Bron: Nederlands Juristenblad 2013/1674
2013 – nr. 6
Redactie: redactie.ms@kpnmail.nl
Een wetsvoorstel dat growshops (winkels met benodigdheden voor hennepteelt) verbiedt, heeft een onduidelijke doelstelling. Wil de minister nu growshops bestrijden of voorbereidingshandelingen strafbaar stellen? De kring van potentiële wetsovertreders wordt enorm uitgebreid en preventief toezicht onmogelijk gemaakt.
Advocaat Peter van Russen Groen bepleit als alternatief een vergunningstelsel
met voorwaarden voor growshops, waardoor malafide handelaren
van de markt kunnen worden geweerd.
Nieuw in de ‘cannabisbrief’ van 23 april 2004 was dat de criminele betrokkenheid van growshops bij de grootschalige teelt van nederwiet strafbaar moest worden gesteld. De minister zag aanwijzingen dat growshops een faciliterende rol vervullen voor zowel legale als illegale teelt van cannabis. Echter in geen van de vele onderzoeken is onderzocht in hoeverre growshops criminele daden plegen zoals verkoop van stekken, handel in wiet en witwassen van geld. “Toch vatte het idee post dat growshops steeds vaker en op steeds grotere schaal deze activiteiten ontwikkelen.”
Naar aanleiding van een Kamermotie nam de Minister van Justitie zich voor growshops te verbieden, zonder onderscheid tussen shops met meer of minder slechte bedoelingen.
Wetsvoorstel
Ambtenaren constateerden evenwel dat een algeheel verbod van growshops moeilijk uitvoerbaar is, omdat growshops producten verkopen die op zich legaal zijn en ook bij tuincentra te koop zijn. Als alternatief werden bestuurlijke instrumenten voorgesteld, zoals een vergunningplicht voor growshops en intensievere handhaving met de reeds beschikbare instrumenten. De minister hield echter vast aan een verbod.
Het wetsvoorstel wil het voorhanden hebben van stoffen, voorwerpen of gegevens (vermoedelijk) bestemd voor de hennepteelt strafbaar stellen. Het beperkt zich daarbij tot grootschalige, beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. Het OM legt dat ruim uit: “De hobbykweker die een paar plantjes in een kweektentje heeft en ze kunstmest geeft is volgens de ‘Aanwijzing Opiumwet’ al bedrijfsmatig bezig.” Voorbereidingshandelingen voor hennepteelt zijn niet strafbaar.
Het wetsvoorstel roept veel vragen op. Niet duidelijk is wat wordt beoogd. Gaat het om bestrijding van de handel in hennepproducten via growshops en bestrijding van de financiering van grootschalige hennepteelt en witwassen? Of om de betrokkenheid van growshops als leverancier van kweekbenodigdheden?
Inmiddels lijken niet langer de growshops het belangrijkste doelwit, maar voorbereidingshandelingen voor de hennepteelt. De vraag is waarom de minister niet een wetsvoorstel indient dat voorbereidingshandelingen strafbaar stelt.
Verder is de vraag of het wetsvoorstel de problemen van coffeeshops met de bevoorrading niet verder vergroot. Waarom wordt juist gekozen voor meer repressie?
Waar moet de politiecapaciteit voor handhaving vandaan komen?
En wordt er wel voldoende naar de ontwikkelingen in het buitenland gekeken?
Bestaande instrumenten
De veronderstelling achter het wetsontwerp is dat het bestaande strafrechtelijke instrumentarium tekort schiet om malafide growshops te vervolgen. Maar is dat zo? Vervolging van een growshop wegens poging tot hennepteelt kan inderdaad niet. Alleen voorbereidingshandelingen met betrekking tot harddrugs zijn nu strafbaar.
Wat wel vervolgd kan worden zijn de handel in hennepstekken en -oogsten en witwassen van opbrengsten.
Voor deze daden is er dus geen lacune in de wetgeving.
Bovendien is niet uitgesloten dat vervolging voor voorbereidingshandelingen ten aanzien van deelname aan een criminele organisatie mogelijk is op basis van art. 46 Sr. Al zijn mij daarvan nog geen voorbeelden bekend.
Ook bonafide growshops lopen nu al het risico van strafrechtelijke vervolging. Meestal zullen zij weten waarvoor de door hun geleverde spullen bestemd zijn. Daarmee is er al snel sprake van de voor strafbaarheid vereiste opzet. Dat het bewijs van medeplegen van de eigenaar van een growshop niet kan worden geleverd, gaat mij veel te ver. Maar: “Het blote feit dat iemand eigenaar is van een growshop wil niet zeggen dat hij automatisch medepleger is van alle strafbare feiten die in het kader daarvan plaatsvinden. (…) En dat is maar goed ook. Ware dit anders dan zou de strafrechtelijke aansprakelijkheid onaanvaardbaar worden opgerekt.”
Vaak kan het handelen van medewerkers worden toegerekend aan de growshop als rechtspersoon of aan de eigenaar. Met de bestaande juridische deelnemingsconstructies kan het faciliteren dus wel degelijk worden aangepakt, al vindt de wetgever het kennelijk makkelijker een zelfstandige strafbaarheid van het faciliteren in de wet op te nemen.
Daarnaast bestaat de mogelijkheid een growshop te vervolgen wegens deelneming aan een criminele organisatie met het oogmerk Opiumwetfeiten te plegen. Volgens de minister wordt echter lang niet altijd ‘in georganiseerd verband’ geopereerd. Dat is opmerkelijk omdat de minister het wetsvoorstel juist onderbouwt door te wijzen
op de steeds professioneler en beroeps- en bedrijfsmatiger hennepteelt.
Een ander opmerkelijk argument van de minister is dat er onvoldoende ruimte zou zijn om tegen faciliteerders van illegale hennepteelt op te treden, omdat vervolging van een medepleger of medeplichtige pas mogelijk is bij een voltooid delict. Maar is dat wel een beperking? Inherent aan strafrecht is de eis dat het delict voltooid is. Het strafrecht berust juist op de gedachte dat de dreiging van vervolging de potentiële wetsovertreder van zijn criminele handelen zal doen afzien.
Ernstige reden om te vermoeden
Voorbereidingshandelingen zijn slechts strafbaar bij feiten waarop meer dan acht jaar straf staat. Hennepteelt valt daar nu nog niet onder. Het wetsontwerp verruimt zo de strafbaarheid. Een tweede voorwaarde voor strafbare voorbereiding is opzet. Het wetsontwerp eist slechts schuld: ‘ernstige redenen hebben voor een vermoeden’. Dat is dus een dubbele verruiming van de strafbaarstelling.
“Medewerkers van tuincentra of verkopers van land- en tuinbouwartikelen worden met één klap blootgesteld aan strafrechtelijke aansprakelijkheid als zij bijvoorbeeld potgrond of groeilampen verkopen.” Het wetsontwerp vraagt dus van elke burger oplettendheid ‘op verdachte omstandigheden die kunnen duiden op illegale hennepteelt’.
Sommige juristen lezen de frase ‘ernstige reden heeft om te vermoeden’ als een tamelijk zwaar schuldvereiste, waardoor niet elke onoplettendheid tot strafbaarheid zal leiden. De toelichting van de bewindslieden doen echter een minder zware schuldvariant vermoeden. De minister stelt dat niet het subjectieve ernstige vermoeden centraal staat, maar het geobjectiveerde ‘ernstige reden hebben om te vermoeden’. Maar dat is misschien wel veel erger: bij een geobjectiveerde omstandigheid doet de innerlijke overtuiging van de verdachte er veel minder toe.
Vergunningstelsel
“Mij lijkt een vergunningstelsel een probater middel de wildgroei binnen de growshopbranche
aan banden te leggen dan het strafbaar stellen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van de hennepteelt. (…) Regulerend toezicht lijkt mij noodzakelijker dan een blind verbod.”
Zo’n verbod raakt bovendien ook de kleinschalige hobbykweker, terwijl de achterdeurproblematiek van de coffeeshop niet wordt opgelost.
Wanneer dit wetsontwerp van kracht wordt, mogen gemeenten voor growshops geen vergunning meer afgeven. Ik voorzie daarbij nog wel wat juridische complicaties.
Conclusie
“Dat er een lacune in de wetgeving bestaat bij de bestrijding van (malafide) growshops is een mythe. Zowel malafide als bonafide growshops kunnen met de bestaande instrumenten worden vervolgd. Voorts is de doelstelling van de wet onduidelijk geworden.
Het voorstel zorgt voor een enorme uitbreiding van de kring van potentiële
wetsovertreders en maakt preventief toezicht onmogelijk. Een vergunningstelsel met voorwaarden voor growshops om malafide handelaren van de markt te weren, kent die
nadelen niet.