Bron: Wired Initiative
Interview met Dave Bewley Taylor, Universiteit van Swansea, Wales
1. Wat is de impact van de internationale wetgeving op het debat over druglegalisatie?
Als een land overweegt om een grondige liberalisering van zijn nationale drugbeleid door te drukken, moet het rekening houden met de internationale context. De reden is tamelijk voor de hand liggend. De meeste landen ondertekenden namelijk de 3 grote VN drugverdragen, waaronder de Enkelvoudige Conventie voor Verdovende Middelen uit 1961, die de hoeksteen is van het huidige international drugcontrolesysteem.
Naast andere zaken verplicht de Enkelvoudige Conventie de ondertekenende landen om de productie, verwerking, export, import, verdeling, handel, bezit en gebruik van drugs zoals heroïne, cocaïne en cannabis te beperken tot medische en wetenschappelijke doeleinden.
Klaarblijkelijk is er een zekere manoeuvreerruimte binnen de Conventies. Hierdoor kunnen er in sommige landen werkwijzen zoals “decriminalisatie” of “depenalisatie” van drugbezit voor eigen gebruik toegepast worden.
Deze soepelheid is echter beperkt. Het belang van het principe om verdovende en psychotrope drugs te beperken tot medische en wetenschappelijke doeleinden, laat geen ruimte om legaal recreatief druggebruik mogelijk te maken.
Een nuttige manier om de invloed van het internationale drugcontrolesysteem in te schatten is de vergelijking met de nationale situatie in de VS tussen 1919 en 1933. Volgens sommigen is de verhouding van de Enkelvoudige Conventie tot het internationale drugverbod te vergelijken met de verhouding van het 18de amendement en de Volstead wetten tot de alcoholprohibitie. Net zoals het 18de amendement de VS staten beperkte in het voeren van een eigen alcoholbeleid, zo legt de VN wetgeving beperkingen op aan soevereine lidstaten bij de aanpak van nationale drugwetgeving.
2. Welke geschiedenis schuilt er achter het huidige internationale drugcontrolesysteem en wie zijn de voornaamste spelers?
Het huidige systeem vindt zijn oorsprong in de vroege 20ste eeuw. Het grensoverschrijdende karakter van de drugproblematiek lag aan de basis van een algemene consensus tussen sommige landen die vaststelden dat enige vorm van regulering van de internationale drughandel noodzakelijk was. Deze gelijkgestemdheid leidde tot een reeks verdragen voor en tijdens het bestaan van de Volkenbond. De VN wetgeving uit 1961 dankt haar naam in feite aan het feit dat de meeste van deze oude verdragen werden geactualiseerd en gecombineerd tot een Enkelvoudige Conventie.
Hoewel er tot op zekere hoogte kan gesproken worden over een eensgezindheid over drugbeleid binnen de internationale gemeenschap, is duidelijk dat vooral de VS altijd een belangrijke rol heeft gespeeld in het vormgeven en in stand houden van het huidige internationale systeem. Nadat de VS tot de conclusie kwamen (niet in minst op grond van moralistische overwegingen) dat een verbod de beste manier was om het druggebruik in eigen land aan te pakken, probeerden ze deze benaderingswijze ook te exporteren naar de rest van de wereld.
Bijna een eeuw lang zagen we een verscheiden mengeling van Amerikaanse individuen, overheidsinstanties en belangengroepen zich inspannen om de wettelijke benadering van druggebruik in andere soevereine landen te beïnvloeden.
Andere landen zoals Japan, Zweden en vele Arabische en ex-Sovjetstaten delen de Amerikaanse houding. Maar geen enkele van deze landen heeft zo veel invloed op het drugbeleid als de VS. Dat was zeker het geval in jaren dat het huidige controlesysteem tot stand kwam, tussen 1945 en 1961. In deze periode had de VS zijn status als supermacht verworven en kon toen veel meer invloed uitoefenen dan voor W.O. II.
3. Waarom hebben het VK en zovele andere landen de VN drugconventies eigenlijk ondertekend?
Om een antwoord te geven op het waarom moeten we rekening houden met een aantal onderling verbonden factoren. Ten eerste, en dit is vooral van toepassing op de Enkelvoudige Conventie, moeten we de aard en de verspreiding van het zo genaade drugprobleem in vele landen in die tijd in kaart brengen.
De enorme verschuiving in druggebruikspatronen in veel westerse landen komt pas op gang kort na de goedkeuring van de Eenvoudige Conventie. Bijgevolg kan je stellen dat landen het verdrag zonder problemen tekenden omdat drugbeleid en, nader bepaald, de instelling van het verbod, niet aanzien werd als een zaak van enig belang.
Ten tweede dient vastgesteld dat, hoewel de meningen over de VN wel eens verschillen, de organisatie een liefdadig en goedbedoelend imago heeft, ook wat drugbeleid betreft. Zo wordt de taal in VN documenten over drugzaken dikwijls gekruid met zinsneden als “een gevaar voor de mensheid” of wordt de controle over drugs die bestempeld worden als illegaal, afgeschilderd als een zaak die “de gewone belangen van de internationale gemeenschap” overstijgt. Door dit hyperbolisch taalgebruik en de achterliggende starre houding wilden regeringen liever niet buiten het systeem blijven omdat ze dan riskeerden bekeken te worden een soort ‘paria’-land.
Ten derde moeten landen afwegen of het de moeite waard is om de toorn van Washington op te wekken in ruil voor meer beleidsruimte voor het nationale drugbeleid, wetende dat net de VS een energiek volgeling is van de VN drugcontrole Conventies. In de meeste gevallen werd er beslist dat de nationale belangen beter gediend waren met de goedkeuring van de Conventies.
4. Wat zijn de mogelijkheden voor een land dat ernstig overweegt over te gaan tot de legalisatie van een drug of drugcategorie die nu nog strikt gereglementeerd is?
Als je de voorgaande overwegingen in gedachten houdt, moeten landen die denken aan legaliseren, zoals dat dan meestal genoemd wordt, uitmaken hoe ze de internationale wetgeving zullen aanpakken. Hiermee bedoel ik dat ze moeten beslissen om of ze binnen of buiten de krijtlijnen van de internationale wetgeving willen werken.
Werken binnen het internationale rechtskader biedt een aantal mogelijkheden: In de VN drugcontrole Conventies werd voorzien dat landen een herziening van een verdrag kunnen vragen door het indienen van wijzigingsvoorstellen of amendementen. Hoewel dit technisch beschikbare mogelijkheden zijn, zijn beide wegen erg beperkt door het samenspel van procedures en politiek. Voor landen die tegen een herziening gekant zijn, is het zeer makkelijk om herzieningen van de verdragen te blokkeren. Het is dan ook zeer waarschijnlijk dat de VS en andere landen die het huidige systeem steunen, dit ook effectief zullen doen.
Landen die zich willen verlossen van de beperkingen van de Conventies zouden ze formeel kunnen opzeggen. Dit zou niet leiden tot het einde van de verdragen, maar de landen in kwestie krijgen wel meer beleidsvrijheid op nationaal niveau. Het nadeel van deze route is natuurlijk dat er heel wat kritiek zal loskomen vanuit de internationale gemeenschap die nog gebonden zou zijn door het bestaand verdragssysteem, vooral de VS zal zich hierin niet onbetuigd laten. Gezien het eerder vermelde liefdadige imago van de VN, zou het internationale aanzien van een land mogelijk te lijden hebben bij het nemen van deze optie.
Een laatste mogelijkheid ligt in het gebruik van een achterpoortje in de Conventies. De drugcontroleverdragen kunnen alleen maar werken als hun bepalingen niet tegengesteld zijn aan grondwettelijke principes en basisconcepten van het wettelijk systeem van een land. Als het hoogste gerechtshof van een land dat de verdragen goedkeurde, vonnist dat het verbod van een bepaalde drug (bvb. cannabis) of een reeks stoffen strijdig is met de grondwet van dat land, dan zijn de partijen niet langer gebonden door de beperkingen van de Conventies.
Maar nogmaals, een land dat deze optie kiest, moet bereid zijn om een stortvloed van kritiek te verwerken van bepaalde delen van de internationale gemeenschap. Door deze keuze te maken als een groep van “gelijkgestemde landen” waarbij er een zekere mate van coördinatie voorzien wordt, kan deze kritiek wellicht verdund worden.
Als deze wettelijke opties toch niet interessant blijken, kunnen landen ook nog altijd gewoon de verdragen naast zich neer leggen. De VS doet immers regelmatig exact hetzelfde met VN verdragen en resoluties in andere domeinen. Maar dit zou wel verdere gevolgen kunnen hebben voor het hele VN verdragssysteem, en ik denk niet dat de Europese landen bereid zouden zijn om het multilaterale kader te verzwakken.
5. Onder welke omstandigheden zou een land de Conventies durven te betwisten?
De sleutelfactoren zijn m.i. het nationale belang, politiek opportunisme en dat wat ik zou omschrijven als ‘scharniermomenten’. Zo zal er waarschijnlijk een ‘scharniermoment’ optreden als de kosten voor het trouw blijven aan de internationale wetgeving zo oplopen dat ze opwegen tegen de voordelen van de volgzaamheid. Deze ‘kosten’ moeten ruim geïnterpreteerd worden en bevatten o.a. de financiële en menselijke lasten die te maken hebben met volksgezondheid en wetshandhaving. Op dit ‘scharniermoment’ kan besloten worden dat de nationale belangen beter gediend zijn bij een wijziging van de nationale wetgeving en het accepteren van de internationale gevolgen. Als voorbeeld voor politiek pragmatisme kan men aanhalen dat een regering wellicht een soort van kosten-baten analyse zal maken als ze ervaart dat haar kiezers een ingrijpende verschuiving in het drugbeleid willen. In zulke omstandigheden willen ze misschien de nodige energie steken in het uitdagen van het beperkende karakter van het huidige internationale drugcontrolesysteem.