Bron: The Ottawa Citizen (Canada)
23 january 2008
Door: Dan Gardner, The Ottawa Citizen
Het is dus officieel bevestigd. Afghanistan’s uitgestrekte papavervelden zullen binnenkort volledig weggeveegd zijn. Geen opium en heroïne meer, alleen nog meloenen en gelukkige boeren zo ver het oog reikt.
Het zou natuurlijk wel kunnen dat de lezer wel al andere dingen heeft gehoord. De laatste opiumoogst was namelijk de grootste ooit, stond er in de kranten. Negentig procent van de globale heroïnevoorraad komt uit Afghanistan. Woordvoerders van NATO commandanten en president Hamid Karzai zeggen dat de illegale drughandel zo uitgebreid en slopend is dat hij een grotere bedreiging vormt voor de toekomst van Afghanistan dan de Taliban.
Maar dat kan niet waar zijn. Kijk maar naar het verslag van de onafhankelijke werkgroep voor Canada’s toekomstige rol in Afghanistan.
Gisteren werd het rapport vrijgegeven en het erkent dat papaver een “bezwarend element” is. Maar op de 94 pagina’s wordt er maar één paragraaf gewijd aan de zaak.
Hieruit kan je alleen maar besluiten dat volgens het rapport van John Manley’s geëerde werkgroep de drughandel van weinig belang is voor de Afghaanse problematiek. Maar geen enkel rationeel mens kan dit geloven – tenzij de handel is opgegaan in rook. Dit moet dan wel het geval zijn zoals hierboven gesteld.
Verbazingwekkend genoeg komt deze verbijsterende overwinning in de oorlog tegen drugs precies op tijd, zoals eerder al voorspeld was.
In 1998 vergaderde de VN in een massaal bijgewoonde speciale zitting waar al de landen van de wereld zich engageerden voor “de vernietiging of gevoelige vermindering van de illegale kweek van coca, cannabis en papaver tegen het jaar 2008”. Nu 2008 net begonnen is, blijkt dus dat de drughandel volledig weggeveegd is. Gelukkig Nieuwjaar!
Dat is één manier om het verontrustende gebrek aan aandacht voor de opiumhandel te verklaren in het Manley rapport. Dit is een andere:
Wie vrede en ontwikkeling in Afghanistan wil, wordt geconfronteerd met een onoplosbaar dilemma. Aan de ene kant blijkt dat de papaverindustrie de grootste bedrijfstak is van Afghanistan. Afghanistan mag nu dan wel een verschrikkelijk arm land zijn, door het inkomen dat de papaverindustrie levert zou de eliminatie van deze industrie enorme aantallen arme mensen nog veel armer maken. Daarom zijn de meeste NATO bevelhebbers resoluut gekant tegen agressieve acties tegen de papaverproductie: het zou elke kleine boer, veldarbeider en handelaar in de armen drijven van de opstandelingen.
Het zou ook geen enkel nut hebben. Een vermindering van de papaveroogst zou de prijzen omhoog duwen in elk stadium van de bevoorradingslijn.– van boer tot straatdealer. Stijgende prijzen zullen dan weer meer boeren en handelaars naar de papaverkweek lokken.
De verleiding om de zaak op te lossen door gewoon een oogje dicht te knijpen, is groot. Maar dat is ook geen optie. Het geld dat de Taliban verdienen aan de “belasting” voor boeren en handelaars wordt gebruikt om soldij, wapens en bommen te betalen. De industrie is ook de draaischijf van de corruptie die een beter bestuur en de ontwikkeling bemoeilijken of onmogelijk maken.
“Militaire overwinningen leveren nauwelijks iets op, tenzij de Afghaanse regering met hulp het bestuur kan verbeteren en betere levensomstandigheden kan creëeren voor het Afghaanse volk”, wordt terecht beweerd in het Manley rapport. Maar hoe moet de Afghaanse regering dat doen? Het lijkt onmogelijk als ze de opiumindustrie niet aanpakt, maar als ze dat doet zal de bevolking zich tegen de regering keren.
Het is een kanjer van een dilemma. Wat zegt het Manley rapport hierover?
Niks, eigenlijk. “De betrokken besturen moeten samenhangende anti-drug strategieën gebruiken”, staat er, zonder te preciseren wat deze mysterieuze strategieën dan kunnen zijn.
Er zouden ook “effectieve economische fondsen” voorzien moeten worden “om kandidaat papaverboeren en tussenpersonen te leiden naar andere bezigheden”. In het rapport wordt ook gesuggereerd dat een “beperkt ‘papaver voor medicijnen’ project” misschien ook de moeite waard is.
De bezwaren tegen deze progressief klinkende ideeën liggen voor de hand. Ten eerste is de winstmarge bij papaver veel groter dan bij enig legaal gewas. De economische compensaties om boeren en handelaars te overtuigen over te schakelen op legale gewassen, moeten dit enorme verschil dus bijpassen. Uit ervaring op andere plaatsen, weten we dat deze compensaties meestal niet groot genoeg zijn om dit te bereiken. Maar zelfs als dat het geval zou zijn, neutraliseren ze zichzelf: als boeren massaal stoppen met papaver, zal de prijs van de papaver weer stijgen, wat het voor boeren weer interessanter zal maken om opnieuw over te schakelen op papaver.
‘Papaver voor medicijnen’ zou een vergissing zijn om dezelfde reden: als grote hoeveelheden papaver worden afgeleid van de illegale markt, zullen de prijzen voor de zwarte markt papaver weer stijgen en zal de productie zich weer aanpassen. Economische wetmatigheden kun je niet onder de mat vegen.
Welke antwoorden geeft het Manley rapport op deze bezwaren? Uiteindelijk geen. Het rapport ontwijkt een doordachte evaluatie van het opium probleem en probeert zo het dilemma aan de basis te negeren.
Het Manley rapport is een voorbeeld van het typische ‘binnen de lijntjes’ denken. De lijntjes worden in dit geval getrokken door de criminalisatie van papaver.
Het illegaal maken van papaver heeft dit gewas, dat al sinds mensenheugenis wordt gekweekt in centraal Azië, verandert in een bron van instabiliteit en corruptie. De criminalisering is één van de oorzaken van het dilemma waarmee Afghanistan wordt geconfronteerd.
Maar het Manley rapport ziet de illegaliteit van papaver niet als een beleidskeuze die bijna een eeuw geleden werd genomen door een aantal onverstandige mensen die niet wisten wat ze loslieten op de wereld. Het rapport ziet de illegaliteit van papaver eerder als een natuurwet, zoals de zwaartekracht – iets dat altijd heeft bestaan en altijd zo zal blijven. En dat is misschien nog dommer dan de criminalisering zelf.
We kiezen ons drugbeleid. De keuze voor criminalisatie heeft een onoplosbaar dilemma gecreëerd in Afghanistan – een dilemma dat Canadese soldaten doodt.
Er zijn nochtans alternatieven. Herinnert u zich nog het plan om de wereldwijde drughandel te elimineren tegen 2008? Dit jaar zal de VN de ervaring van het afgelopen decennium evalueren en bespreken welke richting het nu uit moet. Natuurlijk zal de VN niet toegeven dat haar beleid spectaculair heeft gefaald. Nu beweren ze dat niet het “elimineren of drastisch verminderen” van de productie de doelstelling was in 1998, maar het bereiken van “serieuze en meetbare resultaten” bij de drugbestrijding. Dat is een leugen, maar het verplaatsen van de doelpalen gebeurt natuurlijk in de eerste plaats voor de mensen die hun geld verdienen door alles maar mooi te houden zoals het is.
Het Manley rapport kon de vinger op de wonde van het Afghaanse dilemma leggen. Het had kunnen aantonen hoe het internationale drugbeleid dit dilemma helpt in stand houden. Het rapport had de Canadese regering kunnen oproepen om samen met Europese regeringen en andere critici van de oorlog tegen drugs de VN evaluatie van 2008 te gebruiken voor een ernstige ontleding van het volledige drugbeleid.
Het had ons allemaal eens kunnen laten nadenken.
Maar dat deed het dus niet. Het bleef mooi binnen de vooraf getrokken lijntjes kleuren en liet een kans onbenut.