De VS regering maakt reclame voor haar drugbeleid in Europa
Bron: Hungarian Civil Liberties Union
Door: Peter Sarosi
Het Bureau voor het Beleid inzake Verdovende Middelen (The Office of Narcotic Drug Control Policy, ONDCP) – een uitvoerend bureau van het Witte Huis – en het VS departement Buitenlandse Zaken organiseerden een “vraag verminderingsconferentie” op dezelfde datum (23 & 24 januari) als de regionale overlegronde “Beyond 2008” (lees ons artikel) in Budapest. Enkele Europese NGO’s vonden dit verdacht en vermoeden dat de VS regering de UNGASS evaluatieronde wil beïnvloeden. Toen de organisators om uitleg werd gevraagd, ontkenden ze met klem dat dat hun bedoeling was. Het is evenwel overduidelijk dat deze “vraag verminderingsconferentie” tot doel had het Amerikaanse drugbeleidsmodel te promoten bij centraal Europese beleidsmensen. De meeste deelnemers waren regeringsafgevaardigden van centraal Europese regio (Litouwen, Roemenië, Hongarije, Tsjechische Republiek, Slovenië en Polen) en een aantal vertegenwoordigers van NGO’s van Hongarije (zij werden waarschijnlijk uitgenodigd omdat hun deelname niets zou kosten). De conferentie was een chique gebeurtenis, zelfs voor regeringsnormen: deelnemers overnachtten in het duurste hotel (Kempinsky) en de receptie ging door in het duurste restaurant (Gundel) van Budapest.
De gastheer van deze conferenite was de Internationale Politie Academie (International Law Enforcement Academy, ILEA), een in Budapest gevestigde school die politieambtenaren van de regio traint (Ethan Nadelmann, professor van Princeton University, toonde in zijn laatste boek Policing the Globe aan dat de VS erg gedreven zijn om hun politionele systemen en mechanismen te exporteren over de hele wereld). Op de agenda stonden zaken zoals willekeurige drugtests op de werkvloer en in scholen, drugsvrije samenlevingen, het druggerechtshof systeem en “het nieuwste onderzoek over drugmisbruik”. De belangrijkste sprekers waren hooggeplaatste VS regeringsambtenaren, zoals Bertha K. Madras (onderdirecteur van ONDCP), Roger Pisani (creatief en onderzoeksleider van “The Partnership for a Drug-Free America”) en Wilson M. Compton (een bekend epidemioloog van het NIDA, National Institute on Drug Abuse). De enige Europese spreker op de conferentie was Neil McKegany, een wetenschapper uit Glasgow die vooral bekend staat om zijn scepticisme tegenover schadebeperkingsinitiatieven in het VK.
Doordat er geen enkele spreker was die de Europese aanpak van drugbeleid vertegenwoordigde (zoals schadebeperking in theorie en praktijk), kreeg je een eenzijdig, vervormd verhaal te horen dat er vanuit ging dat de VS regering de sleutel bezit om alle drugproblemen op te lossen, terwijl Europese regeringen en de burgermaatschappij de bal volledig mis slaan. De mogelijkheid om vragen te stellen na elke presentatie kan men bezwaarlijk beschouwen als voldoende tijd voor een echte dialoog en uitwisseling van ervaringen. Geen wonder dat de meeste Europese deelnemers die ik sprak zich nogal kritisch uitlieten over de manier waarop de conferentie was opgevat. De gevolgen van het Amerikaanse “war on drugs”-beleid van de afgelopen decennia liegen er ook niet om: onmenselijke, agressieve strafwetten die uitmonden in een immer groeiende gevangenisbevolking, een stijgende of minstens gelijkblijvende verspreiding van problematisch druggebruik bij jongere generaties, escalerend bendegeweld op de straten, corruptie en racistische vervolging in het dagelijkse politiewerk, meer en snellere besmettingen van ziekten in het bloed bij injecterende druggebruikers en gemakkelijk toegang tot illegale drugs voor elke bevolkingsgroep (Drug War Facts). Eigenlijk is het helemaal niet makkelijk om dit drugbeleid te promoten als hét succesvolle model om drugproblemen aan te pakken. Vooral niet in de Europese Unie, waar de belangrijkste aanwijzingen van drugproblemen (zoals aantallen gebruikers bij jongeren, aantal HIV/AIDS besmettingen bij injecterende gebruikers, het aantal gevangen en druggerelateerde misdaad) in de verste verte niet zo rampzalig zijn als in de VS. Het is tamelijk absurd dat de VS regering probeert deze mislukte pogingen om het druggebruik de kop in te drukken, wil op dringen aan anderen, vooral vanwege de duizenden onbedoelde neveneffecten die ze veroorzaakten. Uit het grootste onderzoek (76.000 studenten over 3 jaar in 722 scholen) ooit gevoerd naar willekeurige drugtests door de universiteit van Michigan bleek dat deze het beoogde doel niet bereiken (hier vindt u gedetailleerde kritiek op drugtest voor studenten).
Het schoolhoofd van Hunterdon Central Regional High School in New Jersey, Christina Steffner, die de presentatie over willekeurige drugtest verzorgde, vergat dit onderzoek zelfs maar te vermelden. Toen haar gevraagd werd naar de eventuele negatieve effecten van willekeurige drugtests op scholen, verklaarde ze dat er alleen maar positieve gevolgen zijn. Ze verwees wel naar de SATURN studie (Student-Athlete Testing Using Random Notification), terwijl dokter Linn Goldberg, de hoofdauteur die deze studie leidde, in de New-York Times liet optekenen: “Het grote idee achter het drugtesten is dat je kinderen een reden moet geven om geen drugs te gebruiken. De drugtest wil deze reden zijn. Maar dat is niet wat wij ontdekten … We vonden geen enkel bewijs dat de drugtest een afschrikmiddel zou kunnen zijn”. Toen deelnemers de vraag stelden of deze afschrikmethode er niet toe leidde dat precies de meest kwetsbare leerlingen niet meer deelnemen aan vrijwillige naschoolse activiteiten, antwoordde ze dat de drugtests op studenten het aantal deelnemers aan naschoolse activiteiten zelfs had doen stijgen. Hierbij moet wel vermeld dat de studie in Hunterdon het werk was van dezelfde mensen die de drugtests hadden ingevoerd in de school. De studie werd niet gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift en er staat weinig in over de manier waarop de gegevens werden verkregen. Echt wetenschappelijk onderzoek toont aan dat naschoolse activiteiten jongeren kunnen beschermen tegen de schadelijke gevolgen van drugmisbruik. Daarom zijn ook zo veel Amerikaanse professionele organisaties, zoals de Amerikaans Vereniging van Kinderartsen, gekant tegen drugtests voor schoolgaande jongeren. Het overgrote deel van de presentaties op de conferentie kan weerlegd worden enkel met Amerikaans onderzoeksresultaten; een duidelijk bewijs dat het officiële VS drugbeleid zichzelf heeft afgesloten van de realiteit. Zelfs het systeem met drugrechtbanken – waarbij drugovertreders gerechtelijk doorgesluisd worden naar drugbehandelingscentra – is maar een halfslachtige poging om de schade veroorzaakt door de oorlog tegen drugs (de massale opsluiting van druggebruikers) enigszins in te perken.
Ik denk dat het meest effectieve beleid om de vraag naar drugs te verminderen gevoerd werd in Zwitserland eind jaren 90. Dit beleid heroriënteerde het drugbeleid en pakte drugproblemen aan als een volksgezondheidskwestie en minder als een politiezaak. De Zwitserse regering richtte instellingen op waar drugs gecontroleerd geïnjecteerd werden om het aantal overdosissen, de verspreiding van HIV/AIDS en hepatitis tegen te gaan. Ze begonnen met methadon en heroïne op voorschrift voor de meest problematische druggebruikers (opiaatverslaafden), hielpen hen met huisvesting en werk en motiveerden hen om verder te gaan op de weg van het herstel. In juni publiceerden Zwitserse onderzoekers een artikel in het prestigieuze Britse medisch tijdschrift, The Lancet, waarin vermeld werd dat het heroïnegebruik met 80% was afgenomen in de laatste 13 jaar, toen heroïnegebruikers niet massaal werden opgesloten zoals in de VS, maar door de overheid gecontroleerde heroïne kregen. Nog een vervelende waarheid voor ONDCP ambtenaren is dat een groter deel van de Amerikaanse tieners marihuana gebruiken dan in Nederland. In de VS is wiet des duivels en wordt er elke 40 seconden een wietroker gearresteerd, terwijl in Nederland volwassenen in een coffeeshop marihuana kunnen kopen, zonder dat ze politieingrijpen moeten vrezen. Als de titel van de conferentie – “Wat werkt effectief bij het verminderen van druggebruik” – ernstig bedoeld werd door de organisatoren, dan hadden ze beter deze feiten eens onderzocht zodat ze van Europa kunnen leren hoe je een effectief drugbeleidskader opzet. Bovendien hoeven ze geen Europeanen uit te nodigen om iets te leren over de ‘goede praktijk’ op het gebied van drugbeleid: er zijn vele professionele organisaties in de VS die alternatieven gebaseerd op wetenschappelijk bewijs, naar voor schuiven als alternatief voor de anti-drug kruistocht, Drug Policy Alliance, the Commonsense for Drug Policy, the Harm Reduction Coalition of the American Civil Liberties Union. De vraag blijft waarom de VS regering niet luistert naar haar eigen onderzoekers en burgers; en waarom voelt ze de behoefte om haar mislukte drugbeleid op te dringen aan Europa?