneens ben met de analyse die de heer Dibi naar voren brengt. Jongeren boven de achttien jaar kunnen gewoon lid worden van die club en met die clubpas verantwoord aan hun drugs komen in het kader van het gedoogbeleid dat de VVD wil voortzetten vanwege het succes ervan. Er zijn ook partijen in deze Kamer die heel structureel afscheid willen nemen van dat gedoogbeleid, om hen moverende redenen. We hebben een deel ervan al gehoord, maar we gaan er zo meteen misschien nog een of twee horen. De VVD wil het gedoogbeleid overeind houden, met de voorgestelde strenge aanpassingen en met een eigen aanpassing, namelijk het verbieden van de verkoop van hasj, om redenen die de heer Dibi en ik met elkaar delen. Ik deel absoluut niet de analyse van de heer Dibi dat de criminaliteit in de hand zou worden gewerkt door die clubpas. We zorgen ervoor dat honderdduizend buitenlandse bezoekers niet meer in Nederland terecht kunnen om hun drugs te kopen.
De heer Van der Ham (D66):
Het klopt dat we een enorm probleem hebben met de buitenlanders die aan de grens staan, de Fransen, de Belgen en de Duitsers. De vraag is alleen hoe de heer Van der Steur ermee omgaat dat sommige gemeenten zeggen dat zij dat wel willen doen. Ik zeg als D66’er dat zij dat dan maar moeten proberen, maar andere zeggen dat zij dit niet willen, omdat zij grote problemen voorzien. Vindt hij ook dat zo’n gemeente de ruimte moet hebben om niet mee te doen? We moeten toch aan hen als eerste de verantwoordelijkheid geven om het welzijn van de burgers veilig te stellen. Ziet hij daartoe een mogelijkheid?
De heer Van der Steur (VVD):
Nee, die zie ik niet, want als je een succes wilt maken van een clubpassysteem, zul je dat uniform moeten invoeren. Ik denk dat het verstandig is dat het kabinet ervoor kiest om dat eerst in Zuid-Nederland te doen. Je moet dat uniform doen, omdat je anders het waterbedeffect krijgt, waar iedereen het altijd over heeft. Dat weet de heer Van der Ham natuurlijk ook. Dat waterbedeffect houdt in dat de overlast in de ene gemeente wel blijft bestaan en de drugs wel verkregen kunnen worden door Belgen, Duitsers en Fransen, maar in de andere gemeente niet. Dat kan natuurlijk niet, dus je moet het in één keer goed doen.
Ik zeg ook tegen de heer Van der Ham dat hij even moet kijken naar wat er is gebeurd in Terneuzen, Bergen op Zoom en Roosendaal. Daar zijn de coffeeshops gesloten, maar daar is de VVD-fractie bij het landelijk beleid geen voorstander van, want wij ondersteunen het gedoogbeleid. Het blijkt dat er in zeer beperkte mate sprake is van een verschuiving van de markt en dat de buitenlandse bezoekers gewoon weg zijn gebleven. We moeten ons daarover niet meer zorgen maken dan nodig is. In Maastricht is sprake van uitstekende, verantwoordelijk handelende coffeeshopondernemers, die de heer Van der Ham heel goed kent, die vooruitliepen op het beleid. Je ziet dat ook daar geen straathandel ontstaat en dat de buitenlandse handel verdwijnt, dus we hebben bewijzen genoeg om te zien dat het beleid werkt.
De heer Van der Ham (D66):
Dit is een heel belangrijk punt. De heer Van der Steur zei al dat het verstandig is om in Zuid-Nederland te beginnen, maar zoals hij weet zit het in andere steden in de Randstad volstrekt anders in elkaar. Daar is ook een ander soort overlast. Soms is er helemaal niet op die manier overlast. Zegt de heer Van der Steur nu ook dat nog niet gezegd is dat de wietpas ook in de rest van Nederland moet worden ingevoerd?
De heer Van der Steur (VVD):
Dat hoort u zeker niet. In Amsterdam is de situatie heel anders, zoals de heer Van der Ham heel goed weet. Daar kijkt men er heel anders tegenaan. Het is naar mijn persoonlijke mening vrij merkwaardig dat daar wordt gezegd dat al dat illegale wat men daar doet, goed is voor de economie. Dat snapt deze VVD-fractie niet zo goed, maar de Amsterdamse VVD-fractie denkt daar iets anders over.
Als je het doet, moet je het goed doen, en dan moet je het ook landelijk doen. Maar het is wel verstandig om te kijken of dat beleid ook succesvol is, met name vanwege de bezwaren die in een aantal gemeenten leven. Dat vindt de VVD-fractie heel verstandig.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik snap niet dat de VVD haar lokale volksvertegenwoordigers afvalt op het punt van de wietpas. Om even een opsomming te geven: De VVD in Amsterdam vindt het een ramp, in Tilburg zegt de VVD dat met de wietpas de problemen niet opgelost worden en in Den Bosch zegt de VVD dat het een ridicuul idee is, omdat de overlast alleen maar verschoven wordt naar de 06-dealertjes, bij wie de jongeren nog makkelijker aan drugs kunnen komen. Dat zijn heel verstandige uitspraken van de VVD. Kan de heer Van der Steun daarop reageren? Ik vind het heel wijze woorden.
De heer Van der Steur (VVD):
Ik vind dat mevrouw Kooiman de VVD-fractie in Venlo tekortdoet. De VVD-fractie Venlo heeft mij de afgelopen maanden bijna wekelijks voorzien van informatie vanuit haar positie. Zij heeft gezegd dat men in Venlo het probleem goed heeft opgelost. Er is een coffeeshop aan de grens gebouwd. Hoe de Duitsers daarover denken, is dan natuurlijk vraag twee. In die coffeeshop aan de grens is sprake van 90.000 geregistreerde bezoekers. Ik herhaal: 90.000 geregistreerde bezoekers. Dat faciliteren wij allemaal in Nederland! De VVD in Venlo zegt om haar moverende redenen: dat vinden wij een reden om dat beleid te kunnen voortzetten.
Ik ben het daar niet meer eens. Dat weet de VVD in Venlo, dat weten de VVD-fracties in de steden die mevrouw Kooiman heeft genoemd, ook. Wij zijn het er niet mee eens, omdat wij zien, vanuit onze verantwoordelijkheid hier in de Tweede Kamer, dat we praten over een grote problematiek rond criminaliteit en dat we praten over het leveren van drugs aan een groot deel van Europa. Dat is iets wat de VVD-fractie niet meer voor haar rekening wil nemen. Ik kijk ook even naar de collega’s van de PVV en het CDA.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik heb de VVD-fractie in Venlo uiteraard al genoemd in mijn betoog. Ik ben blij dat de heer Van der Steur dat nog even aanhaalt. De heer Van der Steur geeft geen antwoord op mijn vraag. Ik vind het wel zonde. De lokale bestuurders en volksvertegenwoordigers hebben heel goed zicht op de lokale problematiek en op de zorgen rondom die 06-dealers. Ik denk dat de heer Van der Steur zijn eigen volksvertegenwoordigers wel een beetje tekortdoet als hij daar geen oren naar heeft.
De heer Van der Steur (VVD):
Maar dan komt natuurlijk de aap uit de mouw, want dan zeg ik toe dat ik mevrouw Kooiman de e-mails doorstuur van al die lokale VVD-afdelingen die het beleid van deze minister en dit kabinet volledig ondersteunen, omdat zij het spuugzat zijn dat er sprake is van een enorme drugsoverlast, dat er drugsrunners rondlopen in hun straten en dat jongeren apathisch in de schoolbanken hangen omdat ze aan de softdrugs zijn. Die e-mails zal ik dan ook aan haar doorsturen. Er is ook een groot aantal VVD-afdelingen en gemeenteraadsfracties die dit beleid volledig ondersteunen.
Ik weet dat het bij de SP ondenkbaar is dat een lokale afdeling anders zou denken dan wat de heer Roemer voorschrijft. Dat laat ik aan de SP. Ik geef onmiddellijk toe dat dat praktisch is. Ik zou het wel eens willen, maar ik vind het niet liberaal. Ik sta hier voor het liberalisme. In mijn partij zijn wij gewend om onze afdelingen en onze gemeenteraadsfracties een eigen verantwoordelijkheid te gunnen. Zij zeggen op hun beurt: wij zijn het misschien niet eens met de landelijke fractie, maar we respecteren wel dat die een eigen verantwoordelijkheid heeft. Ik weet dat de SP daar anders over denkt. Ik zeg nogmaals dat het misschien soms praktischer is, maar niet erg lliberaal.
De voorzitter:
Die deal over de e-mails kunt u straks buiten de vergaderzaal sluiten.
Ik geef het woord aan mevrouw Bouwmeester voor een interruptie.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Het eerste probleem van de wietpas is dat die problemen veroorzaakt. Coffeeshopeigenaren, die ook door de VVD criminelen worden genoemd, krijgen nu toegang tot allerlei paspoortgegevens. Het tweede probleem is dat politieagenten geen criminelen meer kunnen vangen, maar wietpasjes moeten controleren. Waarom zijn al die gemeenten nu zo boos en gefrustreerd? Omdat ze weten dat die drugsdealers gewoon terugkomen. We hebben gewoon goede wiet in Nederland. Daarom blijven die buitenlanders komen. Dus of de VVD zegt: wij leveren heel veel agenten omdat er gewoon heel veel overlast wordt veroorzaakt. We creëren een probleem, maar dat gaan we weer oplossen. Of de VVD zegt: die gemeenten zoeken het zelf maar uit. Wat kiest de heer Van der Steur?
De heer Van der Steur (VVD):
Een standpunt, zoals mevrouw Bouwmeester hier naar voren brengt, begint met een aantal argumenten. Als de argumenten niet juist zijn, dan kun je ook niet op een standpunt reageren. Het probleem is een beetje het volgende. Waar heb ik vandaag in dit debat gezegd dat coffeeshophouders criminelen zijn? Ik ben benieuwd of mevrouw Bouwmeester dat kan aanwijzen, want zij citeert mij op dat punt. Het staat niet in mijn tekst en ik heb het ook niet gezegd. Ik ga het ook niet zeggen, dus dat kan sowieso al geen onderdeel zijn van haar argumentatie.
En wie heeft gezegd — heb ik dat gezegd? — dat de politie pasjes moet controleren? Dat heb ik niet gezegd. Ga eens kijken in Maastricht. Ik daag u uit om samen met collega Van der Ham eens daar te kijken. In Maastricht hebben alle coffeeshophouders, op eentje na, een computersysteem dat vele malen geavanceerder is dan dat wat het kabinet nu voorstelt. Daar worden niet alleen de legitimatiepapieren gecontroleerd, binnen het kader van de huidige privacywetgeving — mevrouw Bouwmeester deed de suggestie dat dit niet zo zou zijn … Voorzitter, ik zie u gebaren dat ik het korter moet houden, maar mevrouw Bouwmeester heeft een heel ingewikkelde vraag gesteld. Ik moet daar dan toch een helder antwoord op geven; dat heeft zij wel verdiend. Daarnaast wordt zelfs nog de echtheid van de legitimatie gecontroleerd. Dat gebeurt door de ondernemers zelf. Ik hoor het woord politie niet. Ik hoor dat ook niet in het voorstel dat het kabinet heeft neergelegd.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Dat is nu precies het probleem. De politie blijft achterwege. De drugstoeristen blijven komen; ze vinden de nederwiet te fijn. De overlast gaat naar de wijken en de VVD-fractie durft hier te zeggen dat de politie helemaal niet voorkomt in het voorstel. Dat is precies het probleem. Dat zou moeten worden geregeld. U creëert voor de gemeenten een probleem en u laat ze in de kou staan.
De heer Van der Steur (VVD):
Zo kan ik natuurlijk ook een debat voeren. Je neemt een standpunt in, vervolgens wordt dat weerlegd, dan zeg je: “nee, maar ik neem een heel ander standpunt in” en vervolgens doe je net alsof dat hetzelfde standpunt is als eerder werd geformuleerd. Dat is niet waar. Natuurlijk zal de politie controleren of het pasjescontrolesysteem wordt uitgevoerd zoals afgesproken, maar dat gebeurt nu ook al. Wat gebeurt er namelijk? Politie, justitie en gemeenten controleren al met enige regelmaat of de AHOJG-criteria worden nageleefd door de coffeeshophouders. Dat zal niet veranderen na de invoering van de clubpas.
Voorzitter. Ik ga verder met een belangrijk, maar beperkt onderdeel: de internationale en Europese samenwerking. Wij moeten ons goed realiseren dat wij een succesvol en geslaagd drugsbeleid niet kunnen uitvoeren zonder internationale en Europese samenwerking. Dat betekent wat de VVD betreft niet dat wij onze soevereiniteit op dat punt overdragen aan Europa, om nog maar even een heet hangijzer bij dit debat te betrekken, maar wel dat wij alles moeten doen wat wij kunnen om de effectiviteit van de drugsbestrijding in Europa vorm te geven en daartoe samen te werken, ook internationaal, ook buiten Europa, met alle politie- en justitie-instanties waarmee dat kan. Dus steunt de VVD-fractie het kabinetsbeleid? Ik kijk daarbij ook even naar de beide bewindspersonen. Het antwoord daarop is ja, wij steunen dat. Wij steunen dat volledig, ook dat GHB op de harddrugslijst komt. Waarom steunen wij dat? Omdat de schade die wordt berokkend door GHB — ik hoef niet te vertellen dat het een verkrachtingsdrug wordt genoemd — enorm is. Dat rechtvaardigt volgens het systeem dat wij hebben, in het kader van de volksgezondheid die mevrouw Bouwmeester en ik zo belangrijk vinden, dat het ook gebeurt.
Mijn fractie steunt ook het beleid dat softdrugs met een THC-gehalte — de werkzame stof — van boven de 15%, conform het advies van de commissie-Van de Donk, wordt gezien als een harddrug. Daar heb ik wel wat vragen over aan de bewindspersonen, maar wellicht dat de heer Van der Ham mij eerst wil onderbreken, want ik zie hem bij de interruptiemicrofoon staan.
De voorzitter:
Nee, dat wil mijnheer Van der Ham niet. De heer Van der Ham gaat altijd heel dicht op de microfoon staan als hij dat wel wil. Hij neemt nu een afwachtende houding in, dus u kunt gewoon doorgaan, mijnheer Van der Steur.
De heer Van der Steur (VVD):
Voorzitter, het is een dreigende afwachtende houding.
De voorzitter:
Ja, ik begrijp dat u daar nerveus van wordt.
De heer Van der Steur (VVD):
Ik raak daarvan zeer van mijn à propos. Laat ik dan de vragen stellen die ik wilde stellen en de heer Van der Ham de gelegenheid geven om nog even na te denken over de interruptie die hij wil plaatsen, uiteraard onder de belofte dat het dan ook een briljante zal zijn.
Voorzitter. Zoals ik al zei, steunt mijn fractie het beleid ten aanzien van GHB en ten aanzien van het THC-gehalte. Ik heb daarover een aantal vragen. Binnenkort behandelen wij in deze Kamer het wetsvoorstel dat erin voorziet dat voorbereidingshandelingen voor de beroepsmatige hennepteelt stevig strafbaar worden gesteld. Het uitgangspunt deelt de VVD-fractie, maar hoe gaat dat nu? Dit punt is al eerder aan de orde gesteld door mevrouw Kooiman; ik complimenteer haar op dat punt. Hoe gaat het nu als je als coffeeshophouder het THC-gehalte wilt vaststellen van de drugs die je van plan bent te verkopen? Wie gaat dat dan controleren? Mevrouw Kooiman is niet helemaal op de hoogte van het feit dat er wel degelijk apparatuur bestaat om dat simpelweg te controleren.
Het probleem is een beetje, als je dit levert, dat het wel eens onder de strafbaarheidsbepaling van het nieuwe wetsvoorstel zou kunnen vallen. Daar is misschien heel veel voor te zeggen, maar als wij aan de ene kant vinden dat de coffeeshophouder iets moet naleven, dan moeten wij aan de andere kant hen ook in staat stellen om dat te doen.
Het tweede punt betreft natuurlijk GHB. Dat is door een van de eerdere sprekers naar voren gebracht, ik dacht mevrouw Bouwmeester. Zij riep hier vrij enthousiast: als je een gootsteenontstopper en graffitiverwijderaar bij elkaar mengt en dat opdrinkt … Ik moet er niet moet aan denken. Het enthousiasme van mevrouw Bouwmeester over deze twee producten deelt de VVD-fractie geenszins. Ik zeg er wel bij dat het een punt is dat die twee misschien in het gootsteenkastje van mevrouw Bouwmeester staan — bij mij niet, maar bij haar misschien wel — en dat de interessante vraag natuurlijk is hoe je het verbod op GHB handhaaft. Wanneer komt de politie bij mevrouw Bouwmeester in huis in de keuken, als zij op het punt staat om op te drinken wat zij net heeft gemengd, om haar daarvan te weerhouden? Overigens zou ik haar willen meegeven, en ik hoop dat zij dat ook bevestigt, dat het heel onverstandig is om dat te drinken.
De voorzitter:
Ziet u wat er gebeurt? Nu wil de heer Van der Ham een vraag stellen.
De heer Van der Ham (D66):
Wat hebt u toch een grote mensenkennis, voorzitter. Ik eer en bewonder u daarom.
De heer Van der Steur heeft goed naar de lijst van Garritsen en Van de Donk gekeken. Wij hebben ook een lijst gekregen van het RIVM, waarin staat wat nu precies de gevaren van drugs zijn. Die drie moet je een beetje mixen en dan kun je je een oordeel vormen. De heer Van der Steur heeft het over een aantal drugs die wij kennen, maar er staat bijvoorbeeld een drug op als xtc. Daarover wordt een heel ander oordeel gegeven, bijvoorbeeld ook door internationale onderzoekers die wij tijdens de hoorzitting hebben gesproken. In hoeverre is de heer Van der Steur bereid om nuchter te bezien of het wel terecht is dat er bepaalde middelen bij harddrugs staan, ook gelet op de mate waarin zij nu worden gebruikt? Het hoeft niet morgen.
De heer Van der Steur (VVD):
Ik denk dat het antwoord op die vraag eenvoudig is. De VVD-fractie is daartoe altijd bereid. Ik verkondig nu alvast dat wij ten aanzien van het gebruik van hard- en softdrugs een heel ander beleid hebben dan de heer Van der Ham eerder in een interruptie heeft laten blijken. Wij zijn daar nuchter in. Als er een product op lijst I zou staan waarvan onomstotelijk wetenschappelijk wordt vastgesteld dat het er ten onrechte op staat, dan moeten wij het debat daarover hier in de Kamer voeren. Overigens zeg ik op voorhand alvast tegen de heer Van der Ham wat betreft xtc dat de VVD-fractie, gegeven wat wij daarvan weten en de discussies die wij daarover hier in de Kamer al hebben gevoerd met deze minister van Veiligheid en Justitie, niet één, twee, drie herkent dat xtc een softdrug zou zijn waaraan geen risico’s verbonden zijn en die mensen dus veilig kunnen gebruiken. Dat is, gelet op het aantal doden dat daardoor gevallen is, niet het geval.
De heer Van der Ham (D66):
Ik bepleit ook niet om xtc morgen te legaliseren, ook al zou dat wel heel goed zijn, alleen al omdat wij in een internationale context zitten. Ik spreek nu vanuit de gezondheidsschade. Als je ziet wat er de afgelopen jaren aan voorlichting is gedaan en wat er op de dansvloer gebeurt, dan is er een grote mate van regulering opgetreden, in de zin van hoe mensen het gebruiken. Natuurlijk zijn er nog wel eens mensen die er helemaal van uit hun dak gaan en natuurlijk gaan er dingen fout. Maar als je het vergelijkt met bijvoorbeeld heroïne, om een andere drug te noemen, dan staat het daarmee niet in verhouding. Ik hoop echt dat de heer Van der Steur niet alleen kijkt naar wat er inmiddels aan praktijk gegroeid is, maar dat hij ook beziet, juist met het oog op nieuwe drugs, hoe die praktijk heeft kunnen ontstaan, juist ook door het verbod.
De heer Van der Steur (VVD):
Laat ik allereerst vaststellen dat het juist is dat de heer Van der Ham vermoedelijk meer ervaring heeft dan ik met wat er op de dansvloer gebeurt. Daarin moet ik in hem onmiddellijk mijn meerdere erkennen. Het punt waar het om gaat, is: wat doet xtc met iemand die dit regelmatig gebruikt en er last van heeft? Het antwoord daarop is: het is levensgevaarlijk. Dit debat hebben wij het afgelopen jaar meermalen aan de orde gehad, onder andere via mijn mondelinge vragen. Het is interessant wat de heer Van der Ham al het hele debat doet, namelijk zeggen dat heroïne nog veel gevaarlijker is. Ook op dat punt zijn de heer Van der Ham en ik het volledig met elkaar eens. Ik ben ook ontzettend blij dat heroïne nauwelijks meer wordt gebruikt. Ik ben erg bezorgd dat de prijs van heroïne als gevolg daarvan zo laag geworden is dat het risico bestaat dat het weer opnieuw gebruikt gaat worden, omdat het zo laagdrempelig is.
Dat zou een drama zijn voor de samenleving. Dat is een reden waarom wij het beleid ten aanzien van heroïne moeten voortzetten. Ik zie geen enkele reden om het beleid van deze regering ten aanzien van xtc te veranderen, omdat er misschien een verschil in gradaties is tussen heroïne en xtc. Het verschil tussen xtc en bijvoorbeeld een rolletje drop is nog steeds structureel.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
De heer Van der Steur had het net heel grappig over GHB en het voorbeeld dat ik gebruikt heb. Ik vind het erg jammer dat hij zo’n serieus probleem met een grapje probeert weg te zetten, in de trant van: een verbodje en het is afgelopen. Wij hebben het kabinet al meerdere malen gevraagd om met meer te komen dan met een verbod alleen, want dat kan niet. Zorg dat mensen het niet gaan gebruiken! Het is echt heel erg ingewikkeld. Het enige wat de heer Van der Steur doet, is daarover lachen. Nog nooit hebben wij steun gehad van de VVD om iets aan preventie te doen. Ik wil graag weten hoe de VVD-fractie hierover denkt.
De heer Van der Steur (VVD):
Ik zal het onderwerp preventie verderop in mijn betoog nog aan de orde stellen. Mijn reactie op de opmerking van mevrouw Bouwmeester kwam door haar suggestie dat GHB eigenlijk maar een vrij ongevaarlijk goedje is en dat het allemaal niet zo erg is. Ik ben het ook fundamenteel oneens — dat is een structureel debat tussen de PvdA-fractie en de VVD-fractie — dat er voor alles wat onverstandig is een overheidsbeleid moet worden gevoerd, om ervoor te zorgen dat mensen het niet doen. Daar hebben we de eigen verantwoordelijkheid van mensen voor, een goed liberaal uitgangspunt. Dat wil niet zeggen dat de VVD-fractie zegt: je moet geen enkele vorm van voorlichting en geen preventiebeleid voeren. Dat heb ik nooit gezegd en dat zal ik ook nooit zeggen.
Het is een beetje flauw van mevrouw Bouwmeester om nu te doen alsof het allemaal grappig was gegaan. GHB is een zeer gevaarlijke drug en het is ongelofelijk onverstandig om er gebruik van te maken. De VVD-fractie ondersteunt dan ook volledig het beleid om GHB een harddrug te laten zijn.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Het antwoord van de VVD-fractie is eigenlijk alleen nog maar veel erger. Wat ik probeerde aan te geven, is dat je het kunt verbieden tot in de hemel: mensen kunnen het met een paar producten uit het gootsteenkastje gewoon zelf maken. Een verbod is dus wederom een lege huls die lekker, leuk en stoer klinkt, maar die het probleem niet oplost. Als de VVD-fractie het probleem serieus neemt, dan stopt zij met de bezuinigingen op de zorg en zorgt zij ervoor dat mensen de nodige hulp kunnen krijgen om ervan af te blijven. Anders is het wederom een lege huls op de voorpagina van de Telegraaf.
De heer Van der Steur (VVD):
Over de voorpagina van de Telegraaf komen we zo nog te spreken. Ik moet mevrouw Bouwmeester op dit punt echt serieus en ernstig toespreken. Dat wil zij graag en dat ga ik ook doen. Het idee dat het probleem van GHB bestaat uit het feit dat je het zelf kunt maken, is echt idioot. Waarom is dat idee idioot? Omdat GHB een drug is die ruimschoots verkrijgbaar is op de dansvloeren waar de heer Van der Ham het zojuist over had. Als het probleem was dat er ergens in Nederland her en der wat in de gootsteen wordt gerommeld om GHB te maken, dan hadden we het probleem niet. We hebben het verbod op GHB nodig om effectief beleid te kunnen voeren, juist op de plekken waar het wordt gebruikt, namelijk op de feesten, op allerlei bijeenkomsten waar helaas met name jongeren zijn, die dit product gebruiken, omdat het kennelijk goedkoop is en ten onrechte een positieve uitstraling heeft. Dat is de reden waarom we dat verbod nodig hebben. We hebben het niet nodig, omdat GHB toevallig zo makkelijk gemaakt kan worden — ik heb daar wel een vraag over gesteld, breng ik in herinnering — maar we hebben het nodig, omdat we zien dat mensen er heel ernstig verslaafd aan raken en dat ze hun leven kapotmaken met het gebruik van GHB. Dat rechtvaardigt dat GHB een harddrug wordt.
Ik ga verder met mijn betoog en reageer nog even op de opmerking die mevrouw Bouwmeester maakte over qat. Ik zal proberen om het even uit te leggen. Qat is een drug waarvan naar schatting 20.000 kg per week door de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen wordt ingevoerd, omdat Nederland op het vasteland van Europa ligt en wij de grote exporteur zijn. Het is jammer dat mevrouw Bouwmeester de zaal verlaat, net nu ik probeer haar iets uit te leggen over qat wat zij niet begrepen had, blijkens haar eerdere inbreng. Maar dat geeft niet, ik leg het toch gewoon uit. 20.000 kg wordt in Nederland geïmporteerd. Dat wordt vervolgens vanuit Uithoorn over heel Europa verspreid. Mevrouw Bouwmeester zegt: wat is er het probleem mee dat een aantal mensen die in Nederland wonen en Somalisch zijn, dat product gebruiken? Ik kan u verzekeren, voorzitter, dat die mensen het niet voor elkaar krijgen om binnen de drie dagen dat qat goed blijft, 20.000 kg ervan te verkauwen. Dat denkt mevrouw Bouwmeester, maar dat is niet het geval. Zo is ook de gemeente Tilburg dolblij met het beleid van dit kabinet, omdat ze daar enorme overlast ervaren door het gebruik van qat. De heer Van der Ham bevestigde dat ook al eerder in dit debat.
Wat wij willen, is dat Nederland niet langer de exporteur is van qat naar de rest van Europa. Daar is het — ook dat vergeet mevrouw Bouwmeester — namelijk gewoon verboden. Het kan ook heel makkelijk. Als we het verbieden — de heer Çörüz en ik hebben daar samen al eerder voor gepleit — kan het niet meer worden ingevlogen. Qat blijft maar drie dagen goed. Daarmee zijn wij dus van de ellende af.
De heer Van der Ham (D66):
Even los van het internationale aspect, want dat is een ingewikkelde kwestie. Laten wij even puur naar de overlast kijken. Vindt de heer Van der Steur, met D66, dat wij dit soort gevallen — ook als het niet qat is uit het buitenland, maar een andere drug die in Nederland wordt geteeld op een of andere akker — veel eerder in de smiezen moeten hebben zodat wij het kunnen reguleren, zodat in elk geval die overlast niet kan ontstaan en ook dat verslavingsprobleem niet onder de radar van bijvoorbeeld de hulpverlening kan ontstaan? Is hij met mij van mening dat wij daar in ons systeem eigenlijk geen goed instrument voor hebben?
De heer Van der Steur (VVD):
Wat betreft dat eerder in de smiezen hebben, het volgende. Waarom spreken wij over GHB en xtc? Dat is omdat wij precies weten wat die drugs doen. Waarom praten wij over designerdrugs? Dat is omdat wij precies zien en precies weten, dankzij instituten als het Trimbos Instituut, wat er allemaal gebeurt. Ik herken mij dus niet in het beeld van de heer Van der Ham dat wij dat niet weten. Ik denk dat ik precies weet wat er aan de hand is. Daar heb ik een enorme stapel rapporten over op tafel liggen, die ik allemaal heb gelezen.
De heer Van der Ham (D66):
Die hebben wij ook gelezen. Ook ik zie veel van wat er gebeurt. Het probleem is dat het in ons systeem eigenlijk hollen of stilstaan is. Het is of stilstaan — wij doen er niets aan, het zit in geen enkel systeem — of wij gaan naar een verbod. Ik heb een vraag aan mijn liberale collega, de heer Van der Steur. Wij moeten toch alleen maar dingen verbieden als wij alle andere opties die er zijn, zoals regulering, hebben beproefd? Dat is toch het elementaire idee van vrijheid, waar toch ook de VVD-fractie voor zou moeten staan? Als blijkt dat het niet werkt, kun je altijd nog naar een verbod gaan. Bij heel veel van die zaken hebben wij niet eens geprobeerd om het goed te reguleren.
De heer Van der Steur (VVD):
Ik herken mij niet in het beeld van het liberalisme als zou je moeten doorexperimenteren tegen beter weten in. Dat is wat de heer Van der Ham, in elk geval wat mij betreft, zegt. Ik hoor hem zeggen dat het flauw is wat ik zeg, maar dat is het niet. Wij weten precies wat er aan de hand is met soft- en harddrugs. Wij weten precies — de heer Van der Ham weet dat ook — dat het THC-gehalte in softdrugs gigantisch is toegenomen. Wij weten allemaal dat de gezondheidsproblemen bij met name jongeren die wiet en hasj gebruiken enorm zijn toegenomen. Dat weten wij allemaal en wij nemen daar adequate maatregelen tegen. In dit geval doen wij dat nog, zo is de VVD-fractie van mening, binnen het kader van het gedoogbeleid zoals wij dat hebben.
De heer Van der Ham (D66):
Voorzitter, ik krijg geen antwoord op mijn vraag. Ik heb een heel andere vraag gesteld.
De voorzitter:
U hebt een interruptie in twee keer, mijnheer Van der Ham. De heer Van der Steur heeft zijn antwoord gegeven. Dat bevalt u niet, maar daar kan ik verder niets aan doen.
De heer Dibi (GroenLinks):
Ik ga het toch ook maar even proberen. Ik vraag de heer Van der Steur om te kijken naar bijvoorbeeld islamitische landen of een land als Amerika. Daar is het beleid tegen drugs keihard. De straffen zijn zeer hoog en het taboe is enorm. De verboden zijn alom aanwezig. Toch is het drugsgebruik in die landen veel hoger dan hier. Welke les trekt de heer Van der Steur daaruit?
De heer Van der Steur (VVD):
Daar trek ik de les uit dat het gedoogbeleid, waar de VVD-fractie voorstander van is, terecht wordt voortgezet.
De heer Dibi (GroenLinks):
Ja, maar het gedoogbeleid wordt voortgezet met een nieuwe wereldvreemde wietpas en met allerlei verboden, zoals ook de heer Van der Steur vandaag heeft voorgesteld, waardoor allerlei nieuwe vormen van drugs gecriminaliseerd worden die vervolgens ergens anders toch wel weer te verkrijgen zijn. Het gedoogbeleid wordt dus wel voortgezet, zoals de heer Van der Steur zegt. De VVD heeft daarvoor gevochten, schijnt het, tegen de zin in van het CDA en andere partijen. Wij krijgen nu echter dezelfde situatie als de landen die verboden hebben, namelijk een groter drugsgebruik.
De heer Van der Steur (VVD):
Ook de heer Dibi weet dat uit de cijfers blijkt dat wij met het gedoogbeleid een heel groot probleem hebben gecreëerd, namelijk dat het drugsgebruik onder jongeren in Nederland hoger is dan in de ons omringende landen in Europa waar men een stringenter beleid heeft. Ik verwijs even naar de stukken die er liggen.
De heer Dibi (GroenLinks):
De heer Van der Steur kan geen land noemen.
De heer Van der Steur (VVD):
Ik kan heel veel landen noemen, namelijk Frankrijk, Duitsland, België en Engeland. Heel simpel. Per saldo is het drugsgebruik lager. Het drugsgebruik onder jongeren — dat is de rechtvaardiging voor het gedoogbeleid — in Nederland is hoger dan in de ons omringende landen. Dat is helaas een feit, waar ik overigens graag verandering in zou willen brengen. Dat lukt niet, maar ik ga wel een deel ervan oplossen. Dat is de reden waarom dit kabinet met een strenger beleid komt en met betere voorwaarden. Dat doen wij juist omdat wij op dat punt een slag willen maken.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
De heer Van der Steur deed heel grappig alsof wij qat helemaal geen probleem vinden. Het verschil tussen de VVD en de PvdA is dat de PvdA voor een realistisch beleid is. De PvdA heeft altijd gezegd, over de growshop, over qat, over nog een aantal andere onderwerpen, dat er moet worden gereguleerd en gecontroleerd. Hier heb je regels, voorwaarden en capaciteit voor nodig. Dit laatste verwijst weer naar de agenten die de VVD niet heeft. Dat is dus weer een lege huls. Ik vind het jammer dat de VVD zegt dat de PvdA het niet belangrijk vindt, want de PvdA heeft een echte oplossing en de VVD niet.
De heer Van der Steur (VVD):
Dan zouden mevrouw Bouwmeester en ik de eerder gevoerde discussie moeten herhalen. Mevrouw Bouwmeester heeft op geen enkele manier aangegeven hoe zij de export van 20.000 kilo qat uit Nederland gaat tegenhouden. Ze had hier geen idee van en wist geloof ik niet dat het plaatsvond. Ik heb er niets over gehoord. De VVD heeft daar een simpele oplossing voor. De VVD vindt het onacceptabel dat Nederland als een soort uitdeelbasis voor qat in Europa fungeert. Daar heeft de VVD een duidelijk en eenvoudig beleid voor bedacht: doordat het in Nederland verboden wordt, kan het niet meer worden ingevlogen en is het qatprobleem van de ene op de andere dag verleden tijd. Dat is dan effectief reguleren. Het controleren is vervolgens vrij eenvoudig.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Was het maar zo makkelijk, dan was het probleem allang opgelost. Maar dat is niet zo. De vraag die ik stel, is waarom de VVD de PvdA niet steunt bij het reguleren en waarom de VVD — als dan toch alles verboden gaat worden — er geen mensen bijlevert. Er is immers gewoon veel te weinig handhavingscapaciteit. Om te voorkomen dat de heer Van der Steur geen antwoord geeft, ga ik het heel concreet formuleren. Hoeveel agenten komen erbij om het verbod van de VVD te handhaven?
De heer Van der Steur (VVD):
Het wordt een beetje pijnlijk en ook vervelend. Ik neem aan dat we het nog steeds over qat hebben. Qat wordt via Schiphol geïmporteerd door middel van een aantal vliegtuigen van een overigens Nederlandse vliegtuigmaatschappij, die met name vanuit Kenia naar Schiphol vliegen. Deze vliegtuigen importeren per week 20.000 kilo van dat spul in Nederland. Dat is het feit. Deze luchtvaartmaatschappijen kunnen dat niet meer doen als qat in Nederland illegaal is, want dan is het importeren een strafbaar feit. Ik herhaal nog even dat qat drie dagen houdbaar is. Het moet dus met een vliegtuig naar Nederland worden gevlogen om het vanuit Nederland verder te verspreiden. Als het middel verboden is, komt het niet meer naar Nederland en is het probleem opgelost. Daar heb ik niet één agent voor nodig, want we hebben op Schiphol al de douane en de Koninklijke Marechaussee. Er is geen Nederlandse luchtvaartmaatschappij die bereid is een illegale drug naar Nederland te importeren met het risico dat daarmee een strafbaar feit wordt gepleegd.
De voorzitter:
De heer Van der Steur vervolgt zijn betoog.
De heer Van der Steur (VVD):
Ik ben gekomen bij het gedoogbeleid onder de strikte voorwaarden. Een van de punten die daarbinnen wordt geregeld, is de clubpas. Ik heb al uitgebreid uitgelegd, onder andere in een reactie op een interruptie van collega Dibi, waarom de VVD hier een voorstander van is. De VVD wil dat er een einde wordt gemaakt aan het drugstoerisme en aan de overlast die door dit drugstoerisme wordt veroorzaakt. Het mooie hieraan is dat het ook heel goed klopt met het oorspronkelijke doel van het gedoogbeleid, namelijk de volksgezondheid in Nederland vormgeven. Nederland heeft geen verantwoordelijkheid voor de volksgezondheid in België, Duitsland en Frankrijk, want die is een zaak van die landen. Ik zie niet in waarom Nederland eraan mee moet werken om de volksgezondheid in die landen in gevaar te brengen.
Dat doen wij dus met die clubpas ook niet meer.
Ik merk ook op dat de grens van 350 meter en de andere punten die het kabinet voorstelt, door de VVD-fractie van harte worden gesteund. Ik heb dat al gezegd. Ik heb daarover twee vragen. De eerste is de vraag over de rol van de Bibob-wetgeving bij coffeeshophouders. De VVD-fractie meent te weten dat nog niet overal coffeeshophouders langs de Bibob-meetlat worden gelegd. Ik zeg dit precies zoals ik het bedoel, want ik weet dit niet helemaal zeker. Ik vraag de minister of hij het wenselijk vindt en of het haalbaar is dat coffeeshophouders worden gecontroleerd door middel van de Wet Bibob. Met de Wet Bibob kan worden gecontroleerd of de coffeeshophouder onderdeel is van een criminele organisatie.
De tweede vraag gaat over de kwaliteit van de ondernemers die coffeeshophouder zijn. Ik heb het genoegen gehad om in de afgelopen twee jaar meer coffeeshops te bezoeken dan menselijkerwijs een gebruiker volgens mij zou kunnen bezoeken. Ik had die ervaring nog niet voordat ik Kamerlid werd, zeg ik nog maar eens. Ik heb duidelijk gezien dat er twee soorten ondernemers zijn onder de coffeeshophouders. Je hebt de zeer professionele ondernemers. Ik noemde die in Maastricht al, maar ik noem ook de ondernemer in Eindhoven en de ondernemer van de coffeeshop die ik in Tilburg heb bezocht. Ik heb verder recentelijk een e-mail gekregen over het systeem dat men in Kampen toevoegt. Ik ben ook in Lelystad geweest. Ik heb gezien dat het hierbij om ondernemers gaat die op zeer professionele wijze de criteria uitvoeren die wij hebben gesteld. Zij leiden hun personeel op en zij vragen eigenlijk ook om certificering. Bij deze ondernemers is in geen enkele mate sprake van strijd met wat wij met elkaar hebben afgesproken. Dat is dus de groep van professionele ondernemers.
Er is echter ook een tweede groep, die ik ook heb bezocht. Daar wordt gewoon gerookt, er wordt niet of nauwelijks gecontroleerd op legitimatie en er wordt geen administratie bijgehouden van het aantal gram dat iemand er per dag komt halen. Zelfs wordt daar — met name in Amsterdam is dat het geval — ook alcohol geschonken en gebruikt. Dat is allemaal in strijd met de afspraken. Ik vraag beide ministers of zij het met mij eens zijn over het volgende. Als wij het gedoogbeleid succesvol willen laten zijn en als wij het in stand houden, iets waarover in deze Kamer heel verschillend wordt gedacht, moeten wij op zijn minst eisen dat de ondernemers van de eerste categorie zijn. Wij moeten alleen ondernemers willen hebben die hun vak en de risico’s die daarmee samenhangen, serieus nemen en die hun verantwoordelijkheid, ook voor de overlast die zij eventueel veroorzaken en voor eventuele risico’s van criminaliteit, volledig serieus nemen. Op dat punt wil ik graag een antwoord van de minister.
De heer Van der Ham (D66):
Ik ben het helemaal eens met dit pleidooi. Wij moeten naar een grote professionaliseringsslag voor de cannabisondernemers. Nogmaals, er zijn er ook heel veel goede. De heer Van der Steur sprak over Amsterdam en daarvoor had hij het over jongeren, coffeeshops, aantallen meters afstand en dat soort zaken. Hij kan niet echt bewijs aanvoeren dat daarbij zo veel misgaat. Sterker nog, in Amsterdam is een aantal jaar geleden — het gebeurt elk jaar — onderzoek gedaan naar de aantallen mensen onder de achttien jaar die worden aangetroffen in de coffeeshops. Daarbij ging het om een handjevol, echt acht, in een heel jaar op alle coffeeshops daar. Die coffeeshops zijn daar terecht direct voor gestraft. Dat aantal is dus niets, zeker in vergelijking met bijvoorbeeld supermarkten en caféhouders. De heer Van der Steur kan dus niet hard maken — het is namelijk gewoon niet zo — dat coffeeshops massaal verkopen aan mensen onder de achttien jaar. Dat gebeurt namelijk op straat. De heer Van der Steur legt de link met coffeeshops en afstandscriteria, maar dat de coffeeshops hierin een zo grote rol spelen, kan hij niet bewijzen. Op andere punten ben ik het helemaal met hem eens.
De heer Van der Steur (VVD):
Dat ben ik volledig met de heer Van der Ham eens. Ik heb het ook niet gezegd. Ik heb vastgesteld dat de houders van de coffeeshops die ik heb bezocht — ik kan niet over alle coffeeshops in Nederland spreken, maar als de heer Van der Ham mij nog twee jaar geeft met dit kabinet, beloof ik hem dat ik nog een grote inhaalslag zal maken — zich voor zover ik het heb kunnen zien, zeer verantwoordelijk gedragen. Dat kan ook niet anders, want één keer een fout maken, betekent einde oefening. Zij hebben er dus alle belang bij om daar professioneel mee om te gaan. Ik ben het dus volledig met de heer Van der Ham eens. Achttienjarigen kunnen bij het huidige beleid echter wel producten krijgen in coffeeshops, en zelfs vrij veel. Vijf gram is, naar ik mij heb laten vertellen, vrij veel softdrugs voor een avondje plezier; dat krijg je niet voor elkaar, zo heb ik me laten uitleggen. Zij kunnen een deel daarvan doorverkopen aan hun jongere vrienden. Dat gebeurt niet in coffeeshops, maar het gebeurt natuurlijk wel.
De heer Van der Ham (D66):
Dat is dan het bewijs dat een afstandscriterium niet werkt en dus ook niet nodig is. Met name steden worden in een onmogelijke positie gebracht als zij dat moeten organiseren. Er zijn ook steden die het anders hebben geregeld en waar wordt gezegd dat men wat minder wiet moet verkopen. Dat is ook een mogelijkheid. Ook kunnen er afspraken worden gemaakt met scholen om ervoor te zorgen dat, zoals het in Amsterdam gebeurt, ook jongeren boven de achttien niet bijvoorbeeld in The Bulldog kunnen kopen. De afstandscriteria die de heer Van der Steur graag wil, zullen daarbij echter niet helpen. Die zijn helemaal niet nodig. Waarom is de heer Van der Steur daar dan toch zo’n voorstander van?
De heer Van der Steur (VVD):
De heer Van der Ham en ik verschillen van mening als het gaat om de vraag waarom wij de 350 metergrens zo belangrijk vinden. Wij denken niet dat iemand onder de achttien jaar die in een bepaalde coffeeshop terecht zou kunnen, niet bereid zou zijn om in plaats van 250 meter 350 meter te fietsen. Dat is dus niet de reden. Het gaat erom dat jongeren op een school niet voortdurend worden geconfronteerd met de aanwezigheid van een coffeeshop in de nabijheid van de school. Daarvan kan ik mij voorstellen dat de heer Van der Ham zegt: dat zal allemaal wel meevallen. Dat geloof ik onmiddellijk. Dan moet hij mij echter de gelegenheid geven en in staat stellen om te zeggen dat ik het, samen met de regeringspartij CDA en de gedoogpartner PVV, belangrijk vind om die afspraak wel te maken en die ook na te komen. Dan zijn wij het oneens over de mogelijke effectiviteit daarvan. Tegelijkertijd zijn wij het erover eens dat dit in ieder geval niet betekent dat de verkoop aan jongeren onder de achttien jaar in de coffeeshop zal plaatsvinden. Wij zijn het er inderdaad over eens dat dit, als het goed is, niet plaatsvindt.
Ik kom op het onderwerp hasj. De VVD-fractie stelt voor om de gedoogde verkoop van hasj in de Nederlandse coffeeshops te beëindigen. Dat kan op een eenvoudige manier, zo stellen wij ons voor. Ik ben benieuwd of de minister het met ons eens is. Dit kan door in de AHOJG-criteria op te nemen dat niet alleen geen harddrugs en alcohol mogen worden verkocht, maar ook geen hasj. Dat is een reden om de coffeeshops te sluiten. Het is algemeen bekend dat hasj in het buitenland geproduceerd wordt, met name in Afghanistan, Marokko, Libanon, Pakistan en India. Hasj kan alleen maar naar Nederland komen onder invloed van de georganiseerde criminele organisaties. Die organisaties helpen wij te financieren door een deel van hun productie gedoogd in Nederlandse coffeeshops te laten verkopen. Daar komt bij dat wij enorm investeren in douane, marechaussee, politie, justitie en de havenpolitie in Rotterdam om er alles aan te doen om hasj uit het buitenland tegen te houden. Als het de criminelen gelukt is om de hasj over de grens te krijgen, dan helpen wij ze aan omzet om nog verfijnder methoden te verzinnen om dat spul hier binnen te krijgen. Dat wil de VVD-fractie niet langer voor haar rekening nemen. Ik vind het buitengewoon plezierig dat de collega’s van CDA en PVV dit voorstel steunen. Ik verwacht dat de heer Van der Ham dat ook zal doen. In zijn bijdrage heeft hij letterlijk gezegd: “wij willen geen criminelen aan geld helpen om misdadige dingen te doen”. Dat is precies de kern van mijn betoog om niet langer hasj in Nederlandse coffeeshops te verkopen. Ik vraag de heer Van der Ham dan ook of ik op dit punt op zijn steun mag rekenen.
De voorzitter:
De heer Van der Ham denkt daar nog even over na. De heer Dibi was eerder bij de interruptiemicrofoon.
De heer Van der Steur (VVD):
Dan stel ik die vraag ook aan de heer Dibi.
De heer Dibi (GroenLinks):
Onder meer VVD-lid Martijn Jonk vraagt zich af of dit een 1 aprilgrap was, maar dan een maand te vroeg. Ik heb hetzelfde gevoel over het voorgestelde hasjverbod. Ik heb twee vragen over de wietsharia die de heer Van der Steur vandaag introduceert. Wanneer komt hij met het verbod op slecht weer? Hoeveel agenten worden hiervoor vrijgemaakt? Wij gaan de hasj tegenhouden bij de grens. In Nederland kan je ook hasj maken. Wie gaat dat controleren en hoeveel mensen gaan dat doen?
De heer Van der Steur (VVD):
De grappen die de heer Dibi debiteert, laat ik voor zijn rekening. Hij gebruikte de term wietsharia. Het gaat niet over wiet maar over hasj. Ik heb het ook niet over een sharia. Over het algemeen heeft de PVV het daarover. Ik heb het gewoon over het verbieden van de gedoogde verkoop van hasj, dan weten wij waar wij het over hebben. Ik zal de bal ook niet terugkaatsen door te zeggen dat de heer Dibi vanmorgen nog champagne zat te drinken met drugsdealers. Dat verlaagt het debat tot een niveau dat ik niet wil.
Waar gaat het dan wel om? Wij houden dit product tegen aan de grens want hasj is al illegaal. Wij werken er al jarenlang met man en macht aan dat hasj niet in Nederland kan binnenkomen. Technisch is het mogelijk om in Nederland hasj te maken, maar het gebeurt nauwelijks. De commissie-Van de Donk stelt heel helder in haar rapport dat hasj uit het buitenland komt. Zij stelt daarnaast dat hasj een veel te hoog THC-gehalte heeft, maar dat weet de heer Dibi ook.
Wie gaat dat nu controleren? Het aardige is dat de coffeeshops al gecontroleerd worden op grond van de AHOJG-criteria. Er hoeft niet meer gecontroleerd te worden. Er moet niet gekeken worden naar het aantal gram dat een shop in voorraad heeft en of er harddrugs worden verkocht of dat er een poster buiten hangt, maar er moet ook worden gekeken of er hasj wordt verkocht. Dat is vrij eenvoudig en daarvoor is geen enkele extra capaciteit nodig. Ik heb niet gehoord dat de heer Dibi het voorstel steunt, maar ik reken op de steun van de heer Van der Ham.
De voorzitter:
Mijnheer Van der Steur, ik vraag u om iets korter te antwoorden. U maakte zich zopas zorgen over de orde van de vergadering. Ik vraag u nu om iets compacter te zijn in uw antwoorden.
De heer Dibi (GroenLinks):
Ik heb geen antwoord gekregen op de vraag wanneer de heer Van der Steur met het verbod op slecht weer komt. Wanneer kunnen we dat tegemoet zien?
Mijn tweede vraag betreft de drugssharia van de VVD, want het gaat inderdaad om veel meer dan alleen maar cannabis. Wie gaan het controleren? De heer Van der Steur kan wel zeggen dat het allemaal al gecontroleerd wordt, maar je moet een verbod wel kunnen handhaven. Dat gebeurt nu niet.
De heer Van der Steur (VVD):
Op beide vragen en opmerkingen heb ik al antwoord gegeven. Als de heer Dibi een initiatiefwetsvoorstel wil doen voor een verbod op slecht weer, dan denk ik dat ik dat niet door mijn fractie krijg, maar ik wil het wel voor hem proberen, als hij het zo belangrijk vindt dat we daar iets aan doen.
De heer Van der Ham (D66):
Ik wil er wel wat serieuzer op ingaan.
De heer Van der Steur (VVD):
Dat lijkt mij prettig.
De heer Van der Ham (D66):
Op zichzelf deel ik met de heer Van der Steur namelijk de wens dat alles wat in de coffeeshop wordt verkocht, niet op de een of andere manier daar is gekomen via criminele organisaties. Hasj komt inderdaad uit andere landen. We weten niet precies waar dat vandaan komt. Het geld dat de handel in hasj oplevert, zal ongetwijfeld op een verkeerde plek terechtkomen. Dat geldt trouwens ook voor alle wiet die er is, want het is allemaal illegaal.
Ik heb twee vragen aan de heer Van der Steur. Mag Nederlandse hasj wel? Er is namelijk Nederlandse hasj. Dat kun je gewoon zelf maken. Wil de heer Van der Steur net zoals D66 uiteindelijk toe naar een volledig gereguleerde wietteelt, dus ook hasjteelt, in de coffeeshops, zodat we van de hele ellende af zijn? Als we dat resultaat vandaag hebben, zou dat fantastisch zijn.
De heer Van der Steur (VVD):
Dat resultaat zou dan meteen een standpunt van de VVD-fractie zijn dat in strijd is met het regeerakkoord en met het kabinetsbeleid. Dat moet de heer Van der Ham natuurlijk niet van mij vragen.
Mag Nederlandse hasj wel? Stel dat mijn antwoord op deze vraag ja zou zijn, dan heet vanaf morgenochtend alle hasj die in de Nederlandse coffeeshops wordt verkocht, opeens Nederlandse hasj. Dat is het effect. Met andere woorden, is het een realistisch voorstel dat Nederlandse hasj wel zou mogen? Mijn antwoord daarop is nee. Hasj wordt verboden, of het nou Nederlandse hasj is of buitenlandse hasj. Je moet daar wel simpel en pragmatisch in zijn: hasj wordt verboden. Misschien is het een goed om aan de minister te vragen wat hij ervan vindt. De commissie-Van de Donk is er heel helder over dat nagenoeg alle hasj buitenlands is, omdat het procédé in Nederland niet mogelijk is. De oorzaak hiervan is overigens het slechte weer, zeg ik tegen de heer Dibi.
Ga ik mee in het voorstel van de heer Van der Ham en een aantal andere partijen om in strijd met alle internationale verdragen die wij hebben gesloten, de wietteelt te reguleren? Mijn antwoord daarop is nee. Dat staat niet in het verkiezingsprogramma van de VVD. Het staat niet in dit kabinetsbeleid. Dat zal ik dan ook niet doen.
De heer Van der Ham (D66):
Dat is toch een heel merkwaardig antwoord, want er is Nederlandse hasj. Het is interessant als we kunnen aantonen dat daar een onderscheid in te maken is. Ik zou weleens willen weten van de minister of dat kan. Ik denk dat dat vrij moeilijk wordt. Maar alle wiet die er is, die in de coffeeshop ligt, is illegaal geteeld. Ik weet ook niet precies of dat uit Nederland komt. Misschien komt het wel uit Duitsland. Misschien is het wel over de grens met België geproduceerd. Dat weet de heer Van der Steur ook niet. Misschien zijn we daar wel buitenlandse organisaties aan het helpen.
De voorzitter:
En uw vraag is, mijnheer Van der Ham?
De heer Van der Ham (D66):
Dat onderscheid kan de heer Van der Steur met ander wiet ook niet maken. Dit is een hoofdlijnendebat over drugs. Ik vraag de heer Van der Steur om even verder te kijken dan alleen maar deze kabinetsperiode, want we kijken ook terug naar heel veel kabinetsperiodes eerder. Wat is uiteindelijk het einddoel van hem en de VVD? Wil hij uiteindelijk in zijn ideale wereld — die zetten we ook naar onze hand, want heel veel andere landen doen dat ook — naar gereguleerde teelt toe, want daarmee hebben we toch heel wat problemen opgelost?
De heer Van der Steur (VVD):
Het ideaaldoel van de VVD is het bestrijden van de internationale en nationale criminaliteit, het terugbrengen van het drugsbeleid naar de positie waarmee we destijds voor het gedoogbeleid hebben gekozen: kleinschalige coffeeshops die voor een kleine, interne markt cateren, voor mensen die daar plezier aan beleven, in het kader van de criteria zoals we die afspreken. Dat is de ambitie van de VVD. Het is niet de ambitie van de VVD om in strijd met internationale verdragen de wietteelt vanaf de kas te gaan reguleren in overheidshanden of hoe dan ook.
De heer Elissen (PVV):
Het is inderdaad een feit. We hebben niet alleen hasj uit Afghanistan of Marokko, maar ook nederhasj. Ik hoor de heer Van der Steur praten over internationale misdaadbestrijding. Bedoelt hij misschien te komen tot een aanscherping van de gedoogcriteria als het gaat om hasj die geïmporteerd wordt uit landen als Marokko en Afghanistan, om op die manier criminele organisaties niet verder te faciliteren maar in de wielen te rijden? Is dat wat hij bedoelt?
De heer Van der Steur (VVD):
Dat is in ieder geval het doel van mijn voorstel. ederhasj is er — dat weet ik — maar dat is een fractie van wat er in Nederland verkrijgbaar is. Het grootste deel — ik denk 99% — wordt internationaal verkregen. Als er een verschil te maken zou zijn, dan zou er een cocktailprikkertje met een Hollands vlaggetje in de ene hasj kunnen zitten en een prikkertje met een buitenlands vlaggetje in de andere. Maar dat is niet zo. Dat weet de heer Elissen ook. Als dat verschil te maken zou zijn, moet je daar misschien onderscheid in maken. Maar ik denk dat wij er realistisch in moeten zijn: als je ervoor kiest om hasj te verbieden, moet je hasj gewoon verbieden. Waar het dan vandaan komt, maakt niet uit.
De heer Elissen (PVV):
De realiteit is dat alles te maken is, vaak op een nog vrij eenvoudige wijze ook. Maar als de heer Van der Steur het gedoogbeleid wil aanscherpen in die zin dat hij alle drugs, in dit geval de hasj uit Verweggistanlanden, wil tegengaan, dan krijgt hij van harte steun van onze kant.
De heer Van der Steur (VVD):
Dat is het absolute doel van mijn voorstel. En ik stel de steun van de PVV-fractie bijzonder op prijs.
Mevrouw Kooiman (SP):
Als de heer Van der Steur op zijn werkbezoeken bij al die coffeeshops de vraag had gesteld of hasj ook in Nederland kan worden gemaakt, dan hadden ze mogelijk allemaal gezegd: ja hoor, dat is goed mogelijk, wij halen zelf ook Nederlandse hasj binnen. Dat hebben ze mij namelijk verteld. Skuf is bijvoorbeeld een welbekende hasjsoort die je hier in Nederland ook kunt maken. Er is een gemakkelijke oplossing: de achterdeur reguleren. Dan kun je namelijk controleren. De heer Van der Steur kan nu wel jaknikken, maar als je wilt weten wat voor handel je binnenhaalt, zul je de achterdeur toch moeten reguleren.
De heer Van der Steur (VVD):
Wij hebben al van mevrouw Kooiman gehoord dat haar grootste zorg de belastinginkomsten op softdrugs zijn. Ik heb al de suggestie gedaan dat je veel breder moet legaliseren en reguleren als je dat echt wilt. Maar ik begrijp inmiddels ook uit het nee-schuddende hoofd van mevrouw Kooiman dat ze daar niet voor is. Dat snap ik ook en dat ben ik met haar eens. Maar wij gaan dat niet op die manier doen. Wij maken een simpele keuze. Nederland draagt bij aan de financiering van internationale criminaliteit. Wij hebben het hier niet over hasj uit Afghanistan, Libanon, Marokko, India en Pakistan naar Nederland komt in een envelopje of met een roeibootje met iemand erin die dat voor zijn plezier doet. Er is sprake van grootschalige internationale criminaliteit. Dat is de grondslag voor het standpunt van de VVD. Als het feit dat je het onderscheid niet kunt maken, zou betekenen dat ook de Nederlandse hasj zou moeten worden verboden, zo zeg ik tegen mevrouw Kooiman, dan neemt de VVD-fractie die consequentie graag voor haar rekening.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik vind dit nogal flauw. Ik vind dit ook een beetje je ogen sluiten en een beetje verstoppertje spelen. Dat is de opstelling van de VVD-fractie hier. Als de heer Van der Steur goed naar mijn betoog had geluisterd, had hij kunnen horen dat ik juist de achterdeur wil reguleren, omdat ik mij zorgen maak. Als wij alles maar in het illegale circuit gooien, bijvoorbeeld de hasj, dan weten wij niet meer wat voor handel wij straks aan die 06-dealertjes en aan de jongeren geven. Dat is niet goed voor de volksgezondheid. Daar sluit de heer Van der Steur zijn ogen voor.
De heer Van der Steur (VVD):
Het is nooit de bedoeling geweest van welk beleid dan ook dat de overheid zou instaan voor de kwaliteit van drugs die men kan verkrijgen. Dat is de consequentie van wat mevrouw Kooiman zegt. Het doel van het gedoogbeleid is ervoor zorgen dat er geen overgang is naar harddrugs. Die is er voor een heel groot deel gelukkig ook niet. Het gedoogbeleid was er voorts om op kleinschalige wijze in de behoefte te voorzien die er op dat moment was aan een product overigens dat totaal anders is dan vandaag de dag. Dat is het uitgangspunt van het beleid waar de VVD-fractie met dit kabinet naartoe terug wil.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
De Partij van de Arbeid is het met de VVD eens dat wij alle criminelen uit de wereld willen helpen. Dat is de hele Tweede Kamer met de VVD eens. Maar vervolgens zegt de heer Van der Steur dat er een nieuw verbod aankomt. Mijn vraag is wederom: met hoeveel mensen gaat hij dat dan handhaven? Hoeveel extra mensen komen er? Of is het weer een lege huls?
De voorzitter:
Dat is een herhaling van zetten, maar ik sta dat nu nog even toe. Ik hoop op een kort antwoord. Ik ben benieuwd of dat gaat lukken.
De heer Van der Steur (VVD):
Ik verwijs terug naar de Handelingen voor de beantwoording op de eerdere vragen van mevrouw Bouwmeester, die letterlijk hetzelfde waren, en op die van de heer Dibi.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Voorzitter …
De voorzitter:
Mevrouw Bouwmeester, u hebt die vraag al eerder gesteld. Een korte vervolgvraag dan maar.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Volgens mij kan ik dan concluderen dat de VVD allerlei verboden de wereld in gooit zonder dat er handhavingscapaciteit is. Aangezien we het nu al niet kunnen handhaven, kunnen we dat straks ook niet. Immers, de heer Van der Steur kan geen getal noemen.
De voorzitter:
Ik sta geen hele betogen toe, want er komt ooit nog een moment voor een tweede termijn. Ik weet alleen niet wanneer, als dit zo doorgaat!
De heer Van der Steur (VVD):
Mevrouw Bouwmeester trekt een onjuiste conclusie uit mijn antwoorden op deze vraag, die zij eerder stelde en die ook al door de heer Dibi werd gesteld. Zojuist heb ik omstandig uitgelegd dat de controle van de verkoop van hasj in coffeeshops heel eenvoudig is omdat die controles nu al plaatsvinden op basis van de huidige AHOJG-critera. Er is dus geen extra capaciteit voor nodig.
De heer Elissen (PVV):
Om de zaak even scherp te stellen, we doen hier voorkomen alsof sprake is van nieuwe verboden, maar dat is absolute nonsens. Al dat spul is al verboden, dus laten we het in godsnaam hebben over het aanscherpen van gedoogcriteria. Er komen geen nieuwe verboden, want die verboden zijn er al. Dat is de heer Van der Steur hopelijk met mij eens. Laten we afspreken dat we het hebben over het aanscherpen van de gedoogcritera.
De heer Van der Steur (VVD):
Ik had het niet beter kunnen zeggen.
De heer Dibi (GroenLinks):
Dat is de interpretatie van de heer Elissen. Andere partijen …
De voorzitter:
Mijnheer Dibi, het woord is eerst aan de heer Van der Steur. Daarna krijgt u het woord. Zo moeilijk is het verder niet. Mijnheer Van der Steur, u bent het eens, zei u?
De heer Van der Steur (VVD):
Ja, ik ben het geheel eens. Zo is het precies.
De heer Dibi (GroenLinks):
Ik begrijp dat de heer Elissen opgewonden raakt, maar het staat politieke partijen vrij om de voorgestelde maatregelen te interpreteren op hun manier. Volgens mij heeft de heer Van der Steur zelf het woord “hasjverbod” in de mond genomen. We spreken hier wel degelijk over verboden.
De heer Van der Steur (VVD):
Ja, we spreken over het verbod op de gedoogde verkoop van hasj in Nederlandse coffeeshops. Dat vindt plaats, zo citeer ik de heer Elissen, door middel van het aanscherpen van de gedoogcriteria. Zo is het precies.
De voorzitter:
Ik neem aan dat u gaat afronden.
De heer Van der Steur (VVD):
Zeker. Ik heb nog enkele korte punten.
Voorzitter. In het kabinetsbeleid gaan we toe naar een maximumaantal leden van een coffeeshop, namelijk 2000. Hoe gaat het naar de beleving van de minister van V en J als de bestaande coffeeshops behoefte hebben aan meer dan 2000 leden? Is dan de consequentie van het beleid dat er een tweede coffeeshop naast wordt geplaatst op een plek waar dat binnen de nieuwe criteria kan? Deze vraag is gesteld door een aantal gemeenten, mede in mijn richting. De VVD-fractie zou dit op het eerste gezicht niet wenselijk achten, maar ik vraag het aan de minister omdat het belangrijk is dat de gemeenten die met dit beleid gaan werken, weten waar ze op dat punt aan toe zijn.
Zoals door mevrouw Bouwmeester, mevrouw Kooiman en de heer Dibi is gezegd, is gewaarschuwd voor straathandel als gevolg van het beleid van het kabinet. Hiervoor is ook gewaarschuwd door met name gemeenten. Hoe kijkt de minister tegen die waarschuwing aan? We hebben deze ontwikkeling overigens niet gezien in Bergen op Zoom, Terneuzen en Roosendaal. We hebben deze ook niet gezien in Maastricht, waar onder leiding van de heer Josemans, die ik overigens zo-even heb aangetroffen op de publieke tribune, de coffeeshops hebben besloten om dit beleid alvast uit te voeren. Stel dat er straathandel zou ontstaan, wat is dan het antwoord van het kabinet daarop?
Het punt waarover ik nu kom te spreken vloeit voort uit het feit dat ik in Amsterdam een bijzondere betrokkenheid heb bij het Wallengebied. Daar doet zich het merkwaardige probleem voor dat er nepdope wordt verkocht. Dat is vaak gemalen paracetamol, soms gemalen Stophoest en in een aantal gevallen zelfs gemalen tl-buizen. In de huidige wetgeving past dit niet in de lijst I- of lijst II-methodiek, want Stophoest, paracetamol en tl-buizen staan daar niet op. Een van de suggesties die we zouden kunnen doen is dat we de Opiumwet zodanig aanpassen dat het ook verboden en strafbaar wordt als je producten verkoopt die lijken op producten die op lijst I of II staan. Wat is daarop het antwoord van de minister? Ik weet overigens dat dit probleem zich op dit moment nog alleen in Amsterdam voordoet, maar ik stel de vraag toch omdat het daar toch een zeer serieus probleem is. Bovendien wordt het vaak doorgetrokken naar beroving, overlast of openbaar geweld.
De heer Elissen (PVV):
De Stophoest waarover u sprak, wil ik graag cadeau doen aan mevrouw Bouwmeester. U sprak over placebo’s. Wilt u placebo’s, oftewel nepdrugs, strafbaar gesteld krijgen?
De heer Van der Steur (VVD):
Dat weet ik niet, zeg ik in alle eerlijkheid. Ik heb er uitgebreid naar gekeken of dat mogelijk zou zijn omdat ik zag dat er in Amsterdam behoefte was aan een strafrechtelijke benadering van het probleem, buiten hetgeen al geregeld is in de APV, de algemene plaatselijke verordening. Totdat een verbod wordt ingesteld, is er geen regel die bijvoorbeeld qat verbiedt; er is dus ook geen boetebevoegdheid. Amsterdam heeft in ieder geval behoefte aan meer instrumenten, ook strafrechtelijk gezien, om de verkoop van nepdope tegen te gaan.
De heer Elissen (PVV):
Dan bent u het dus met mij eens. U wilt eigenlijk een verbod op nepdrugs, oftewel placebo’s. Zo noemen wij die dingen.
De heer Van der Steur (VVD):
Ik zeg niet dat ik dat wil, omdat ik dat niet weet. Daarom stel ik deze vraag aan de minister. Ik vermoed dat hij daar verstand van heeft. Ik weet het niet, maar ik zie het probleem. Ik vraag mij af of een verbod op producten die bedoeld zijn te lijken op producten van lijst I of lijst II, de stad Amsterdam een handvat kan geven om dit probleem tegen te gaan. Nu gaat het om Amsterdam, in de toekomst misschien ook om andere steden.
Ik ga in op de preventie. Door de woordvoerders van een aantal partijen is al aan de minister van VWS gevraagd of zij wil ingaan op het kabinetsbeleid ten aanzien van preventie. Deze partijen zeggen dat de aanpak niet voldoende is. Namens de VVD-fractie benadruk ik dat preventie, voorlichting, een ongelooflijk belangrijk onderdeel is van het integrale drugsbeleid. Collega Çörüz gaf hiervan al een voorbeeld. Ik geef het voorbeeld van het project Gezonde School. Dit mooie project laat zien dat het kabinet het preventiebeleid serieus neemt. Kan de minister in een paar heldere zinnen aangeven wat precies de pijlers van het preventiebeleid zijn en waar de scheidslijn ligt tussen wat de overheid gaat doen en wat particuliere organisaties zoals de scholen zouden moeten doen? Ik ben zeer benieuwd naar het antwoord van de minister.
De heer Van der Ham (D66):
De heer Van der Steur sprak over de “regulering van de achterdeur”. Volgens hem kan dit niet vanwege internationale verdragen. Nog even los van de vraag of die verdragen naar zijn mening veranderd moeten worden, wil ik graag weten waar dit staat in die internationale verdragen. Staat dit erin?
De heer Van der Steur (VVD):
Het antwoord kan gevonden worden in het vrij uitvoerige rapport van het T.M.C. Asser Instituut uit 2005. De heer Van der Ham zal dat waarschijnlijk zeer grondig kennen. Misschien kent hij het wel uit zijn hoofd. Zeer recentelijk hebben wij hierover gesproken met een aantal deskundigen, onder wie deskundigen die groot voorstander zijn van het reguleren en zelfs legaliseren van softdrugs. Ook de deskundigen die eigenlijk vinden dat het een belachelijk standpunt is om deze niet te reguleren of legaliseren, menen dat het op grond van internationale verdragen niet kan. Het Verdrag van New York uit 1961 en het Verdrag inzake psychotrope stoffen — de laatste versie is uit 1988; ik heb het nog even nagekeken want ik hoorde de heer Van der Ham hierover spreken — staan niet toe dat de overheid een rol vervult in de verkoop, de gedoogde verkoop of gedoogde productie van drugs.
De heer Van der Ham (D66):
Ik vraag de heer Van der Steur nogmaals naar zijn opvatting. Zou het wenselijk zijn om het wel te doen? Dat wij een soort pseudowetgeving hebben waarin wij de verkoop hebben geregeld, kun je ook zien als een feit dat op gespannen voet staat met internationale verdragen, zoals het verdrag uit 1961. Het gedogen van wietteelt als deze aan bepaalde criteria voldoet al is die teelt nog steeds verboden, zou precies hetzelfde zijn als wat wij met de coffeeshops doen. Wij doen dan niets nieuws. Onder die vlag kan het dus wel. Dat hebben wij ook gehoord in de hoorzitting waar wij samen bij waren.
De heer Van der Steur (VVD):
Ik wil de heer Van der Ham erop wijzen dat Nederland juist vanwege het gedoogbeleid een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van het Europese verdrag, zo zeg ik uit mijn hoofd. Dat heeft Nederland niet gedaan ten aanzien van de productie van drugs. Ik denk en weet dat er in de internationale gemeenschap, behoudens bij de president van Peru, zoals ik vorige week of twee weken geleden in de krant gelezen, geen enkele behoefte bestaat om iets aan die verdragen te doen. Iedereen realiseert zich dat de strijd tegen drugs in het kader van de volksgezondheid gewoon gestreden moet worden, of wij dat nu leuk vinden of niet.
De heer Dibi (GroenLinks):
In het kader van dit grote afscheid van het liberalisme van de heer Van der Steur heb ik de volgende vraag. Ik horende hem zeggen dat hij een verbod op nepdrugs of placebo’s wil, maar hoe ver reikt dat? Komt er een verbod op tl-buizen omdat mensen die gemalen gebruiken? Ik ken jongeren die oma’s dropsiroop drinken totdat zij knock-out gaan. Gaan wij oma’s dropsiroop daarom verbieden? Hoe zit het met kindercola, chips? Hoe ver gaat de heer Van der Steur in het verbieden van zaken en het treden in de persoonlijke levenssfeer van mensen? Dit is een heel serieuze vraag.
De heer Van der Steur (VVD):
De vraag is niet serieus. Hij wordt ook niet serieus gesteld. Ik probeer wel een antwoord te geven op het serieuze deel van de vraag. Hoe zit het met de persoonlijke levenssfeer als iemand in het Wallengebied in Amsterdam rondloopt, wordt aangevallen of agressief wordt benaderd door een van de mensen die proberen om de betrokkene iets aan te bieden wat op drugs lijkt en die vervolgens probeert om die persoon te beroven? Daar heeft de gemeente Amsterdam al actie tegen ondernomen. Ik zie het probleem met de persoonlijke levenssfeer niet. Ik heb het woord “dropsiroop” ook niet genoemd. Ik zeg voor de tweede keer dat ik het jammer vind dat de heer Dibi dit debat terugbrengt tot “slecht weer”, “dropsiroop”, “wietsharia” en meer van dat soort teksten. Ik heb geen enkel respect voor dit soort prietpraat bij gebrek aan serieuze inhoudelijke argumenten. Het doet het misschien leuk op Twitter. Daarmee neem ik een woord in de mond waartegen ik eerder in dit debat bezwaar heb gemaakt, maar ik vind het passend in de manier waarop de heer Dibi mij benadert.
De voorzitter:
Mijnheer Van der Steur, misschien moet u het woord dan gewoon niet gebruiken.
De heer Van der Steur (VVD):
Voorzitter, u hebt helemaal gelijk. Ik doe dat echter omdat ik op deze manier wordt bejegend. Daar word ik emotioneel van. Wij praten over een verdomd serieus onderwerp dat al onze aandacht verdient. Dat heeft niets met dropsiroop te maken. Ik zou het prijzen stellen als de heer Dibi dat soort zaken tot Twitter beperkt, waar het misschien wel op prijs wordt gesteld. In een bloedserieus debat over drugsbeleid past het gebruik van het woord “dropsiroop” echter absoluut niet, omdat honderden mensen per jaar grote medische problemen en gezondheidsproblemen door drugsgebruik krijgen.
De voorzitter:
Het staat iedereen vrij om vragen te stellen en antwoorden te geven.
De heer Van der Steur (VVD):
Het staat mij vrij om te zeggen dat ik het een ongepaste opmerking vind.
De voorzitter:
Zeker. Mijnheer Dibi mag nog een vervolgvraag stellen.
De heer Dibi (GroenLinks):
Ik snap dat de heer Van der Steur emotioneel wordt. Afscheid nemen van het liberalisme is namelijk nogal wat, maar dat heeft de heer Van der Steur zojuist zeer overtuigend gedaan in zijn inbreng. Vele VVD’ers zijn het overigens met mij eens, want ik spreek volgens mij ook namens heel veel VVD’ers die boos zijn op dit belachelijke voorstel om hasj te verbieden. Er zijn namelijk ook heel veel mensen die hasj roken, maar geen vlieg kwaad doen. Die mensen worden hier allemaal gecriminaliseerd en gemarginaliseerd door de heer Van der Steur. Ik hoor de heer Van der Steur zeggen dat hij nepdrugs, producten die op drugs lijken, ook wil verbieden. Volgens mij is het dan heel terecht dat ik vraag hoe ver hij daarin gaat. Oma’s dropsiroop kan misbruikt worden, een tl-buis kan misbruikt worden en je kunt Red Bull drinken totdat je scheel kijkt.
De heer Van der Steur (VVD):
Laat ik iets zeggen over het liberalisme, want dat is misschien wel goed.
De voorzitter:
Niet te lang hè. Even voor het begrip: ik vind het heel interessant, maar ik kijk ook naar de klok.
De heer Van der Steur (VVD):
Ik weet het, maar ik geef daarover college binnen onze partij. Ik vind het dus prettig om dat hier ook even te houden. Ik zal het kort houden. Ik vraag de heer Dibi: wat is liberaal aan het meefinancieren van de internationale criminaliteit? Die vraag heb ik overigens ook aan de JOVD gesteld. Wat is er liberaal aan het niet-adequaat tegengaan van criminaliteit waarvan wij allemaal weten dat die bestaat? Daar is niets liberaal aan. Er is echter van alles liberaal aan dropsiroop en daarom wil ik dropsiroop ook niet verbieden.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Bouwmeester nog een vraag wil stellen, maar ik laat het hierbij. Dat is heel jammer, maar er komt ooit een tweede termijn waarin het allemaal nog de revue kan passeren.
De heer Elissen (PVV):
Voorzitter. Ik begrijp dat de heer Van der Steur vanwege zijn gedrevenheid college wilde gaan geven. Ik kan u geruststellen, want ik heb al heel veel strepen in mijn bijdrage gezet. Ik heb jarenlang gastcolleges aan politie, douane en marechaussee mogen geven, zowel nationaal als internationaal. Ik zal die verleiding vanavond echter weerstaan. Laten wij het vooral niet te ingewikkeld maken. Ik heb hier dingen voorbij horen komen waarvan ik dacht: god, waar hebben wij het over? Maar dat terzijde, want dit is een belangrijk onderwerp.
Om te beginnen heb ik heel veel geleerd van de heer Van der Ham. Dat begon met de absint uit 1909. In vogelvlucht zijn wij geëindigd bij de heer Van der Steur, met zijn gootsteenontstopper en moeders hoestsiroop. Wat kan er nog meer gebeuren op zo’n avond? Ik ga proberen enigszins in vogelvlucht het standpunt van de PVV te verwoorden.
Voorzitter. Het is een belangrijk onderwerp. Wij ondersteunen het kabinetsbeleid en zien het belang daarvan in. Natuurlijk is dat beleid gebaseerd op een balans tussen enerzijds preventie, voorlichting en behandeling en anderzijds een keiharde aanpak, als het aan ons ligt, van de criminaliteit en de overlast. Er zijn de laatste jaren flink wat onderzoeken gedaan. Sinds de hoofdlijnenbrief, die alweer een paar jaar achter ons ligt, was er de commissie-Van de Donk, die sprak over een restrictieve koers en een breder juridisch kader. Daar kom ik strak op terug. Ook was er de commissie-Garretsen, die vooral heeft gekeken naar de lijstensystematiek. Verder hebben wij een zeer uitgebreid evaluatierapport ontvangen van het WODC en het Trimbos-instituut — met ongeveer het formaat van een telefoonboek en ook nog eens heel kleine lettertjes — waarin een aantal zeer zinnige dingen stond. Ons drugsbeleid is veelbesproken. Dat is ook buiten onze landsgrenzen gebeurd. Het is enigszins uniek. Jarenlang is het ernstig bekritiseerd, maar je kunt vaststellen dat vooral onze manier van preventie, voorlichting en behandeling de laatste jaren ook in het verre buitenland veel waardering oogst. Dat is iets waar wij met elkaar trots op kunnen zijn.
De andere realiteit betreft de justitiepijler. Wetgeving en de aanpak van criminelen zijn nog weleens heel inefficiënt. Ook dat heb ik van dichtbij jarenlang mogen meemaken. Vaak discussiëren wij met elkaar in uitersten. Vanavond is dat ook weer een beetje het geval, zo heb ik gemerkt. Het gaat erom de balans te vinden. Wij moeten elkaar niet afmaken door te zeggen dat iemand wel boeven wil vangen, maar dan plotseling totaal geen realiteitszin meer zou hebben voor de preventie en voorlichting en vice versa. Ik begrijp dat ook de mensen die zich erg focussen op de voorlichting, preventie en behandeling, alle criminelen zo veel mogelijk achter slot en grendel willen krijgen. Het is een internationaal probleem. Stel dat je bijvoorbeeld internationaal qat wilt aanpakken. De lui die daarin handelen, zijn gewoon criminelen. Nederland is daarbij overigens niet zozeer een exportland, maar vooral een transitieland. Hetzelfde geldt voor Londen, dat een transitiestad is. Nederland en Groot-Brittannië zijn de enige landen waar het gebruik van qat niet strafbaar is. Als je internationaal wilt samenwerken en de boeven wilt vangen, dan moet je dat om te beginnen doen op een wettelijke grondslag. Dan moet je er dus voor zorgen dat het strafbaar is. Wat dat betreft: chapeau! De complimenten voor dit kabinet, omdat het heeft aangekondigd dat qat strafbaar wordt gesteld.
Ik ga niet in op alle ontwikkelingen. We weten allemaal van de mooie periode, de flowerpowertijd, de hasj, de lsd, de cocaïne, de enorm ellendige heroïne en vervolgens de mooie xtc. Xtc werd bekeken met een roze bril, maar later bleek het niet zo roze te zijn, want inmiddels weten we dat xtc ook een heleboel rotzooi is en dat het schadelijk is voor de gezondheid. Ik spreek bij xtc niet alleen over MDMA-xtc, mijnheer Van der Ham. Ik gebruik “xtc” als verzamelbegrip van de tientallen, zo niet honderden variaties die inmiddels gepusht op de markt zijn gebracht. Vaak weten wij niet eens hoe gevaarlijk die zijn. Wij zouden een vergelijking kunnen maken met alle zorg die wij besteden aan andere pilletjes, namelijk gewone medicijnen. Dan zijn wij heel voorzichtig. Dan willen wij van tevoren kunnen vaststellen dat er echt geen schadelijke effecten zijn voor de gezondheid. Pas dan laten wij geneesmiddelen toe. Als ik over “rotzooi” spreek, dan spreek ik over drugs, en vooral over de designerdrugs.
Dan is er het vreemde verhaal dat er al jaren een soort wapenwedloop aan de gang is tussen criminelen en dat zij helaas worden geholpen door allerhande lieden en helaas ook beleidsmakers, die tekortschieten. De criminelen weten namelijk precies hoe de wetten in elkaar zitten. Die zijn heel gewiekst. Alle drugs kun je makkelijk maken, ook de synthetische drugs. Zij kijken naar de lange lijsten, waar inmiddels geen hond meer wat van snapt. Een interessante stof op die lijst passen zij een tikkeltje aan. Dat is heel eenvoudig. Vervolgens brengen zij dan een product op de markt waar zij weer kapitalen aan verdienen, terwijl wij hen niks kunnen maken. Er zijn tientallen onderzoeken geweest waarbij maandenlang nationaal en internationaal speurwerk is verricht, maar als ze dan een illegaal laboratorium willen oprollen, zijn er frustratie en kromme tenen, want dan is plotseling niks meer mogelijk. Bij een analyse in een laboratorium blijkt dan namelijk dat het om een totaal ander stofje gaat. Dat lijkt dan wel op het stofje op de lijst, maar dat is het niet.
De heer Van der Ham (D66):
Het is een groot probleem dat criminelen behoorlijk gewiekst zijn, daarover zijn wij het eens. Mijn vraag betreft xtc, wat een verzamelnaam is voor een aantal drugs die voortdurend worden aangepast. Er zijn heel veel mensen die het fatsoenlijk willen gebruiken. Zij zijn op zoek naar een heel zuiver pilletje waar ze eens in de zoveel tijd gebruik van kunnen maken. Zij laten het zelfs testen om te kijken of die troep waarover de heer Elissen spreekt, er niet in zit. Zouden we dat “goede” pilletje in het ideale geval moeten reguleren, ook al ben ik het met hem eens dat al deze dingen schadelijk zijn, zodat de gebruikers weten waar zij aan toe zijn?
De heer Elissen (PVV):
Het beste in deze vraag vond ik de opmerking dat er geen goede pillen bestaan, behoudens reguliere medicatie. Er bestaan ook geen onschadelijke drugs. Ze zijn allemaal schadelijk. Een vorm van regulering is om het om te beginnen strafbaar te stellen, maar niet zozeer om die individuele gebruiker te pesten, absoluut niet. Wij willen het strafbaar stellen om die criminelen, die er miljoenen of miljarden aan verdienen, aan te kunnen pakken. Als we geen wettelijke grondslag hebben, kunnen wij die boeven niet pakken. Het zijn boeven. Het is verschrikkelijk hoe er wordt gepusht en welke rotzooi er op de markt wordt gebracht. De officiële naam van xtc is 3,4-methyleendioxymethamfetamine en daarna komt een hele reeks variaties, maar daar laat ik het even bij. Als we dit door laten gaan, blijven wij heel veel geld pompen in het politie- en justitie-apparaat en in zinloze onderzoeken. Wij moeten proberen om de wetgeving op een goede manier aan te passen en daarbij hoop ik dat ik de heer Van der Ham op mijn pad vind.
De heer Van der Ham (D66):
De heer Elissen komt uit de politie. Hij weet ook dat er allerlei variaties worden uitgeprobeerd als er iets wordt verboden. Het blijft een schadelijke drug, zoals andere drugs ook schadelijk zijn, zoals alcohol, tabak en de hele rimram, maar het is de keuze van mensen om dat risico aan te gaan. Als we dat goed reguleren, kunnen wij er in het ideale geval voor zorgen dat de gebruiker precies weet waar hij aan toe is, maar dat is zeker niet morgen. Zou de Partij voor de Vrijheid dat willen faciliteren?
De heer Elissen (PVV):
Wie ik in ieder geval niet wil faciliteren, zijn de criminelen. Als ik criminelen wil aanpakken, moet er goede wetgeving zijn. Dat is voor ons het belangrijkste. Ik ben een voorstander van strafbaarstelling als een vorm van regulering om die criminelen aan te pakken. Tegelijkertijd moet je erin investeren dat de gebruiker goede voorlichting krijgt over wat die stoffen met hem doen. Wat dat betreft denk ik dat we redelijk op hetzelfde spoor zitten.
Dan kom ik op de beschikbaarheid, waar we het indirect al over hebben gehad. Er komt steeds meer rotzooi op de markt. Dat is een kwalijke zaak, maar dat voorkom je niet door te reguleren op de manier die sommige mensen hier hebben voorgesteld. Geloof mij maar, criminelen hebben geen boodschap aan zaken als wat een drug met iemand doet. Voor hen geldt maar één ding: iets op de markt zetten en pushen, het maakt niet uit wat erin zit.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik heb het gevoel dat de heer Elissen aan de verkeerde voordeur rammelt, als het gaat om het aanpakken van criminelen. Uit de brede heroverweging en de CPB-doorrekeningen blijkt dat er wel degelijk kosten bespaard kunnen worden op het politieapparaat. Waarom sluit de heer Elissen daarvoor zijn ogen?
De heer Elissen (PVV):
Ik denk dat mevrouw Kooiman niet goed geluisterd heeft naar mijn betoog over onze inadequate wetgeving. Ik gaf als voorbeeld de illegale laboratoria, waarbij wordt geïnvesteerd in maandenlange onderzoeken. Vervolgens wordt zo’n lab opgerold en dan is dat weggegooid geld. Als we betere wetgeving maken, wordt dat een stuk eenvoudiger. Ik hoop dat ik daarvoor ook uw steun krijg. Dan wordt het zo eenvoudig georganiseerd dat ik garandeer dat we al die criminelen heel simpel en veel sneller kunnen aanpakken.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik heb nog steeds het gevoel dat de heer Elissen aan de verkeerde deur rammelt. Als we de achterdeur reguleren, hebben we een half miljard binnen. Dat heeft het CPB uitgerekend. Is de PVV bereid om een half miljard te laten liggen en dan wel te bezuinigen op de sociale werkplaatsen?
De heer Elissen (PVV):
Weet u, mevrouw Kooiman, het is vandaag geen begrotingsdebat. Ik heb vanmorgen ook het journaal gezien. Ik weet dat we op dit moment al flink aan het bezuinigen zijn en dat we op zoek moeten naar nog veel meer miljarden. Als u miljarden weet te liggen, ik zou zeggen: kom vooral met de ideeën; we zullen er kritisch naar kijken. Maar de realiteit is natuurlijk wel dat Nederland geen eiland is, dat dit een internationaal probleem is waarbij we internationaal moeten samenwerken. Dan heb je een wettelijke grondslag nodig. Het begint gewoon met goede wetgeving. Volgens mij is dat ook de enige echte oplossing. We beginnen met het verbieden.
Ik wil de vraag even omdraaien en aan mevrouw Kooiman stellen. Als we met elkaar die drugs gewoon goed strafbaar maken, wat is dan haar probleem daarmee? Naar mijn idee heeft de individuele gebruiker daar niet echt last van.
De voorzitter:
Het is niet de bedoeling …
De heer Elissen (PVV):
Voorzitter. Ik weet dat het niet de bedoeling is dat ik vragen aan mevrouw Kooiman ga stellen. Mevrouw Kooiman heeft al een paar keer over die deur van mij gesproken. Voor alle duidelijkheid: het is niet de achterdeur waar ik aan rammelde, het is ook niet de voordeur, het was de draaideur.
De voorzitter:
Maar het rammelt wel een beetje. Laten we het daarop houden.
De heer Elissen (PVV):
Een beetje tocht misschien, maar het rammelt niet.
De voorzitter:
Even serieus. Mevrouw Kooiman heeft u inderdaad een vraag gesteld. Daar geeft u gewoon antwoord op. U moet niet weer vragen gaan stellen. Ik kijk even naar de klok. Het is bijna half tien. Mevrouw Kooiman heeft haar interruptie in tweeën gehad. U vervolgt uw betoog.
De heer Elissen (PVV):
Dank u wel. We wachten de miljarden af.
Ik heb gesproken over de beeldvorming. Ook daar zie je een normaliseringsproces. Een aantal jaren geleden vonden we het met elkaar nog heel vreemd als iemand in een café een jointje opstak. Dat vond de kroegbaas dat niet normaal en werd je bij kop en kont gepakt en, op z’n Nederlands gezegd, de kroeg uit gedonderd. Vandaag de dag schijnt drugsgebruik dermate normaal te zijn dat niemand ervan opkijkt als iemand in een café aan de Dennenweg in Den Haag met hoge regelmaat naar het toilet gaat en terugkomt met wit poeder aan de neus. Ik schat zo in dat dat dan niet van de poffertjes is. Niemand kijkt daar raar van op. Dan zeg ik: ook daar moeten we een balans zien te vinden en moeten we paal en perk stellen. We moeten dus enerzijds vooral investeren in goede voorlichting, preventie en behandeling. We moeten af van het begrip “soft”. Naar mijn idee bestaan softdrugs niet. Ook dat zijn nieuwe inzichten.
De voorzitter:
Er is iemand die wil interrumperen. Maar ik dacht dat u een punt zou zetten.
De heer Elissen (PVV):
Ik zet regelmatig een punt, voorzitter, maar niet op dit moment. Ik was nog even bezig met mijn verhaal, maar ik maak graag even een break.
De voorzitter:
De heer Dibi wacht nog even op dat punt.
De heer Elissen (PVV):
Het punt dat ik wil maken, is het volgende. Laten we met elkaar dat normaliseringsproces doorbreken en die beeldvorming scherp neerzetten. We moeten met elkaar ook vooral naar de jeugd uitstralen dat drugs schadelijk zijn en dat ze ervan af moeten blijven. Er moet dus enerzijds worden geïnvesteerd in goede preventie en voorlichting. Anderzijds moeten we die criminelen, die ons al jaren uitlachen, goed aanpakken. Dat wil ik even zeggen ten aanzien van de beeldvorming.
De heer Dibi (GroenLinks):
Die criminelen zijn dolgelukkig met het beleid dat nu wordt voorgesteld. Als we af willen van het gevoel dat het normaal is om drugs te gebruiken, waarom begint de heer Elissen dan niet bij alcohol en tabak? Die hebben veel schadelijker gevolgen dan drugsgebruik. Daar zou de heer Elissen nooit durven te pleiten voor een verbod.
Ik heb nog een andere vraag. Er is een tijd geleden onder de achterban van politieke partijen een onderzoek gedaan naar drugsgebruik. Het blijkt dat PVV-kiezers wel van een blowtje houden, meer dan de achterban van andere partijen. Als die PVV-kiezers een wietpas moeten aanvragen en zich moeten registreren — wat ze waarschijnlijk ook niet met alle liefde doen — dan drijven we ze in de handen van straatdealers. Wat vindt de heer Elissen daarvan?
De heer Elissen (PVV):
De heer Dibi maakt een vergelijking met alcohol en tabak. Om te beginnen is het grote verschil dat alcohol en tabak niet illegaal zijn, en drugs wel. Daar zit natuurlijk een hele geschiedenis achter. De heer Dibi spreekt over de schadelijkheid van stoffen. Natuurlijk is alcohol schadelijk. Natuurlijk zijn sigaretten schadelijk. Daar hebben we ook beleid op ontwikkeld. Ik kan het nog sterker vertellen: alles is gift. Zelfs als je te veel water tot je neemt, kun je daaraan doodgaan. Wat dat betreft, volgen we elkaar. Maar het grote verschil is dat we in internationaal verband al jarenlang met elkaar hebben afgesproken dat dat spul gewoon illegaal is en keihard moet worden bestreden. Ik hoef al die internationale verdragen niet te noemen. En dan zeg ik op mijn beurt: laten we dat op een genuanceerde en gebalanceerde manier doen. Dat doen we gelukkig in Nederland.
Kortom, pak dus die criminelen. En die individuele gebruiker … Als de heer Dibi af en toe eens een jointje wil roken, kom ik hem niet arresteren. Dat doe ik tegenwoordig overigens allang niet meer. Maar die kans is heel klein in Nederland. Zoals bekend, hanteren wij het opportuniteitsprincipe.
De heer Dibi (GroenLinks):
Wel als ik geen wietpas heb en hasj rook, als het aan de heer Elissen ligt. Dan is er een groot probleem. Er zijn heel veel canabisgebruikers die nu gecriminaliseerd gaan worden. Dat zijn ook veel PVV-kiezers. Waarom steunt de heer Elissen beleid dat de criminaliteit zal vergroten?
De heer Elissen (PVV):
Ik schat in dat de heer Dibi bijdehand genoeg is om te weten dat het geen enkel probleem is als hij dat jointje dan thuis rookt. Dan heeft hij geen clubpas nodig.
Als hij lid wil worden van de club, weet hij hoe hij dat moet doen. Dan is het probleem opgelost; heel pragmatisch. Verder is het geen doelgroepenbeleid.
De heer Van der Ham (D66):
Ik leg de heer Elissen graag het volgende citaat voor: “Hoe repressiever het overheidsbeleid inzake drugs in een land is, hoe slechter dit uitpakt voor de gebruikers en, last but not least, het terugdringen van drugs”. Wie heeft dit gezegd?
De heer Elissen (PVV):
Ik denk dat wij elkaar een heleboel citaten kunnen voorhouden. Als wij een aantal deskundigen opvoeren, zullen die het allemaal niet met elkaar eens zijn. Ik was dus niet van plan om er vanavond een quiz van te maken.
De voorzitter:
Ik denk dat de heer Van der Ham het antwoord nu geeft.
De heer Van der Ham (D66):
Ik geef nu inderdaad het antwoord; u kent die truc natuurlijk wel, voorzitter. Het was Pim Fortuyn, een van de politieke helden van de heer Elissen, zoals ik op zijn website heb gelezen. Ook Frits Bolkestein zegt over het drugbeleid dat wij internationaal toe moeten naar een ontspannen houding rond de verdragen. De heer Elissen is vaak kritisch op internationale verdragen. Wij gaan vandaag niet de internationale verdragen wijzigen; dat gaat niet zo snel. Als ik echter naar het vergezicht van de heer Elissen vraag, is hij het dan eens met zijn grote voorbeelden de heer Fortuyn en de heer Bolkestein?
De heer Elissen (PVV):
Laat ik zeggen dat het natuurlijk fantastisch is wat er allemaal geciteerd wordt. Het gaat erom dat wij in Nederland een ontspannen houding hebben. Internationaal staan wij goed op de kaart als het gaat om ons drugsbeleid, vanwege onze “balanced approach”, onze gebalanceerde aanpak. Het veranderen van internationale verdragen gaat niet van vandaag op morgen; dat hoef ik de heer Van der Ham niet uit te leggen. Zo lang wij ze hebben, hebben wij er maar rekening mee te houden. Voorts hebben wij ook nog eens een keer onze handtekening gezet onder het regeer- en het gedoogakkoord. Het had wat ons betreft nog wat scherper gemogen, maar wij staan ervoor. Ook staan wij voor de volle 100% achter de aanscherpingen die zijn aangekondigd. Daarover mag geen misverstand bestaan.
Voorzitter. Ik zie mevrouw Bouwmeester bij de interruptiemicrofoon staan, dus ik wacht nog even met het vervolg van mijn betoog. Ik neem dan maar even een slok water.
De voorzitter:
Maar niet te veel hè, want dat is slecht!
De heer Elissen (PVV):
Nee, dat is slecht. Alles wat te veel is, is slecht!
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
De heer Elissen staat heel ontspannen in dit debat. Hij begon het debat ook heel goed door te zeggen dat je niet of voor gezondheid of voor veiligheid bent, maar dat je voor allebei bent en moet kijken hoe je de balans kunt vinden. Daarin vindt hij de fractie van de Partij van de Arbeid volledig aan zijn zijde. Er zijn echter twee grote problemen in het drugsbeleid waarover wij het volgens mij allemaal eens zijn. Ten eerste is dat de preventie. Er moet meer gebeuren om jongeren van de drugs af te houden. Ten tweede moeten er meer mensen zijn om de criminelen aan te pakken. Vindt de heer Elissen dan ook dat daarop moet worden ingezet, meer dan het kabinet nu doet?
De heer Elissen (PVV):
Ik dacht heel even dat mevrouw Bouwmeester om geld ging vragen. Dan moet ik zeggen dat ik zeer gelimiteerd ben in de middelen. Zoals zij de vraag nu echter formuleert, ben ik het absoluut met haar eens dat wij blijvend moeten inzetten op preventie, behandeling enzovoorts. Wij staan nog steeds voor de verworvenheden die ik net heb genoemd. Dat is een goede zaak. Dat is absoluut de goede kant van dit beleid.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Het kabinet bezuinigt op preventie en behandeling. Er komen meer verboden maar minder handhavers. Is datgene wat u roept dan een lege huls of zegt u: boter bij de vis; er moet dan ook wat aan worden gedaan? Het hoeft niet meer te zijn, maar het kan wel slimmer. U kunt hier niet vrijblijvend roepen dat u voor preventie bent terwijl u weet dat die bijna helemaal is wegbezuinigd.
De heer Elissen (PVV):
Voor een deel klopt het natuurlijk wel wat mevrouw Bouwmeester zegt. Als wij slimmer handhaven, hoeven wij niet direct weer een zak geld erbij te hebben. Als rechercheurs maandenlang achter boeven aanlopen en er aan het einde van de rit achterkomen dat het weer een niet-strafbaar product is, zijn wij met elkaar heel dom bezig en kunnen wij dus heel veel geld besparen. Ten aanzien van de controle en het toezicht op de coffeeshops wil ik een misverstand uit de weg ruimen. Die controle en dat toezicht worden niet alleen door rechercheurs uitgeoefend, maar ook door toezichthouders van de gemeente. Het is eigenlijk niet zo belangrijk wie het doet. Stel dat ik een coffeeshop binnenga om te controleren. Wat is het verschil dan of ik kom om zes punten te controleren, om acht punten te controleren of om negen punten te controleren? Het is niet zo dat ik vandaag zes punten kom controleren en dat ik volgende week terugkom voor de andere twee puntjes. U doet het hier voorkomen alsof er heel veel bakken met mensen en bakken met geld bij moeten, maar dat is absoluut niet aan de orde.
Ik heb nog een paar vragen aan de minister. Wij moeten met elkaar vooral dingen slimmer doen. Wij hebben heel mooie brieven gekregen, maar ik heb toch nog enkele vragen. Deze minister kennende, zal hij wel met heel compacte antwoorden daarop komen. Wij weten dat een aantal gemeenten nogal wat kritiek hebben op het nieuwe beleid en dat zij daar moeite mee hebben. Zij hebben in ieder geval tijd nodig om het fatsoenlijk te kunnen implementeren. In het dagblad De Pers van 22 februari 2012 staat een reactie van het ministerie van Veiligheid en Justitie, waarin wordt aangegeven dat de gemeenten zelf mogen bepalen hoe zij optreden tegen coffeeshops die zich niet aan de wietpas houden. Dat vinden wij wel een beetje vreemd. Mijn vraag aan de minister is: hoeveel ruimte geeft u de gemeenten en met name de burgemeesters? De vervolgvraag is: wat gaat u doen met de burgemeesters die stout zijn en die het echt niet gaan doen? Dat is natuurlijk een heel vervelende zaak.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Mijn vraag aan de heer Elissen is dan: welk antwoord geeft u aan al die gemeenten en gemeenteraden die door dit kabinet compleet aan de kant worden gezet en die zorgen hebben over overlast? Zij krijgen geen extra agenten erbij. Wat zegt u dan tegen hen?
De heer Elissen (PVV):
Dan zeg ik tegen hen dat ik die vraag diverse keren voorbij heb horen komen, heel vaak van mevrouw Bouwmeester. Het antwoord blijft hetzelfde, namelijk dat wij geen geld hebben op dit moment. Wij moeten dus slimmer gaan werken met elkaar, zoals u zojuist zelf al terecht concludeerde.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Wat houdt slimmer werken dan precies in? Volgens mij gebeurt er helemaal niets extra’s, behalve dat er dealers op straat komen en dat dit kabinet zegt: gemeenten, succes ermee!
De heer Elissen (PVV):
Laat ik daar nog even kort op reageren. U moet niet het beeld hebben dat drugs alleen verkocht en verhandeld worden in coffeeshops. Dat is absoluut niet het geval, nu niet en straks ook niet. Geloof mij, vandaag de dag is het met al die social media voor de jongeren of wie dan ook, gewoon een kwestie van even intoetsen op je telefoon en de pizzakoerier staat voor de deur. Je kunt het allemaal krijgen, of je nu ketamine, amfetamine of een aantal jointjes wilt hebben. Daar hebben wij de coffeeshop dus niet voor nodig. Het is een én-énverhaal. Collega Van der Steur wees zojuist op een fantastisch onderzoek dat is uitgevoerd. Ik verwijs ook naar de hoorzitting waar de burgemeesters van Bergen op Zoom en Terneuzen aanwezig werden. Er werd gerefereerd aan het nulbeleid in Bergen op Zoom en Roosendaal. Voor zover ik het heb begrepen — ik verwijs naar de drugsscan 2010 — is het nulbeleid, het terugdringen van de straatdealertjes, een groot succes geweest. In beide steden is de stroom buitenlandse toeristen en de straathandeloverlast die dit met zich bracht, flink afgenomen. Laten wij niet in paniek raken. Zelfs bij een nuloptie is er nog geen paniek in de tent. Sterk nog, tijdens de hoorzitting gaven de burgemeesters expliciet aan dat er ook geen sprake was geweest van waterbedeffecten, waarbij het op een bepaalde plaats omhoog komt als je op een andere plek drukt. Dat is allemaal niet gebeurd, dus geen paniek. Drugs zijn dus niet alleen beschikbaar in de coffeeshops, maar overal. De scheiding der markten is ook relatief. Het is ook niet zo dat al die brave mensen alleen maar eens een jointje nemen. Wij weten al jaren dat mensen van alles door elkaar gebruiken. Zij weten verdomd goed waar zij het kunnen vinden.
Gelukkig heeft het kabinet in ieder geval een begin gemaakt met de aanscherping van het beleid. Ik ben blij dat GHB, gammahydroxyboterzuur, door sommigen hier aangeduid als gootsteenontstopper, van lijst II naar lijst I gaat. Het is ook een heel goede zaak dat qat ook strafbaar wordt gesteld, als wij internationaal nog serieus genomen willen worden en echt boeven willen vangen. Wat ik ook heel goed vind — chapeau voor dit kabinet — is dat de voorbereidingshandelingen strafbaar worden, zoals wij dat al kenden voor stoffen op lijst I. Dat wordt nu ook strafbaar voor alle stoffen op lijst II, dus niet alleen cannabis en hasj. Dan kunnen wij de boeven veel efficiënter bestrijden, want dan kunnen wij facilitators, de mensen die betrokken zijn bij de voorbereidingshandelingen, al heel vroeg in hun kippenek grijpen. Het zijn geweldige ontwikkelingen.
De clubpas, het afstandscriterium en het ingezetenencriterium zijn zaken die prima zijn uitgelegd in de brieven. Ik begrijp dat de minister enige tijd en ruimte nodig heeft en dat hij goede gesprekken heeft gehad met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Het beeld dat in de pers wordt geschetst, alsof wij allemaal opstandige burgemeesters hebben die echt niets willen, wil ik op die manier ook wel weer iets relativeren. Het laat onverlet dat ik heel benieuwd ben hoe deze daadkrachtige minister degenen die echt niet luisteren in de houding gaat krijgen.
Dan heb ik nog een punt met betrekking tot de scholen. Mij viel namelijk op dat er in het regeer- en gedoogakkoord staat “scholen”, terwijl het in de brief ineens ging over een beperking daarvan. Mijn vraag aan de minister is: hoe zit dat nu precies? Vallen basisscholen daar nu ook onder? Ik vraag dat, omdat we de laatste jaren bij scholieren uit groep 7 en 8 zien dat ook daar het cannabisgebruik al begint. Dan hebben we het over kinderen van elf of twaalf jaar. De bron hiervan is de nationale drugsmonitor van het Trimbos Instituut. Als je vanuit de lagere school doorgaat, kom je vaak in wat een brugklas heet. Daar is het actuele gebruik zelfs al 10%. Dat is maar één stapje verwijderd van de basisschool. Mijn vraag is dus: hebben we het, als we het over scholen hebben, ook over basisscholen? Als je op de basisschool al regelmatig aan dat spul zit, dan zal dat niet leiden tot excellente cijfers en het spijbelen zal toenemen en daarmee de zogenaamde “social harm”.
De heer Dibi (GroenLinks):
Hoe veel agenten kost het handhaven van deze drugssharia? De agenten moeten op boerka’s gaan jagen, op illegalen en op krakers. Komt dit bovenop alle prioriteiten van het kabinet of komen er nieuwe agenten bij?
De heer Elissen (PVV):
Voorzitter. Ik heb het volste vertrouwen in onze politieleiding. Er zijn heel verstandige commissarissen, hoofdinspecteurs en heel veel andere verstandige politieagenten. Die weten verdomd goed hoe ze de tent moeten runnen. Dat hoeven wij ze hier niet te vertellen. Wij geven de kaders aan, wij geven aan waar de beleidsprioriteiten liggen. We hebben het hier vandaag over drugsbeleid en daar wil ik bij blijven.
De heer Dibi (GroenLinks):
Nee, dat weten ze niet! Er is gisteren een rapport van de Algemene Rekenkamer uitgekomen waaruit blijkt — het is schokkend — dat heel veel zaken nu al blijven liggen. In plaats van dat op orde te kunnen maken, krijgen ze nu weer allerlei nieuwe taken van u en van dit kabinet. Mijn vraag is nogmaals: komen er extra agenten om de drugssharia te handhaven of komt dit bovenop wat de agenten nu al moeten doen, maar heel vaak niet voor elkaar krijgen?
De heer Elissen (PVV):
Ik weet niet precies wat de heer Dibi bedoelt met zijn drugssharia, dus dat schuif ik maar even terzijde. Ten aanzien van het management van de politie — dat zie je ook in andere sectoren — is het goed dat er onderzoeken zijn van de Algemene Rekenkamer. Die komen er met regelmaat en dan zien we dat soms dingen fout gaan. Daar moeten we lessen uit trekken. Dat moet ook zeker gebeuren en degenen die het fout hebben gedaan, moeten een flinke tik of een draai om de oren krijgen. Laten we daar volstrekt helder in zijn. Natuurlijk kunnen we verbeteren, maar dat wil niet zeggen dat er allemaal nieuwe taken bij komen. Laat ik de heer Dibi uit de droom helpen. In 1977, toen ik bij de politie kwam, en al die jaren daarna deden we ook al aan drugsbestrijding en aan al die andere zaken die de heer Dibi noemt.
De heer Dibi (GroenLinks):
Voorzitter. Ik krijg geen antwoord op mijn vraag.
De voorzitter:
U hebt wel een antwoord gekregen.
De heer Elissen (PVV):
Dit is mijn antwoord, daar moet u het mee doen.
De heer Dibi (GroenLinks):
Er zijn heel veel extra prioriteiten bij gekomen.
De voorzitter:
Mijnheer Dibi, u hebt het woord niet, het spijt me. De heer Elissen vervolgt zijn betoog.
De heer Elissen (PVV):
Het is net De Rijdende Rechter: dit is mijn antwoord, daar moet u het mee doen.
Dan ga ik nu verder. Ik wil de minister toch nog even iets anders voorhouden. Het betreft de privacy van de clubbezoekers. Ik vind toch wel dat dit een terecht zorgpunt is. Wat ik vooral aan de minister wil vragen, is welke waarborgen hij zal inbouwen ten aanzien van de persoonsgegevens. Wij moeten inderdaad voorkomen dat mensen onnodig gestigmatiseerd worden en dat gegevens uitlekken of op een plek komen te liggen waar ze niet horen te liggen. Dan heb ik het bijvoorbeeld over doelbindingscriteria en waarborgen voor de privacy. Ik hoop dat onze minister daar nog iets over kan zeggen, want de zorg ten aanzien van de privacy is ook voor ons een heel belangrijk punt.
Dan kom ik nog op één ander punt, voordat ik tot een afronding kom. We hebben ook mensen die af en toe de fout in gaan. Dat is geen geheim. Die komen dan op overheidskosten terecht in wat wij noemen justitiële inrichtingen. Of dat nu jongeren zijn of volwassenen, als die mensen in die inrichting verblijven, is ons ter ore gekomen dat het redelijk normaal schijnt te zijn dat daar ook allerhande drugs de ronde doen en dat daar zelfs nog gewoon handel in wordt gedreven. Mijn vraag aan de minister is: is de minister het met mij eens dat we “zero tolerance” moeten hebben tegenover criminelen die zich in de bajes bevinden en die van daaruit op een of andere manier hun handel gewoon voortzetten? Ik weet wel dat mensen in beginsel intrinsiek gemotiveerd moeten zijn voor behandeling, maar is de minister bereid om te bezien of wij de mensen die dan toch al gedetineerd zijn in die inrichting met drang en dwang verplicht kunnen laten afkicken gedurende de periode dat ze vastzitten? Dat zou de terugkeer naar en de integratie in de maatschappij natuurlijk absoluut bevorderen.
Dan kom ik nog heel even op de wetgeving. Ik heb daar in het begin al een aantal keren iets over geroepen.
Het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) in Lissabon meldde voor het jaar 2010 een detectie van maar liefst 41 nieuwe drugs. Dat zijn die mooie designerdrugs, of meer die aangepaste drugjes die niet onder de wet vallen. In 2009 waren dit er nog 24 en voor 2011 is het aantal al 62, weer 62 van die slimmer stofjes die op de markt worden gebracht, van die drugs, waarmee de wet wordt omzeild. Ik vraag de minister om hier grondig naar te kijken. Ik adviseer hem om vooral in het buitenland te kijken. Een aantal landen, zoals Polen, Oostenrijk, Ierland, de Verenigde Staten en Nieuw-Zeeland, heeft naast die waslijsten, die limitatieve lijsten, al een wat meer generieke, algemene, bepaling voor dit soort designerdrugs waarvan er steeds nieuwe op de markt komen. Daarmee kunnen wij die criminelen zo snel mogelijk, al aan de voorkant van het verhaal, pakken. Dan hoeft niet eerst maandenlang rechercheonderzoek te worden gedaan en krijgen wij vervolgens ook geen gefrustreerde rechercheurs meer aan de lijn. Ik vraag de minister om eens goed te kijken naar het buitenland, naar de landen waar men dit al heeft, zodat hij met een meer generieke strafbaarstelling kan komen.
Ik heb nog een advies. Kijk eens naar onze geneesmiddelenwetgeving. Daar heb je ook een soort analogie. Daarin staat al een soort algemene bepaling dat als je iets op de markt brengt dat de verschijningsvorm van een geneesmiddel heeft en je dat als zodanig aanbiedt, ook al zit er 0,0 werkzame stof in, je toch strafbaar bent. Ik kan mij voorstellen dat een paar handige juristen die kunnen ombouwen naar iets wat bruikbaar is in de Opiumwet. Ik hoor graag van de minister of dat mogelijk is. Het zou ons wat waard zijn, want die criminelen moeten echt steviger worden aangepakt.
En dan last, but not least — de heer Van der Staaij had het er net al even over — het wetsvoorstel inzake alcohol en verkeer dat eraan zit te komen. Dat is een punt van zorg. Ons motto is: alcohol en verkeer kan echt niet meer. Ik heb begrepen dat er op dit moment allerlei grenswaarden in deze wet zijn opgenomen. Het wordt een eindeloos en oeverloos gedeuns — ik zeg het maar heel netjes — om het allemaal te bewijzen. Onze Duitse en onze Belgische vrienden en buren lijken wel een stapje slimmer te zijn dan wij Nederlanders. Zij gaan namelijk gewoon op de nullimieten zitten. Ik verzoek de minister dringend om zo verstandig te zijn om ten aanzien van drugs en verkeer op die nullimieten te gaan zitten.
Voorzitter, ik heb mij ontzettend beperkt. Ik dank u voor uw geduld.
De heer Van der Steur (VVD):
Ik wil allereerst collega Elissen complimenteren. Het is plezierig als er iemand is die over een onderwerp spreekt waar hij zelf jarenlang actief in is geweest — als politieagent, hecht ik eraan op te merken — en zelfs weet te vertellen wat de afkorting …
De voorzitter:
Mijnheer Van der Steur, gaat u ook een vraag stellen?
De heer Van der Steur (VVD):
Ja, zeker.
De voorzitter:
Fijn.
De heer Van der Steur (VVD):
Ik heb goed gehoord dat de heer Elissen het kabinetsbeleid ondersteunt, dus ook wat betreft die THC-percentages. Ik stelde vast dat ik in mijn eigen inbreng vergeten was om de minister iets te vragen. Ik vraag dus nu of de heer Elissen het met mij eens is dat het belangrijk is dat de minister van VWS nog even zegt hoe zij aankijkt tegen het advies van de commissie-Van de Donk om ook naar dat CBD-gehalte in drugs te kijken. Ik vroeg mij af of de heer Elissen die vraag met mij samen aan de minister zou willen stellen.
De voorzitter:
Het is nu nu gelukt, mijnheer Van der Steur. Ik moet u zeggen dat ik dit helemaal niet lollig vind. Ik ga de heer Elissen nu de gelegenheid geven om hierop te antwoorden. U had zelf opmerkingen over hoe wij hier met elkaar te werken en dat geldt dus voor iedereen.
De heer Elissen (PVV):
Ik ga proberen om het kortste te zijn, kort en ter zake. Ik heb de vraag gehoord. De minister heeft die ook gehoord. Kortheidshalve is mijn antwoord ja. Wij geleiden de vraag door naar het kabinet. Ik ondersteun de vraag van de heer Van der Steur.
Nogmaals dank voor uw geduld, voorzitter.
De heer Çörüz (CDA):
Voorzitter. Het moge bekend zijn dat het CDA geen voorstander is van het gedoogbeleid. Maar het is er en dan is het wel goed om jezelf af en toe de vraag te stellen waarom wij ook alweer een gedoogbeleid hebben. Was dat niet om onderscheid te maken tussen softe softdrugs en harde harddrugs? Was dat niet om daarmee de softdrugs buiten de criminaliteit te houden? De CDA-fractie vindt dat dit beleid heeft gefaald. Coffeeshops hebben alleen maar voor een gigantische markt gezorgd waar de zware georganiseerde criminaliteit het voor het zeggen heeft.
Hennepkwekers telen in Nederland voor de wereldmarkt en worden schatrijk. In sommige wijken wordt op zolders en in kelders geprobeerd wat bij te verdienen, maar wie gepakt wordt, moet op de blaren zitten. De grote crimineel blijft vaak buiten schot. Sterker nog, bij veroordeling en ontneming kan die crimineel de gemaakte kosten ook nog eens aftrekken.
De heer Van der Ham (D66):
Ik deel het tweede deel van de klacht van de heer Çörüz, of het uit de criminaliteit is gekomen. Daarover heb ik het ook gehad in mijn betoog. Over wat de heer Çörüz in het eerste deel heeft gezegd, verbaas ik me nogal. Want het uit elkaar houden van softdrugs en harddrugs, hebben we goed gedaan. Het ging destijds vooral over heroïne. Dan kan er nog worden gesproken over de vraag of softdrugs niet te hard zijn geworden, dus over die 50%. Daar heb ik ook dingen over gezegd. In het rapport van Van de Donk wordt echter gesteld dat juist op dat punt van de scheiding tussen softdrugs en harddrugs het beleid succesvol is geweest, los van enkele aanpassingen die moeten worden gedaan. Met dank overigens aan het CDA, want de CDA-minister Van Agt heeft dit beleid ingevoerd.
De heer Çörüz (CDA):
Is er een vraag aan mij gesteld?
De voorzitter:
U kreeg een compliment.
De heer Çörüz (CDA):
Die incasseer ik, ik dank de heer Van der Ham.
De heer Van der Ham (D66):
De heer Çörüz moet nog wel ingaan op het eerste punt, op de vraag waarom hij ook zelf blij moet zijn dat dat wel gelukt is.
De heer Çörüz (CDA):
Het is de vraag of dat is gelukt. Ook in de jaarmonitor van het Trimbos Instituut staat dat Nederland in de kopgroep zit wat betreft de verslaving onder jongeren. De heer Van der Steur verwees daarnaar zojuist ook al. De vraag of het is geslaagd, hangt af van hoe je het aanvliegt. Het aantal mensen dat is verslaafd aan softdrugs dan wel harddrugs en zich bij de verslavingszorg aanmeldt, neemt toe. De vraag is of het allemaal is gelukt. Het standpunt van het CDA is bekend. Het CDA vindt het niets en wil ervan af. Dat is ook wat ik nu heb herhaald.
De heer Van der Ham (D66):
Hiermee doet de heer Çörüz niet helemaal recht aan de cijfers. Het klopt dat er een probleem is onder jongeren. Het is overigens wel zo dat dit voor een deel afneemt en dat juist door de hoeveelheid voorlichting mensen eerder naar de verslavingszorg gaan om hun probleem te erkennen. Daar zijn veel ouders misschien wel naïef in geweest. De heer Çörüz zal moeten erkennen dat heel weinig mensen van softdrugs zijn overgestapt naar heroïne. Dat was destijds de reden voor het softdrugsbeleid. Dit is ongelooflijk succesvol gebleken. Ik roep het CDA op zichzelf daar eens mee te complimenteren, want het was CDA-beleid.
De heer Çörüz (CDA):
Ik wil complimenten ontvangen als ze reëel zijn. Ik spreek met heel veel jongeren die in een psychose zijn geraakt. Ik ontvang veel e-mails van moeders die met de handen in het haar zitten. De heer Van der Ham krijgt die e-mailtjes waarschijnlijk ook. Daarom stel ik me terecht de vraag of het beleid daadwerkelijk succesvol is geweest. Ik zie niet alleen de gezondheidsaspecten, maar ook de overlast en de criminaliteit. Ik stel hier daarom vragen bij.
Coffeeshops vormen een bron van overlast en trekken randverschijnselen aan zoals illegale straathandel. De handelaar die binnen keurig pakjes van vijf gram verkoopt, heeft buiten een toeleverancier die klaarstaat met cocaïne, heroïne, xtc en hasj. Burgers, en niet alleen ouderen, voelen zich onveilig als gevolg van die overlast.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
De heer Çörüz maakt zich terecht zorgen om jongeren die door verkeerd softdrugsgebruik of überhaupt drugsgebruik in en psychose raken of anderszins in de problemen komen. Ik vraag de heer Çörüz of hij vindt dat voorlichting verplicht aan de jeugd moet worden gegeven. Een tweede vraag is of hij vindt dat als het te laat is en de jongeren bij de zorg komen, de eigen bijdrage nooit een belemmering mag zijn.
De heer Çörüz (CDA):
Volgens mij is de beste voorlichting, de voorlichting die thuis wordt gegeven. Het is goed dat overal voorlichting wordt gegeven waar die kan worden gegeven. Mevrouw Bouwmeester vraagt naar de eigen bijdrage. Ik meen dat de heer Van der Staaij en mevrouw Bruins Slot een motie hebben ingediend om de eigen bijdrage, die behoorlijk hoog was, te verlagen. Dat zijn goede zaken. In ggz-land of in zorgland zijn de bedragen gegroeid, ik meen van 2,4 mld. naar 5,4 mld. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat daarnaar serieus moet worden gekeken. Dat doen we. Ik denk dat je ook heel veel hulp slimmer kunt verlenen. Desondanks is het volume van de zorg toegenomen. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ook op dit vlak zal moeten worden bezuinigd.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Ik concludeer dat het CDA hier krokodillentranen huilt om de jeugd. Tegelijkertijd zegt het CDA tegen ouders: joh, voeden jullie lekker zelf je kinderen op, en als je dat niet kan, heb je dikke pech. Tegelijkertijd zegt het CDA de ouders: wij heffen de eigen bijdrage op, dus als u de zorg niet kunt betalen, hebt u ook pech. Het is eigenlijk schandalig dat het CDA krokodillentranen huilt terwijl de partij geen cent voor deze kinderen over heeft.
De heer Çörüz (CDA):
Er is geen eigen bijdrage voor de bemoeizorg. Het eenmalige bedrag van €2,95 is afgenomen met 200. Iedereen zal zijn steentje moeten bijdragen. Ik zou hier indianenverhalen houden als ik zou zeggen dat dit niet zo was. Je ziet dat de bedragen in de zorg en de ggz zijn verdubbeld, terwijl niet bewezen kan worden dat er sprake is van een verdubbeling van het aantal mensen dat die zorg nodig heeft. In zo’n geval moeten wij er kritisch naar kijken. Door slimmer te acteren, kunnen wij deze zorg net zo goed aanbieden. En, ja zeker, ouders hebben een rol. Sterker nog, de rol van de ouders is de belangrijkste rol.
De heer Dibi (GroenLinks):
Dat er ook binnen de geestelijke gezondheidszorg moet worden gekeken naar besparingen en bezuinigingen, begrijpen wij. Het verhaal van de heer Çörüz, evenals dat van de fracties van de VVD en de PVV, over de jeugd en de gevaren voor de jeugd is echter volstrekt ongeloofwaardig als die groep binnen de bezuinigingen niet wordt uitgezonderd. Als die groep geen ruimte krijgt om de eigen bijdrage niet te betalen, betekent het niets wat hij allemaal zegt.
De heer Çörüz (CDA):
Wij moeten niet doen of alles wordt opgelost met het al dan niet vragen van een eigen bijdrage. De kosten in de ggz zijn toegenomen van 2,4 mld. naar 5,4 mld. De motie van de heer Van der Staaij en mevrouw Bruins Slot heeft een goede bijdrage geleverd; laten wij die zegeningen tellen. Het is echter een illusie dat je met geld alleen en met het rondpompen van geld, de problemen zou kunnen oplossen.
De heer Dibi (GroenLinks):
De groeiende uitgaven in de zorg houden ons allemaal bezig. Laten wij dus niet doen of de een daar wel serieus naar wil kijken en de ander niet. Door dit kabinet wordt een financiële drempel opgeworpen voor de groep waar het vandaag om gaat. Is het CDA bereid om met GroenLinks, evenals met de PvdA en met de SP, aan het kabinet te vragen om bij de bezuinigingen van 600 mln. deze groep uit te zonderen en voor deze groep ruimte te creëren?
De heer Çörüz (CDA):
Nee. De bijdrage was gesteld op, naar ik meen, €295, twee maal. Met name door de motie-Van der Staaij/Bruins Slot is die teruggebracht tot €200. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat iedereen zijn steentje zal moeten bijdragen. Als de uitgaven in de ggz van 2,4 mld. naar 5,4 mld. zijn toegenomen in tien jaar tijd, kunnen wij onze ogen daar niet voor sluiten.
De heer Van der Staaij (SGP):
Er komt heel wat langs in zo’n hoofdlijnendebat over het drugsbeleid. Vindt de heer Çörüz het ook terecht dat tot nu toe juist de eigen bijdrage in de ggz niet voor kinderen geldt? Vindt hij dus ook dat dit vooral zo moet blijven?
De heer Çörüz (CDA):
Dat is een detailvraag. Als niet-woordvoerder wil ik daar niet op ingaan. Ik weet niet wat daarover is gewisseld. Als ik erop zou ingaan, zou ik misschien iets zeggen wat niet klopt. Ik houd mij dus even op de vlakte.
De voorzitter:
Maar de heer Van der Staaij weet het volgens mij wel.
De heer Çörüz (CDA):
Vast wel. Daarom vraagt hij het ook. Ik denk dat het antwoord ja moet zijn.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik moest het even in de vorm van een vraag gieten, passend bij een interruptie, maar ik wilde natuurlijk gewoon zeggen: fijn dat die eigen bijdrage nu niet geldt voor kinderen.
De heer Çörüz (CDA):
Dan zijn wij het daarover eens, en heeft de heer Van der Staaij zijn eigen vraag ook beantwoord.
Voorzitter. Het CDA wil een streng drugsbeleid, dat aansluit bij het beleid van andere landen. Ons gedoogbeleid is een vreemde eend in de Europese bijt en het is een bron van veel ellende gebleken. Wat ons betreft is het: op naar nul coffeeshops! Dat hebben wij al vaker verwoord. Helaas is daarvoor nu geen meerderheid; dat zien wij ook. Maar dit kabinet is gelukkig wel bezig met een aantal goede stappen in de goede richting. Dat neemt niet weg dat mijn fractie nog een aantal vragen heeft.
De eerste betreft de wietpas. In het regeerakkoord is afgesproken dat coffeeshops besloten clubs worden, die alleen voor meerderjarige inwoners van Nederland toegankelijk zijn op vertoon van een clubpas. Dit is een maatregel die rechtstreeks voortvloeit uit het verkiezingsprogramma van het CDA. De CDA-fractie is hierover dan ook zeer positief. Zuid-Nederland kan en mag niet langer de wietleverancier van heel Europa zijn. De drugsoverlast heeft al lang geleden onaanvaardbare vormen aangenomen. Als wij coffeeshops besloten houden en drugstoeristen weren, mogen wij verwachten dat er een einde komt aan die overlast.
Nu was de oorspronkelijke bedoeling dat het clubpassysteem in het zuiden van Nederland op 2 januari 2012 zou worden ingevoerd. Onlangs heeft de minister laten weten dat dit 1 mei 2012 wordt. Deze vertraging is, zo heeft de minister laten weten, ingegeven door de noodzaak om gemeenten en coffeeshopexploitanten in staat te stellen, zich hierop voor te bereiden. De CDA-fractie heeft sterk de indruk dat deze vertraging ook te maken heeft met de weigerachtige houding van een aantal gemeenten. Er zijn heel wat gemeenten die duidelijk hebben gemaakt dat zij niet veel zin hebben in medewerking. Uit diezelfde gemeenten bereiken ons echter ook pleidooien van raadsminderheden voor snelle invoering van de wietpas. Wat is de reactie van de minister op de weigerachtige houding van sommige gemeenten?
Over precies twee maanden is het 1 mei 2012. Hoe staat het nu met de medewerking van de gemeenten?
Een beetje getriggerd door de opmerking van collega Kooiman vraag ik hoe het staat met het experiment in Utrecht. Een paar weken geleden heeft men daar een openbare raadsvergadering gehouden en — om het onpolitiek te zeggen — men gaat gewoon door met de plannen. Ik heb deze minister hierover zowel schriftelijk als mondeling vragen gesteld. Hij was heel sterk en robuust in zijn antwoorden: dat zal niet plaatsvinden. Ik heb het gevoel dat Utrecht helemaal niet naar de minister luistert en gewoon zijn gang kan gaan. Volgens mij is dit hartstikke in strijd met internationale verdragen.
Kan de minister duidelijk maken of hij van plan is om de invoering van de wietpas gepaard te laten gaan met flankerende maatregelen? Kunnen wij er zo maar van uitgaan dat Fransen, Belgen en Duitsers weg zullen blijven? Wat gebeurt er als dat tegenvalt? Komt de minister met een internationaal communicatieplan? Hoe gaat hij dat organiseren? Hoe zit het met de eventuele extra politie-inzet?
Enige tijd geleden heeft minister Schippers aangekondigd dat zij GHB op lijst I van de Opiumwet wil plaatsen. Het CDA is daar positief over. Mijn fractie heeft als eerste aandacht voor de gevaren van GHB gevraagd. Kan de minister aangeven hoe het met haar voornemen staat? Een aantal collega’s heeft al gezegd dat GHB moeilijk traceerbaar is. Het ziet eruit als een soort water. Als iemand een flesje GHB bij zich heeft, is dat moeilijk als zodanig herkenbaar. Welke verwachtingen heeft de minister van de handhaving?
Ik vraag ook aandacht voor GBL, een van de bestanddelen van GHB. Dit is een chemische stof die in het lichaam in GHB wordt omgezet. GBL is zeer verslavend en kan, zeker in verkeerde doseringen, zeer gevaarlijk zijn. Onlangs nog heeft de CDA-fractie een bezorgde brief van wanhopige ouders ontvangen wier kind sterk verslaafd is aan GBL. Zo’n GBL-verslaving is echt heel naar. Het spul blijkt gewoon op internet te bestellen te zijn. De betrokken bedrijven weten precies wat ze doen wanneer ze dit goedje aan particulieren verkopen. Dat brengt mij op een andere vraag. Er wordt heel veel geleverd en afgenomen via internet. Hoe wil de minister dat aanpakken? Is dit kabinet bereid te bevorderen dat ook GBL op lijst van verboden stoffen wordt geplaatst?
Ook sterke wiet komt op de lijst van harddrugs, zo heeft het kabinet laten weten. Dit geldt met name voor wiet met een THC-gehalte van 15% of meer. Het zal geen verbazing wekken dat het CDA deze aankondiging met grote instemming heeft begroet, hoewel wij het liefst hadden gezien dat alle cannabis op lijst I terecht was gekomen. Nederwiet, zeker wiet met een hoog THC-gehalte, is gewoon een harddrug. Nu klinken er uit de coffeeshopwereld verontwaardigde geluiden. De overheid wordt onbehoorlijk bestuur verweten omdat het kabinet geen methoden faciliteert om het THC-gehalte te meten. Ik vind dat op z’n zachtst gezegd de wereld op z’n kop. Coffeeshops moet er zelf voor zorgen dat hun wiet een aanvaardbaar THC-gehalte heeft. Een coffeeshophouder is productaansprakelijk net zoals andere ondernemers.
De heer Van der Ham (D66):
Als een café-eigenaar bier verkoopt, bijvoorbeeld een flesje Heineken of Amstel, dan is de café-eigenaar niet de brouwer van het bier. Hij heeft dus niet de middelen om het zomaar te meten. Wellicht is dat mogelijk. De heer Van der Steur heeft dat gezegd. Maar er is toch wel een groot verschil tussen die twee?
De heer Çörüz (CDA):
Ik ben van mening dat je, als je een dienst of product aanbiedt, verantwoordelijk bent c.q. productverantwoordelijk bent voor wat je aanbiedt.
De heer Van der Ham (D66):
Maar als iemand bij een café, om die vergelijking maar weer te maken, zijn bier of jenever betrekt bij Bols of mevrouw Heineken, kan hij ervan uitgaan dat er ook controle zit op hoe je dat brouwen moet via allerlei wetten die we daarvoor hebben gemaakt.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Van der Ham (D66):
Die coffeeshophouder heeft helemaal niet de mogelijkheden om met een soort gereguleerde teler te werken. Dat maakt wat de heer Çörüz nu zegt zo ongelooflijk onvergelijkbaar met de situatie in een café.
De heer Çörüz (CDA):
Moet je die lijn dan doortrekken? Is dat dan een verantwoordelijkheid van de overheid? Ik vind van niet. Ook de café-eigenaar die zijn product kennelijk ergens anders vandaan haalt, kan als het fout gaat niet verwijzen naar de toeleverancier, onderaannemer of weet ik veel. Men klopt aan bij degene die de dienst of het product aflevert, in dit geval de coffeeshophouder. Er zijn technische middelen om dat te meten, maar nogmaals, die verantwoordelijkheid ligt bij degene die dat product zo graag wil verkopen.
De heer Van der Ham (D66):
Die opmerking …
De voorzitter:
Geen extra puntje, want u hebt al twee keer geïnterrumpeerd.
De heer Van der Ham (D66):
Ik heb een puntje van orde.
De voorzitter:
U hebt een puntje van orde?
De heer Van der Ham (D66):
De vraag of het juridisch klopt wat de heer Çörüz zegt, wil ik graag doorgeleiden naar het kabinet, want volgens mij klopt dat niet.
De voorzitter:
Het klopt ook niet dat dit een punt van orde is, mijnheer Van der Ham.
Mijnheer Çörüz, vervolgt u uw betoog.
De heer Çörüz (CDA):
Laat ik de heer Van der Ham tegemoetkomen. Ik wilde de volgende vraag eigenlijk ook stellen. Hoe zal het nieuwe THC-criterium worden gehandhaafd? Hoe worden de coffeeshops adequaat gecontroleerd? Ik ben dus van mening dat die verantwoordelijkheid bij de coffeeshops ligt.
Voorzitter. De Expertcommissie Lijstensystematiek Opiumwet adviseerde om sterke wiet als harddrug aan te merken. In een reactie op dat advies schreef de minister van VWS dat het onderscheid tussen cannabis met een hoog of laag THC-gehalte ook zal bijdragen aan het verder bemoeilijken van het crimineel ondernemerschap in de cannabisbranche. Maar hennepteelt is toch sowieso illegaal en crimineel? Hoe bedoelt zij die zin?
Het Trimbos Instituut gaat literatuuronderzoek uitvoeren naar de effecten van cannabis op de gezondheid van mensen. Dat is heel mooi, maar er is toch al heel lang heel veel literatuur beschikbaar? Waarom nog een jaar wachten? Wat gaat het ons meer opleveren dan we nu al weten? De CDA-fractie vindt het van groot belang dat jongeren überhaupt niet beginnen aan cannabis, ook niet om het uit te proberen. Wat gaat de minister doen in het kader van preventie om te voorkomen dat jongeren beginnen aan cannabis?
Ik kom op het afstandscriterium. Een aantal collega’s hebben ook aan het volgende gerefereerd. Aan scholen van voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs, zoals dat in de nadere brief van de minister staat, moeten basisscholen worden toegevoegd. Het CDA wil dit graag geregeld hebben in deze kabinetsperiode. Volgens mij staat dat ook in het regeerakkoord. En dat kan. Het is ook noodzakelijk. Als heel veel collega’s hameren op preventie, waarom zou je daar dan niet zo jong mogelijk mee beginnen?
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik heb zelf nogal moeite met het afstandscriterium. Wat is er het nut van als nu ook basisscholen erbij komen? Uit onderzoeken blijkt namelijk dat het effect op drugsgebruik bij jongeren helemaal niet is bewezen en dat de overlast geen criterium is. Dus waarom?
De heer Çörüz (CDA):
Als je heel cynisch zou willen antwoorden, zou je kunnen zeggen: als het helemaal geen probleem is, zou je ze net zo goed heel makkelijk kunnen verplaatsen. Jongeren beginnen er steeds jonger mee. Ik geloof dat collega Elissen daaraan refereerde. Ze beginnen al op de basisschool. Laatst was er het bericht van een meisje van dertien dat is opgepakt omdat ze aan het dealen was. Ook jongeren komen daar heel vroeg mee in aanraking. Je moet ze dus niet in de verleiding brengen. Mevrouw Kooiman heeft het over preventie, net als ik. Begin daar zo jong mogelijk mee en breng jongeren niet in de verleiding. Het is tegenwoordig bijna net zo makkelijk om een Mars bij een supermarkt te kopen of daartoe in de verleiding te komen. Als je bij de coffeeshop langsloopt, zou je kunnen denken: dat wil ik ook weleens een keer proberen.
Mevrouw Kooiman (SP):
Was het maar in het belang van preventie, maar dat is het helemaal niet. Uit de onderzoeken van de gemeente Rotterdam blijkt dat het helemaal geen invloed heeft op het gebruik van jongeren. En dan moet je er ook speeltuintjes en sportclubs bij bedenken. Dan kun je eigenlijk het hele drugsbeleid en alle coffeeshops verbieden.
De heer Çörüz (CDA):
Dat lijkt mij een heel goede.
Mevrouw Kooiman (SP):
Kijk, als dat de verborgen agenda is van de heer Çörüz, dan ben ik vandaag op mijn wenken bediend.
De heer Çörüz (CDA):
Ik heb helemaal geen geheime agenda. Ik heb letterlijk uitgesproken: wat ons betreft, is het op naar de nul coffeeshops. Dat heb ik letterlijk gezegd, één pagina terug. Dat kan mevrouw Kooiman ook niet verbazen, want dat zeggen wij al jaren. Hoe minder, hoe beter.
De heer Dibi (GroenLinks):
De heer Van der Ham heeft net aangegeven op basis van onderzoek dat coffeeshops juist heel streng zijn en dat daar bijna nooit een minderjarige aangetroffen wordt. Dat haalt de hele grond onder het afstandscriterium weg. Daarom is mijn vraag aan de heer Çörüz: waarom pleit hij vandaag niet voor een totaalverbod op coffeeshops? Dat zou namelijk eerlijk zijn.
De heer Çörüz (CDA):
Ik ben hartstikke eerlijk. Ik herhaal het maar: het CDA heeft altijd ingezet op ontmoediging, ontmoediging, ontmoediging. Wij zien het liefst nul coffeeshops: zero tolerance. Dat kan ook voor de heer Dibi geen verrassing zijn.
De heer Dibi (GroenLinks):
Het CDA zit in het kabinet! Het CDA zit in de coalitie. De heer Çörüz kan in tweede termijn een motie indienen om een totaalverbod van coffeeshops in te voeren. Waarom durft hij dat niet?
De heer Çörüz (CDA):
Het is niet zozeer een kwestie van niet durven, maar ik kan ook tellen. De politieke realiteit is een andere. Maar als de heer Dibi het aan mij vraagt; diep in mijn hart wil ik ontmoediging en nul coffeeshops. Dat heb ik al een paar keer herhaald. En de heer Dibi zei dat het mijn verhaal onderuit zou halen, maar dat is nog maar de vraag. Ik ken veel coffeeshops waar binnen wordt verkocht en waarbij 100 of 200 meter verder wordt gedeald. Dus laten wij elkaar niets wijsmaken. Dat zie je in Amsterdam net zo goed. Dat weet de heer Dibi. Kom op!
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Ik moet de heer Çörüz gelijk geven: er wordt veel buiten de coffeeshop gedeald. Dat is ook precies waarom wij meer mensen nodig hebben om te handhaven, maar dat doet de heer Çörüz niet. Maar dat is mijn vraag niet. Als het CDA de coffeeshops wil verbieden, wat moet er dan gebeuren met de 800.000 mensen die nu zonder problemen, op verantwoorde wijze een jointje kunnen roken?
De heer Çörüz (CDA):
Mevrouw Bouwmeester stelde mij een vraag over agenten. Ik voel toch de behoefte om daarop in te gaan. Wij hebben 50.000 agenten. Handhaven is gewoon een reguliere taak. Laten wij elkaar niets wijsmaken. En wat die 800.000 mensen betreft, ik en het CDA zien het als volgt. Wij vinden gebruik van “softdrugs” of harddrugs niet goed. Dat leidt tot verslaving en psychosen. Het kan criminaliteit en overlast met zich meebrengen. Dat zijn voor mij genoeg argumenten om tegen jongeren te zeggen: begin daar niet aan. En ontmoedig dat andere. Nogmaals, nul coffeeshops is ons ideaalbeeld, maar daar is de politieke realiteit niet naar en geen politieke meerderheid voor.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Ik dank de heer Çörüz voor zijn duidelijke antwoord. Het eerste antwoord is: het CDA vindt dat niemand mag blowen, dus jullie hebben pech. Dat is eerlijk en dat is straight. Dat waardeer ik. Maar mijn vraag is de volgende.
Er wordt echter overal heel veel gedeald en we hebben te weinig agenten. Het gaat nu niet goed. Jonge drugsdealers hebben de vrije hand. Wat stelt het CDA voor om hier beter mee aan de slag te gaan? Steunt het CDA het voorstel van de PvdA om korte metten te maken met jonge drugsdealers?
De heer Çörüz (CDA):
Daar kan niemand tegen zijn. Ik breng daarbij in herinnering dat we nog nooit zo veel agenten hebben gehad; we hebben er bijna 50.000! Ook is er nog nooit zo veel geld beschikbaar geweest voor de politie. Jonge drugsrunners moeten keihard worden aangepakt, maar daar gaat ook nog iets aan vooraf. Daarom zeg ik dat jongeren niet in de verleiding moeten worden gebracht. Basisscholen moeten daarbij ook nadrukkelijk worden meegenomen, conform de afspraken in het regeerakkoord.
Voorzitter. Ik vraag het kabinet hoe het denkt in te zetten op de ontmoediging van drugsgebruik op scholen. Ik stelde zo-even ook voor om coffeeshops niet in de buurt van basisscholen te zetten, op minimaal 350 meter afstand.
Samenwerking zoeken met ervaringsdeskundigen is voor de CDA-fractie ongelooflijk belangrijk. Ik schenk speciaal aandacht aan het project Moedige Moeders. Dit is een initiatief van moeders van drugsgebruikende jongeren. Het initiatief ontstond in Volendam, maar heeft in vele gemeenten navolging gevonden. De moeders konden niet langer lijdzaam toezien hoe de drugs hun kinderen ten gronde richtten. Moedige Moeders wil heel graag voorlichting geven, maar krijgt moeilijk toegang tot scholen omdat gemeenten contracten hebben met de reguliere verslavingszorg. Is de minister hiermee bekend? Hij kan ervoor zorgen dat Moedige Moeders een voet tussen de deur krijgt bij scholen. Dat kost bijna geen geld.
Zoals de ministers in de brief over het drugsbeleid schrijven, bestaan er behoorlijke schotten tussen de verslavingszorg en de reguliere ggz. Dat speelt al jaren, maar het is onwenselijk. Veel psychiatrische stoornissen gaan gepaard met verslavingen. De CDA-fractie roept de minister van VWS op om krachtig in te zetten op samenwerking en afstemming tussen de betrokken sectoren. Een goed voorbeeld is stichting Tactus, een instelling voor verslavingszorg in Oost-Nederland die inzet op een brede aanpak: verslaving en zorgverlening in samenwerking met de verslaafde en diens partner, familie, school, werkgever en hulpverlener.
Werkende mensen hebben vaak een alcohol- of drugsverslaving. Afkicken is vaak moeilijk, omdat men niet wil dat de verslaving bekend wordt op het werk. E-health kan daar een belangrijke bijdrage aan leveren, want men hoeft dan geen vrij te nemen op het werk. Face-to-facebehandeling blijft echter noodzakelijk. In het Noorden is een proef gestart met behandelingen buiten kantoortijden. Daar is veel animo voor. Is de minister van VWS hiermee bekend? Is zij bereid, te onderzoeken of in de verslavingszorg meer behoefte bestaat aan parttime-afkicktrajecten buiten kantoortijden?
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Gezien de tijd stel ik voor, het antwoord van de bewindslieden in eerste termijn en de tweede termijn op een ander moment te laten plaatsvinden. Ik wens iedereen wel thuis.
Sluiting 22.18 uur.