Bron: Openbare Orde
Door Jan Brouwer
20 september 2013
In landen als de Verenigde Staten, Spanje en België bestaan zogenaamde Social Cannabis Clubs. Dat zijn besloten clubs waarbinnen de teelt van cannabis voor persoonlijk gebruik gezamenlijk plaatsvindt. Eens in de twee á drie maanden kan een lid zijn oogst ophalen.
Op dit moment worden ook in verschillende steden in Nederland al dan niet met gemeentesteun dergelijke clubs opgericht. De grote vraag is natuurlijk of dit strafrechtelijk is toegestaan. De Opiumwet stelt de teelt van hennep en hasjiesj als misdrijf strafbaar. De Nederlandse wetgever is hiertoe verplicht op grond van de VN-drugsverdragen.
Gaat het echter om de teelt van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik – maximaal 30 gram – dan is dit slechts een overtreding waarvoor niet wordt vervolgd. Het OM kan van vervolging afzien op grond van een voorbehoud dat Nederland bij de VN-drugsverdragen heeft gemaakt.
Bij sluiting van de verdragen gaf ons land indertijd te kennen de vervolgingsvrijheid in volle omvang te willen behouden. Het OM kan op grond van dit zogenoemde opportuniteitsbeginsel van strafvervolging afzien, indien hiervoor een goede reden bestaat. Voor het gedogen van de thuisteelt wordt deze gevonden in het de wind uit de zeilen nemen van criminele organisaties.
Het OM ziet echter slechts af van vervolging, indien het om niet-beroeps- of bedrijfsmatige teelt gaat. Cruciaal is daarom hoe het OM tegen de teelt binnen het verband van een Social Cannabis Club aankijkt. Dat kunnen we afleiden uit beleidsregels zoals vastgelegd in de Aanwijzing Opiumwet.
Drie factoren spelen een rol. Ten eerste de hoeveelheid planten. Het mag niet gaan om meer dan vijf planten per persoon. Ten tweede mag het streven niet gericht zijn op geldelijk gewin. Tot zover ontspringt de Social Cannabis Club de dans. Maar dan de derde factor: de mate van professionaliteit.
De vaststelling hiervan vindt plaats aan de hand van een reeks van indicatoren: belichting, verwarming, bevloeiing, binnen/buiten, afscherming, ventilatie bodemverrijking, ziektebestrijding, plantenmateriaal, CO2 suppletie en verwerking (eigen beheer of manicultuurbedrijf). Zo gauw er wordt voldaan aan twee of meer indicatoren wordt beroeps- of bedrijfsmatig handelen aangenomen.
Op de derde factor scoort de Social Cannabis Club niet al te best, althans als de teelt niet al te knullig plaatsvindt. Om de teelt dan maar meteen als bedrijfsmatig te kwalificeren, zoals de Minister van Veiligheid en Justitie inmiddels heeft aangekondigd, gaat echter te ver. Het is de vraag of de strafrechter hierin meegaat.
De minister stelt dat hij verplicht is de Social Cannabis Club aan te pakken op grond van internationale verplichtingen. Dat is onjuist, het eerder vermelde voorbehoud bij de VN-drugsverdragen laat hem alle ruimte. Zelfs zonder voorbehoud is dit geen internationale verplichting. De Belgische en Spaanse rechter hebben de Social Cannabis Club al strafrechtelijk vrijuit laten gaan. Beide landen zijn lid bij de VN-drugsverdragen waarop de Minister van Veiligheid en Justitie zich beroept.
Beslissend is de politieke wil. Die ontbreekt op het ministerie – ondanks tegengestelde internationale ontwikkelingen ten ene male. Dat gemeentebesturen anders denken, is niet verwonderlijk. Zij worden dagelijks geconfronteerd met de gevolgen van die politieke onwil.
Prof. mr. Jan Brouwer is hoogleraar-directeur van het Centrum voor Openbare Orde en Veiligheid.