Bron: Sociale Vraagstukken
Door Nicole Maalsté
7 mei 2012
Sinds 1 mei is de aanval op de coffeeshops geopend. Het OM probeert zo de aantasting van haar geloofwaardigheid tegen te gaan door de gedoogpraktijk minder zichtbaar te maken. Maar zolang de overheid de gedoogde voordeur en de niet-gedoogde achterdeur laat voortbestaan, zal het gedoogbeleid ongeloofwaardig blijven.
Op 1 mei 2012 traden in de zuidelijke provincies nieuwe maatregelen in werking, waardoor coffeeshops verplicht zijn om een ledenbestand bij te houden. Coffeeshops mogen alleen nog toegang verlenen aan 2000 leden per jaar die in Nederland woonachtig zijn. De invoering van deze maatregelen in de rest van Nederland volgt op 1 januari 2013. De maatregelen roepen niet alleen veel weerstand bij coffeeshopbezoekers en coffeeshopexploitanten. Veel gemeenteraadsleden en wetenschappers hebben het afgelopen jaar hun vrees uitgesproken voor ongewenste gevolgen en sommige burgemeesters hebben zelfs publiekelijk aangekondigd de maatregelen niet te zullen handhaven. Wat drijft het ministerie van Justitie en Veiligheid om deze impopulaire maatregelen toch door te voeren?
Om antwoord te kunnen geven op deze vraag moeten we terug naar het advies van de commissie Van de Donk[1] uit 2009 aan de overheid, waarin staat dat de huidige coffeeshop door gebrekkige en eenzijdige handhaving op veel plaatsen een vorm heeft gekregen die nooit bedoeld was. Daarbij doelen ze op zogenoemde ‘megacoffeeshops’, zoals de inmiddels gesloten coffeeshop Checkpoint in Terneuzen. Deze ‘hypershops’ leiden volgens de commissie tot problematische situaties. De nieuwe maatregelen moeten ervoor zorgen dat het fenomeen coffeeshop wordt teruggebracht naar hoe het oorspronkelijk was bedoeld: een kleinschalige voorziening met vooral een lokale/regionale functie in gebruik en teelt.
Problematisering van coffeeshops komt uit koker OM
Het idee dat grote coffeeshops per definitie tot problematische situaties leiden komt uit de koker van het Openbaar Ministerie. Dat is uitgewerkt in een intern rapport van de werkgroep Van der Burg.[2] Tijdens het congres ‘Wat doen wij met onze coffeeshops?’, dat op 18 juni 2009 plaatsvond, stelde Gerrit van der Burg (tegenwoordig hoofdofficier van het Landelijk Parket) dat we zijn ‘afgedreven van het ideaal van ‘your friendly neighbourhood coffeeshop’, waar de locals rustig een jointje roken, naar een drive-in voor massaal inkopende drugstoeristen, gerund door de georganiseerde misdaad’. Gedogen aan de voordeur dient daarom gepaard te gaan met krachtig optreden aan de achterdeur, aldus Van der Burg: ‘De criminaliteit die met de handel en teelt van softdrugs gepaard gaat, kan niet langer gezien worden als slechts een complicatie van het gedoogbeleid.’
Om dit idee kracht bij te zetten is het OM een strafrechtelijk onderzoek gestart naar een aantal grote coffeeshops. Met deze procedures hoopte het OM aan te tonen dat de betreffende coffeeshops eigenlijk criminele organisaties zijn. De rechtelijke macht heeft haar afkeuring over deze werkwijze van het OM inmiddels laten blijken door het OM in twee strafrechtelijke rechtszaken niet-ontvankelijk te verklaren. Hiermee kreeg het OM een forse tik op de vingers en blijft het onduidelijk of grote coffeeshops inderdaad onlosmakelijk verbonden zijn met criminele organisaties en overlastgevende situaties.
We kijken tegenwoordig heel anders tegen gedogen aan
Los van de vraag of grote coffeeshops inderdaad tot meer problemen leiden, is de wens van het OM voor een terugkeer naar oude tijden nog op een andere manier te verklaren. Veel Nederlanders vinden blowen normaal en coffeeshops zijn duidelijk zichtbare commerciële etablissementen geworden die door sommige bestuurders als normale bedrijven worden gezien. Dat past niet in beeld dat het Openbaar Ministerie van gedogen heeft.
De wijze waarop wij tegen gedogen aankijken is anno 2012 sterk veranderd. In de jaren zeventig en tachtig was gedogen een geloofwaardig antwoord op de problemen die er op dat moment bestonden. Halverwege de jaren negentig ontstonden er echter hevige discussies over gedoogpraktijken.[3] Daarin werd onder andere betoogd dat gedogen een houdbaarheidsdatum heeft en dat het gedogen van een winstgevend product met een grote marktvraag riskant is.
Het gedoogbeleid ten aanzien van cannabis bestaat inmiddels 35 jaar. Coffeeshops zijn uitgegroeid tot commerciële bedrijven waar veel winst mee te behalen valt. Dat geldt ook voor de gerelateerde illegale praktijken aan de achterdeur van de coffeeshop. Coffeeshops maken de consument en de behoefte aan cannabis zichtbaar. En zij leggen de dubbele moraal die de overheid ten aanzien van cannabis hanteert bloot. Die zichtbaarheid heeft ertoe geleid dat het gedogen steeds meer als een geloofwaardigheidsprobleem wordt ervaren. Het laat immers zien dat er stelselmatig niet handhavend wordt opgetreden tegen iets wat volgens de wet verboden is. Het gedoogbeleid ondermijnt daarmee de geloofwaardigheid van het OM.
Vanwege het gedoogbeleid heeft het OM zich jarenlang terughoudend opgesteld bij de vervolging van (strafrechtelijke praktijken rondom) coffeeshops. De bevoorrading van coffeeshops en de opslag van cannabisproducten in zogenoemde stashes (voorraadplekken) is al die tijd oogluikend toegestaan. Van der Burg stelt in zijn speech dat de achterdeurproblematiek[4] beter beheersbaar is wanneer voortaan alleen nog coffeeshops worden gedoogd, die zich richten op de lokale of regionale afzetmarkt. Het is maar de vraag of deze veronderstelling klopt.
Van OM moet gedoogpraktijk minder opvallend worden
In feite probeert het OM aantasting van haar geloofwaardigheid tegen te gaan door de gedoogpraktijk minder zichtbaar te maken. Dat is de eigenlijke reden waarom coffeeshops weer kleine onopvallende etablissementen moeten worden die niet al te zeer aanwezig zijn in het straatbeeld. Met de grote coffeeshops is de gedooghouding (niet ingrijpen, niet slagvaardig zijn) van het OM te veel aan het licht gekomen. En gedogen is in strijd met de eigenlijke taak van het OM: het opsporen en vervolgen van strafrechtelijke praktijken. Niet voor niets sprak een journalist van De Telegraaf in dit verband over een ‘gedoogbende’. Om serieus genomen te worden, moet het OM iets doen aan de té zichtbare gedoogpraktijken. Het minder zichtbaar maken van de gedoogpraktijk zal echter geen oplossing bieden voor de lange termijn.
De coffeeshop verandert momenteel van een openbare horecagelegenheid die voor alle meerderjarigen toegankelijk was in een besloten club die uitsluitend toegankelijk is voor Nederlandse ingezetenen. Daarmee komt een einde aan de coffeeshop zoals wij die tot nu toe kennen. Maar de nieuwe maatregelen van de overheid richten zich uitsluitend op de voordeur en zullen dus geen oplossing bieden voor de achterdeurproblematiek. De Algemene Rekenkamer beoordeelde het gedoogbeleid van de afgelopen decennia als niet handhaafbaar, omdat er spanning bestaat tussen de verschillende onderdelen ervan. Zij constateerde dat ‘consequent optreden van de gehele strafrechtketen tegen bedrijfsmatige hennepteelt moeilijk te combineren is met het expliciet gedogen van de detailverkoop en het impliciet gedogen van de inkoop. Deze houden immers een zekere acceptatie in van het product cannabis.’[5] Hiermee impliceert de Rekenkamer dat het huidige beleid niet geloofwaardig is. De oorsprong van dit geloofwaardigheidsprobleem ligt in de achterdeurproblematiek. Zolang de overheid de gedoogde voordeur en de niet-gedoogde achterdeur laat voortbestaan, zal het gedoogbeleid ongeloofwaardig blijven.
Nicole Maalsté (1966) is publicist en werkt als senioronderzoeker aan de Tilburgse School voor Politiek en Bestuur. Zij schreef het boek ‘Polderwiet’ en bestudeert de ontwikkelingen op het gebied van cannabis, coffeeshops en hennepteelt al ruim twintig jaar.
[1] Commissie Van de Donk (2009). Geen deuren maar daden. Nieuwe accenten in het Nederlandse drugsbeleid. Den Haag: advies aan de ministers van VWS, Justitie en BZK.
[2] Het coffeeshopbeleid. Beheersbaar, kleinschalig, controleerbaar (mei 2009).
[3] Justitiële Verkenningen. (1993). Themanummer ‘Grenzen aan het softdrugsbeleid’; Tweede Kamer (1996). Grenzen aan gedogen. Vergaderjaar 1996-1997, 25085, nr.2.
[4] Nederland gedoogt het verkopen van cannabis in coffeeshops (voordeur), maar heeft niets geregeld op het gebied van de productie en aanvoer van die cannabis (achterdeur).
[5] Algemene Rekenkamer, 2005, nota Handhaven en Gedogen.